ECLI:NL:RBUTR:2007:BA5651

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
216874/ HA ZA 06-1888
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vernietiging van een afvloeiingsregeling wegens tegenstrijdig belang en de gevolgen voor de betrokken partijen

In deze zaak, uitgesproken op 16 mei 2007 door de Rechtbank Utrecht, betreft het een geschil tussen [eiseres] en Tiscali B.V. over de geldigheid van een afvloeiingsregeling die op 10 maart 2005 was gesloten. [eiseres], die als statutair bestuurder bij Tiscali werkzaam was, vorderde nakoming van de afvloeiingsregeling, terwijl Tiscali zich op het standpunt stelde dat deze regeling nietig was vanwege een tegenstrijdig belang. De rechtbank oordeelde dat er sprake was van een indirect tegenstrijdig belang, aangezien [eiseres] de echtgenote was van [bestuurder 1], die de overeenkomst namens Tiscali had ondertekend. De rechtbank benadrukte dat [bestuurder 1] zijn informatieplicht had geschonden door de algemene vergadering van aandeelhouders niet op de hoogte te stellen van het tegenstrijdige belang. Hierdoor kon Tiscali de afvloeiingsregeling vernietigen. De rechtbank wees de vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten. Dit vonnis onderstreept het belang van transparantie en het naleven van wettelijke verplichtingen bij het aangaan van overeenkomsten binnen vennootschappen, vooral wanneer er persoonlijke belangen in het spel zijn.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 216874 / HA ZA 06-1888
Vonnis van 16 mei 2007
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. B.F. Keulen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
TISCALI B.V.,
gevestigd te Haarlem, kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. J.M. van Noort.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Tiscali genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 27 september 2006;
- het proces-verbaal van comparitie van 17 januari 2007.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. [eiseres] is op 1 juli 2001 in dienst getreden bij World Online B.V., een rechtsvoorgangster van Tiscali, in de functie van Director Human Resources. [eiseres] werd per 14 juni 2004 benoemd als statutair bestuurder (“managing director A”) van Tiscali. Haar laatst verdiende salaris bedroeg EUR 18.814,50 bruto per maand exclusief 8% vakantietoeslag.
2.2. Naast [eiseres] waren de heer [bestuurder Tiscali], hierna [bestuurder 1], en Tiscali International B.V. statutair bestuurder van Tiscali. Tiscali International was tevens enig aandeelhouder van Tiscali.
2.3. Van Tiscali International B.V. waren de heren [bestuurder 1], [bestuurder 2] en [bestuurder 3] statutair bestuurder. Enig aandeelhouder van Tiscali International B.V. was World Online International N.V., waarvan 99,5% van de aandelen werden gehouden door Tiscali S.p.A.
2.4. In februari 2005 zijn [eiseres] en [bestuurder 1] in het huwelijk getreden.
2.5. Op 10 maart 2005 is door [eiseres] en [bestuurder 1] een overeenkomst gesloten, hierna te noemen: de afvloeiingsregeling. In de afvloeiingsregeling is opgenomen:
“Beste [eiseres],
De afgelopen jaren heb je een zeer belangrijke bijdrage geleverd aan de groei en continuiteit van ons bedrijf. Met name het laatste jaar heb je, samen met de andere collega Board members zeer succesvol gewerkt aan het doen groeien van met name Tiscali NL en meegewerkt aan de verkoop van de Scandinavische en Belgische entiteiten.
Daarbij zijn we ons er terdege van bewust geweest, dat je hierdoor ook geconfronteerd zou kunnen worden met de consequenties voor je eigen functie, namelijk dat deze te eniger tijd zou kunnen ophouden te bestaan.
Om de gevolgen hiervan voor jou te beperken zijn wij hetvolgende overeengekomen, in lijn met de beeidigingsvoorstellen zoals gedaan aan je collega Boardmembers. Bij een beeindiging van de arbeidsovereenkomst anders dan op jouw eigen initiatief en/of bij een change of control, zijnde verkoop zittende aandeelhouders of verandering van 50% aandeelhouders of verandering van zeggenschap door verkoop zittende aandeelhouders in Tiscali S.p.A. en/of Tiscali International B.V. geldt in jouw geval dat de arbeidsovereenkomst tussen jou en Tiscali B.V. zal worden beeindigd via een geregelde ontbindingsprocedure bij de kantonrechter op basis van een beeindigingsvergoeding van 3 jaarsalarissen, gebaseerd op 12 maandsalarissen inclusief vakantiegeld. Los daarvan zal een regeling worden getroffen die er op ziet dat je de jou ter beschikking gestelde lease auto kan blijven gebruiken gedurende een periode van drie jaar waarbij de kosten van benzine en onderhoud voor jouw rekening zullen komen.
