ECLI:NL:RBUTR:2007:BA7385

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
17 januari 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
209882/FA RK 06-1419
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Ontkenning van vaderschap na overlijden van de juridische vader door erfgenamen

In deze zaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 17 januari 2007, gaat het om de ontkenning van het vaderschap na het overlijden van de juridische vader door zijn erfgenamen. De verzoekers, drie kinderen van de overleden man, hebben verzocht om het vaderschap van hun vader ten aanzien van hun minderjarige zus, [het kind], te ontkennen. De vrouw, de moeder van [het kind], heeft erkend dat de man niet de biologische vader is, maar stelt dat hij nooit stappen heeft ondernomen om dit juridisch te ontkennen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de man, ondanks zijn wetenschap dat hij niet de biologische vader was, zich als zodanig heeft gedragen en zorg heeft gedragen voor [het kind]. De rechtbank overweegt dat de man aanwezig was bij de bevalling, aangifte heeft gedaan van de geboorte en samen met de vrouw de naam van [het kind] heeft gekozen. De rechtbank heeft ook gekeken naar het testament van de man, waarin hij ontkent de vader te zijn, maar concludeert dat dit niet betekent dat hij zijn juridische status als vader wilde opgeven. De bijzondere curator heeft geadviseerd het verzoek tot ontkenning van het vaderschap af te wijzen, omdat het belang van [het kind] bij het behoud van een juridische vader groter is dan het belang van de verzoekers. De rechtbank komt tot de conclusie dat de verzoekers geen recht hebben op ontkenning van het vaderschap, omdat de man zijn recht om dit te verzoeken had verwerkt door zijn gedrag. De rechtbank wijst het verzoek tot ontkenning van het vaderschap af.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 209882 / FA RK 06-1419
ontkenning vaderschap
Beschikking van 17 januari 2007
in de zaak van
1. [verzoeker sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [verzoeker sub 2],
wonende te [woonplaats],
3. [verzoeker sub 3],
wonende te [woonplaats],
verzoekers,
procureur mr. E.N. Bouwman
tegen
[de vrouw],
wonende te [woonplaats],
nader te noemen de vrouw,
procureur mr. R. Vleugel,
met als belanghebbende
mr. A.M.C.J. KLOSTERMANN,
kantoorhoudende te Utrecht,
in haar hoedanigheid van bijzondere curator
over de minderjarige [het kind].
1. Verloop van de procedure
De rechtbank heeft kennisgenomen van de stukken, waaronder het ter griffie ingediende verzoekschrift tot ontkenning vaderschap en het ingediende verweerschrift.
Bij beschikking van 28 juni 2006 heeft deze rechtbank mr. A.M.C.J. Klostermann benoemd tot bijzondere curator over voornoemde minderjarige.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de nadien ingekomen stukken, waaronder het verslag van de bijzondere curator.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 27 november 2006.
2. Vaststaande feiten
- De vrouw is op 22 mei 2002 te Banjul, Gambia, gehuwd met
[de man], de vader van verzoekers, nader te noemen de man.
- Op 10 november 2004 is te Nieuwegein uit de vrouw geboren
[het kind].
- De man is op 25 april 2005 overleden. Hij had de Nederlandse nationaliteit.
- De vrouw heeft de Gambiaanse nationaliteit.
3. Beoordeling van het verzochte
Op grond van artikel 2 lid 1 juncto artikel 1 lid 1 van de Wet Conflictenrecht Afstamming dient het verzoek tot ontkenning van het vaderschap te worden beoordeeld naar Nederlands recht, nu de man en de vrouw geen gemeenschappelijke nationaliteit hadden en hun gewone verblijfplaats zich laatstelijk in Nederland bevond.
Verzoekers hebben het verzoek tot ontkenning van het vaderschap tijdig ingediend.
Verzoekers hebben gesteld dat de man niet de biologische vader is van [het kind]. Tevens voeren zij als grond voor het verzoek aan dat de man in zijn testament heeft ontkend de vader van [het kind] te zijn.
De vrouw heeft erkend dat de man niet de verwekker van voornoemde minderjarige is.
Zij stelt dat dit ook bij de man bekend was. De man zou echter hebben aangegeven geen stappen te ondernemen om het juridisch vaderschap ten aanzien van haar dochter te ontkennen. De vrouw interpreteert het testament dan ook niet als een wilsuiting van de man om een procedure als onderhavige te starten.
De bijzondere curator heeft in haar verslag geadviseerd het verzoek af te wijzen, nu zij het belang van [het kind] bij het bestaan van een juridische vader groter acht dan het belang van verzoekers bij ontkenning van het vaderschap.
De rechtbank overweegt als volgt.
Zowel verzoekers als de vrouw hebben verklaard dat [het kind] in februari 2004 is verwekt en dat de man op dat moment in Nederland was. Gelet hierop en de onbetwiste stelling van verzoekers dat de man zich ver voor het huwelijk met de vrouw had laten steriliseren, acht de rechtbank het aannemelijk dat de man ten tijde van de geboorte van [het kind] op
10 november 2004 wist dat hij niet haar biologische vader was.
De rechtbank overweegt dat de man er ondanks deze wetenschap kennelijk voor heeft gekozen om gehuwd te blijven met de vrouw en zorg te dragen voor [het kind].
Zo is komen vast te staan dat de man aanwezig is geweest bij de bevalling van de vrouw, dat hij aangifte heeft gedaan van de geboorte van [het kind] en dat hij samen met de vrouw de keuze heeft gemaakt om [het kind] zijn achternaam te geven. Ook heeft de man samen met de vrouw de voor de baby benodigde spullen aangeschaft en gezorgd voor de inrichting van de babykamer. Uit de door de vrouw getoonde foto's blijkt daarnaast dat de man zich ook daadwerkelijk met de verzorging van [het kind] heeft beziggehouden.
De rechtbank leidt uit de handelwijze van de man af dat hij zowel voor als na de geboorte van [het kind] niet de wens had om het vaderschap te ontkennen en dat hij de verantwoordelijkheid voor de verzorging en opvoeding van [het kind] heeft aanvaard. Het enkele feit dat de man in zijn testament van 17 februari 2005 melding maakt van het feit dat hij ontkent de vader te zijn van [het kind] kan, anders dan verzoekers stellen, ook niet tot de conclusie leiden dat de man zijn status als juridische vader van [het kind] ongedaan wilde maken. De man heeft immers toen ook geen stappen ondernomen om een procedure aanhangig te maken.
Nu de man zich, zoals in het bovenstaande staat beschreven, duidelijk als vader van [het kind] heeft opgesteld en met hem en de moeder een gezin heeft gevormd, terwijl hem bekend was dat hij niet de biologische vader was, is de rechtbank van oordeel dat de man zijn recht om ontkenning van het vaderschap te verzoeken had verwerkt. Dit brengt met zich dat de verzoekers evenmin nog het recht toekomt om ontkenning van het vaderschap te verzoeken. De rechtbank zal het verzoek tot ontkenning van het vaderschap dan ook afwijzen.
4. Beslissing
De rechtbank wijst het verzoek af.
Deze beschikking is gegeven door mr. Z.J. Oosting, kinderrechter, in tegenwoordigheid van mr. drs. J.M.J. Mutsaers, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 17 januari 2007.