Met het ondertekenen van deze overeenkomst vervallen voorgaande overeenkomsten ten aanzien van beeindigingsvergoedingen.
[bestuurder 1]
CEO
Tiscali S.p.A.”
2.6. Tiscali International B.V. heeft [eiseres] per e-mail van 8 december 2005 te kennen gegeven voornemens te zijn op 12 december 2005 een besluit te nemen over ontslag van [eiseres] als statutair directeur van Tiscali. Daarbij is aangegeven:
“The reasons for the proposed decision are the following.
a. It has recently come to our attention that you agreed to an alleged contractual severance agreement dated March 10, 2005 signed by your husband in his capacity of former CEO of Tiscali SpA. First of all we point out that the terms of remuneration of a managing director of Tiscali B.V. are decided upon solely by the general meeting of shareholders (Article 20 of the Articles of Association). As managing director you must have been aware of this. As no resolution of the shareholder was taken, the contractual arrangement is null and void and to the extent necessary its nullity is hereby explicitly invoked. Furthermore you should have been very much aware that entering into such an agreement with your husband as alleged representative of the Tiscali Group is improper as your husband obviously had a serious conflict of interest. By not informing the shareholder of this arrangement which was never approved by any of other persons than your husband you have violated the principles of reasonableness and fairness. Furthermore the contractual arrangement is not in accordance with the normal standards applicable in the Netherlands.
b. As you know Tiscali B.V. has had to face and may yet face a lot of bad press coverage due to relationships with suppliers in possible conflict of interest. Notwithstanding the fact we cannot yet ascertain whether the rumours and the stories in the press are true or not and if so to which extent, we deem that your position as Managing director may trigger additional damages to the Company in the current situation.
c. It seems fair to state at this moment, given the tone of your answer to Mr. Pompei, that there is a serious damage to your position as managing director of Tiscali BV.
As a consequence of the above we have come to the preliminary conclusion that a fruitful continuation of your present position is not in the best interest of Tiscali BV and that there is insufficient trust in your capacity of managing director.
As you are presently ill we will not give notice if and when the shareholders resolution would be adopted. We will take appropriate measures with regard to the ongoing employment agreement in the near future should we adopt the shareholders resolution.
In view of the above we think it would be wise if we would not burden our relationship further than necessary in this stage and therefore we kindly request you to remain on “garden leave” to the extent that you are not yet prevented from performing your duties by illness. It goes without saying that if you agree to remaining on garden leave this will not be held against you in any manner. We will continue to pay your wages and fringe benefits during the period of garden leave in full.”
2.7. Bij besluit van 12 december 2005 heeft de algemene vergadering van aandeelhouders van Tiscali besloten [eiseres] per direct te ontslaan als managing director A.
2.8. In de statuten van Tiscali is opgenomen:
“22.1. De directie alsmede iedere directeur A afzonderlijk en een bestuurder B gezamenlijk handelend met een bestuurder A is bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen.
22.2. Indien een directeur in privé een overeenkomst met de vennootschap sluit of in privé enigerlei procedure tegen de vennootschap voert, kan de vennootschap ter zake worden vertegenwoordigd door een van de andere directeuren, tenzij de algemene vergadering daartoe een persoon aanwijst of de wet op andere wijze in de aanwijzing voorziet. Zodanige persoon kan ook zijn de directeur, te wiens aanzien het strijdig belang bestaat. Indien een directeur op een andere wijze dan in de eerste zin van dit lid omschreven een belang heeft, dat strijdig is met dat van de vennootschap, is hij, evenals iedere andere directeur, bevoegd de vennootschap te vertegenwoordigen.”
3. Het geschil
in conventie
3.1. [eiseres] vordert, samengevat:
- veroordeling van Tiscali tot betaling van EUR 731.507,76;
- veroordeling van Tiscali om haar gedurende drie jaar de haar gedurende het dienstverband ter beschikking gestelde auto wederom ter beschikking te stellen, dan wel een vergoeding te betalen van EUR 90.000,00;
een en ander vermeerderd met rente en kosten.
3.2. [eiseres] stelt ter onderbouwing van haar vordering dat zij met Tiscali de afvloeiingsregeling is overeengekomen. Zij meent dat Tiscali ten onrechte geen uitvoering geeft aan de afvloeiingsregeling en vordert daarom nakoming daarvan.
3.3. Tiscali voert verweer. Zij stelt allereerst dat [eiseres] de verkeerde rechtspersoon heeft gedagvaard, nu [eiseres] de afvloeiingsregeling niet heeft gesloten met Tiscali B.V., maar met Tiscali S.p.A.
Ten tweede stelt Tiscali zich op het standpunt dat de afvloeiingsregeling dient te worden gekwalificeerd als een arbeidsvoorwaarde als bedoeld in artikel 2:245 BW. Op grond van artikel 2:245 BW dienen arbeidsvoorwaarden van bestuurders te worden vastgesteld bij besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders. Er is echter geen aandeelhoudersbesluit genomen met betrekking tot de afvloeiingsregeling. Als gevolg daarvan is deze nietig.
Voorts stelt Tiscali dat er een (indirect) tegenstrijdig belang bestond tussen [bestuurder 1] en Tiscali toen [bestuurder 1] de afvloeiingsregeling sloot en dat [bestuurder 1] in strijd met artikel 2:256 BW heeft nagelaten dit te melden aan de algemene vergadering van aandeelhouders van Tiscali. Volgens Tiscali heeft artikel 2:256 BW externe werking omdat [eiseres] als echtgenote van [bestuurder 1] en als statutair directeur van Tiscali wist of behoorde te weten dat er sprake was van een tegenstrijdig belang. Het besluit tot het aangaan van de afvloeiingsregeling en de afvloeiingsregeling zijn daarom vernietigbaar.
Daarnaast is de afvloeiingsregeling volgens Tiscali ongehoord ruim en heeft dit tot gevolg dat deze op grond van artikel 2:8 BW vernietigbaar is.
Tenslotte stelt Tiscali dat de afvloeiingsregeling slechts zou gelden als de functie van [eiseres] zou komen te vervallen. Volgens Tiscali is de functie van [eiseres] echter niet vervallen, maar heeft [eiseres] zelf het initiatief genomen om de arbeidsovereenkomst te beëindigen.
in reconventie
3.4. Tiscali vordert, samengevat:
- een verklaring voor recht dat het besluit tot het aangaan van de afvloeiingsregeling van 10 maart 2005 nietig is op grond van artikel 2:14 BW, subsidiair vernietiging van het besluit tot het aangaan van de afvloeiingsregeling van 10 maart 2005 op grond van artikel 2:15 lid 3 BW;
- veroordeling van [eiseres] tot betaling van EUR 121,71 vermeerderd met wettelijke rente.
3.5. Tiscali baseert haar vordering voor de verklaring voor recht op de door Tiscali gestelde strijd met de artikelen 2:245 BW, 2:256 BW en 2:8 BW.
Ter onderbouwing van haar vordering tot betaling van EUR 121,71 stelt Tiscali dat aan [eiseres] een auto ter beschikking was gesteld die op benzine reed. Met een eveneens ter beschikking gestelde tankpas mocht [eiseres] de benzine voor (uitsluitend) deze auto betalen. Volgens Tiscali heeft [eiseres] echter de aan haar verstrekte tankpas drie maal gebruikt om getankte diesel te betalen, die niet voor haar eigen auto bestemd kan zijn geweest. Tiscali vordert het daarvoor betaalde bedrag van EUR 121,71 van [eiseres] terug.
3.6. [eiseres] voert verweer. Zij betwist dat de afvloeiingsregeling een arbeidsvoorwaarde is in de zin van artikel 2:245 BW. Voor zover de afvloeiingsregeling al als arbeidsvoorwaarde moet worden gekwalificeerd, geldt volgens [eiseres] dat deze is vastgesteld door [bestuurder 1], die zelfstandig bevoegd directeur was van Tiscali International B.V., de 100% aandeelhouder van Tiscali. [eiseres] stelt voorts dat het binnen Tiscali gebruikelijk was dat een minimum aan formele aandeelhoudersbesluiten werd genomen en dat zij er daarom op mocht vertrouwen dat [bestuurder 1] bevoegd was Tiscali International B.V. op deze wijze te binden.
[eiseres] betwist voorts dat er sprake is van een tegenstrijdig belang. Volgens haar kan daar volgens de statuten slechts sprake van zijn wanneer een directeur in privé een overeenkomst met de vennootschap sluit of in privé enigerlei procedure tegen de vennootschap voert. Daarvan is in het onderhavige geval geen sprake. Voor zover er al sprake zou zijn van een tegenstrijdig belang betwist [eiseres] dat zij dat wist of behoorde te weten. Volgens haar heeft Tiscali tientallen vergelijkbare beëindigingregelingen gesloten die zij wel is nagekomen. Daar komt bij dat de heer [bestuurder 2], die evenals [bestuurder 1] zelfstandig bevoegd directeur was van Tiscali International B.V., op de hoogte was van de afvloeiingsregeling.
Omdat Tiscali tientallen vergelijkbare beëindigingregelingen heeft gesloten, betwist [eiseres] dat het besluit om een beëindigingregeling met haar te sluiten strijdig is met de redelijkheid en billijkheid.
Tenslotte betwist [eiseres] dat het initiatief tot beëindiging van de arbeidsrelatie aan haar zijde lag.
3.7. Met betrekking tot de vordering van EUR 121,71 betwist [eiseres] diesel getankt te hebben. Zij heeft een verklaring in het geding gebracht van Automobielbedrijf De Viersprong, het tankstation waar zij gewoonlijk tankt, waarin is opgenomen dat het wel eens voorkomt dat op een rekening diesel wordt vermeld terwijl in werkelijkheid benzine is getankt.
4. De beoordeling
in conventie en in reconventie
4.1. Tiscali heeft allereerst gesteld dat [eiseres] niet-ontvankelijk moet worden verklaard omdat zij niet met Tiscali maar met Tiscali S.p.A. de afvloeiingsregeling heeft getroffen. De rechtbank volgt Tiscali niet in deze redenering.
Vast staat dat tussen [eiseres] en Tiscali sprake was van een arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat de werkgeversverplichtingen jegens [eiseres] op Tiscali rustten. De afvloeiingsregeling beoogt de financiële gevolgen voor [eiseres] te regelen van de beëindiging van de arbeidsovereenkomst. Met dat doel voorziet de regeling in een recht van [eiseres] op een schadeloosstelling in de vorm van een bedrag ineens en het voortgezet gebruik van de haar door Tiscali ter beschikking gestelde lease-auto.
Deze verplichtingen dienen gelet op de inhoud en strekking daarvan, aangemerkt te worden als betrekking hebbende op de arbeidsovereenkomst. Dit betekent dat, tenzij anders overeengekomen, de verplichtingen uit de afvloeiingsregeling op Tiscali rusten en dus Tiscali in zoverre ook als contractspartij heeft te gelden.
Dat [eiseres] en [bestuurder 1] anders overeengekomen zijn, en in het bijzonder Tiscali S.p.A. als contractpartij hebben beschouwd, is gelet op hun eenstemmige verklaringen op dit punt niet gebleken en kan evenmin worden afgeleid uit het enkele feit dat [bestuurder 1] heeft getekend met vermelding van zijn op dat moment juiste functie van CEO Tiscali S.p.A.
4.2. Of de afvloeiingsregeling als bezoldiging in de zin van artikel 2:245 BW heeft te gelden en daaraan een geldig besluit van de algemene vergadering van aandeelhouders van Tiscali ten grondslag ligt, kan in het midden blijven indien Tiscali een beroep op vernietiging van de afvloeiingsregeling toekomt op grond van artikel 2:256 BW. Dat beroep heeft zij in conventie bij wijze van verweer gedaan, en in reconventie heeft Tiscali dienovereenkomstig de vernietiging van het aan de afvloeiingsregeling ten grondslag liggende besluit gevorderd. Daarom zal de rechtbank allereerst de stelling van Tiscali beoordelen dat sprake was van een tegenstrijdig belang tussen de heer [bestuurder 1] en Tiscali en/of Tiscali International bij het aangaan van de afvloeiingsregeling.
4.3. De rechtbank stelt voorop dat van een tegenstrijdig belang in de zin van artikel 2:256 BW niet alleen sprake kan zijn wanneer de vennootschap een rechtshandeling verricht met haar bestuurder (het directe tegenstrijdig belang) maar ook indien het gaat om een handeling verricht tussen de vennootschap en een derde tot wie de bestuurder in een bijzondere verhouding staat (het indirecte tegenstrijdig belang).
De echtgenoot is een derde tot wie de bestuurder in een bijzondere verhouding staat. In het onderhavige geval waarin Tiscali, vertegenwoordigd door [bestuurder 1], een overeenkomst (de afvloeiingsregeling) sluit met zijn echtgenote, [eiseres], is derhalve sprake van een (indirect) tegenstrijdig belang.
4.4. In de laatste volzin van artikel 2:256 BW is bepaald dat de algemene vergadering in geval sprake is van een tegenstrijdig belang, steeds bevoegd is andere personen dan commissarissen aan te wijzen om de vennootschap te vertegenwoordigen. De achtergrond van deze dwingendrechtelijke bepaling is dat het risico, voortspruitend uit de mogelijkheid dat de bestuurder bij zijn handelen, dat gericht moet zijn op het belang van de vennootschap, zich laat leiden door zijn persoonlijke belang in plaats van (uitsluitend) het belang van de vennootschap dat hij heeft te dienen. Uit de jurisprudentie van de Hoge Raad volgt dat vanwege deze achtergrond in het algemeen op het bestuur de plicht rust om de algemene vergadering zo tijdig te informeren over de aanwezigheid van een tegenstrijdig belang, dat zij in de gelegenheid is haar bevoegdheid uit te oefenen. Het dwingendrechtelijk karakter van de laatste volzin van artikel 2:256 BW brengt met zich dat deze informatieplicht van de bestuurder ook geldt in gevallen als de onderhavige, waarin in de statuten is opgenomen dat een directeur – ingeval van een indirect tegenstrijdig belang – bevoegd blijft de vennootschap te vertegenwoordigen. Wordt nagelaten deze informatie te verschaffen, dan kan een door het bestuur in een dergelijk geval genomen besluit op vordering van iedere belanghebbende, onder wie de aandeelhouder, in rechte worden vernietigd ex artikel 2:15 BW, zo volgt uit het arrest van de Hoge Raad van 3 mei 2002 (NJ 2002, 393).
4.5. Op grond van het onder ?4.4 overwogene, mocht van [bestuurder 1], als bestuurder van Tiscali, verwacht worden dat hij de algemene vergadering van aandeelhouders van Tiscali – in dit geval zijnde Tiscali International B.V., de enig aandeelhouder – op de hoogte zou stellen van het bestaande tegenstrijdig belang. Nu de enig aandeelhouder van Tiscali een rechtspersoon is, diende [bestuurder 1] het bestuur van Tiscali International B.V., dat werd gevormd door [bestuurder 1] zelf, [bestuurder 2] en [bestuurder 3], op de hoogte te stellen.
[eiseres] heeft gesteld dat [bestuurder 1] de heer [bestuurder 2] op de hoogte heeft gesteld van de afvloeiingsregeling. Als daar al van wordt uitgegaan – Tiscali betwist dat [bestuurder 1] [bestuurder 2] op de hoogte heeft gesteld onder verwijzing naar een verklaring van [bestuurder 2] – leidt dit naar het oordeel van de rechtbank niet tot de conclusie dat [bestuurder 1] heeft voldaan aan de informatieplicht van artikel 2:256 BW, laatste volzin. Uit de stellingen van [eiseres] volgt niet dat [bestuurder 1] het bestuur op de hoogte heeft gesteld van het bestaan van een tegenstrijdig belang maar dat [bestuurder 1] de heer [bestuurder 2] op de hoogte heeft gesteld van het bestaan van de afvloeiingsregeling. Deze was toen dus al tot stand gekomen. Zoals hiervoor onder ?4.4 is overwogen, is de bedoeling van de tegenstrijdig belang-regeling dat de algemene vergadering zo tijdig op de hoogte wordt gesteld van het bestaan van een tegenstrijdig belang dat zij nog in staat is haar bevoegdheid uit te oefenen om een (andere) vertegenwoordiger aan te wijzen. Door pas na het sluiten van de overeenkomst bij het aangaan waarvan tegenstrijdig belang bestaat, melding te maken van het bestaan van deze overeenkomst, wordt de algemene vergadering niet in de gelegenheid gesteld van haar bevoegdheid gebruik te maken.
Gezien deze omstandigheden is de rechtbank van oordeel dat [bestuurder 1] niet heeft voldaan aan zijn verplichting om de aandeelhouder op de hoogte te stellen van het bestaan van een tegenstrijdig belang.
4.6. Als gevolg van het onder ?4.5 overwogene, kan Tiscali zowel het door het bestuur van Tiscali genomen besluit als de afvloeiingsregeling vernietigen. De vraag of een dergelijke vernietiging ook jegens [eiseres] kan worden ingeroepen, dient te worden beantwoord aan de hand van de criteria die de Hoge Raad hierover heeft gegeven in zijn uitspraak van 11 september 1998 (NJ 1999, 171 Mediasafe II). In dit arrest heeft de Hoge Raad bepaald dat de vraag of artikel 2:256 BW in beginsel externe werking heeft in die zin dat in het geval van een door de bestuurder namens de vennootschap met een derde verrichte rechtshandeling de eventuele onbevoegdheid van de bestuurder op grond van deze wetsbepaling door de vennootschap aan die derde kan worden tegengeworpen, in beginsel bevestigend moet worden beantwoord. Volgens de Hoge Raad kan een uit artikel 2:256 BW voortvloeiende onbevoegdheid van een bestuurder aan derden worden tegengeworpen indien de daarin bedoelde tegenstrijdigheid tussen het belang van de vennootschap en dat van de betrokken bestuurder ten tijde van het verrichten van de rechtshandeling aan de derde bekend was, dan wel bekend had behoren te zijn.
De rechtbank is van oordeel dat het [eiseres] als echtgenote van [bestuurder 1] voldoende duidelijk moet zijn geweest dat sprake was van een tegenstrijdig belang tussen Tiscali en [bestuurder 1], die Tiscali als bestuurder bij het aangaan van de afvloeiingsregeling vertegenwoordigde. Een en ander geldt temeer nu [eiseres] zelf statutair bestuurder was van Tiscali, zodat van haar eerder dan van een gemiddelde werknemer verwacht mocht worden conclusies te verbinden aan het feit dat sprake was van een tegenstrijdig belang tussen haar echtgenoot en de vennootschap die hij op dat moment vertegenwoordigde. De rechtbank komt daarom tot de conclusie dat Tiscali de vernietiging van de afvloeiingsregeling jegens [eiseres] terecht heeft ingeroepen.
4.7. Het vorenstaande wordt niet anders door de stellingen van [eiseres] dat de afvloeiingsregeling zoals die met haar is getroffen gebruikelijk was binnen Tiscali en dat met anderen een vergelijkbare regeling is getroffen. Aan deze omstandigheden – als die al zouden komen vast te staan – komt onvoldoende gewicht toe gelet op het dwingendrechtelijk karakter van de regeling van het tegenstrijdig belang. Deze omstandigheden nemen immers niet weg dat tussen Tiscali en [bestuurder 1] bij het ondertekenen van de afvloeiingsregeling een tegenstrijdig belang bestond, waar zowel [bestuurder 1] als [eiseres] rekening mee dienden te houden. Dat het Tiscali naar maatstaven van goed werkgeverschap niet vrij zou staan om jegens [eiseres] een beroep op de vernietigbaarheid van de afvloeiingsregeling te doen is niet gesteld en de rechtbank evenmin anderszins gebleken.
4.8. Gezien het vorenstaande zullen de vorderingen in conventie worden afgewezen en zal de rechtbank – overeenkomstig de vordering van Tiscali – het besluit tot het aangaan van de afvloeiingsregeling van 10 maart 2005 vernietigen. De overige verweren in conventie/grondslagen in reconventie behoeven als gevolg daarvan geen nadere bespreking.
4.9. Tiscali heeft in reconventie nog gevorderd dat [eiseres] wordt veroordeeld tot betaling van een bedrag van EUR 121,71 vanwege betalingen met haar tankpas die geen betrekking zouden hebben op de ter beschikking gestelde auto.
[eiseres] heeft ontkend de tankpas ooit voor dergelijke andere betalingen te hebben gebruikt en zij heeft voorts ontkend in auto’s te rijden die op diesel rijden. Zij heeft bovendien een verklaring overgelegd van het tankstation waarin het tankstation verklaart dat het wel voorkomt dat getankte benzine per abuis als diesel wordt aangeslagen op de kassa. Daartegenover heeft Tiscali haar vordering niet nader onderbouwd. Naar het oordeel van de rechtbank is daarmee onvoldoende komen vast te staan dat [eiseres] de tankpas heeft gebruikt om brandstof te betalen voor andere auto’s dan waarvoor de tankpas ter beschikking was gesteld. De vordering van Tiscali tot betaling van EUR 121,71 zal daarom door de rechtbank worden afgewezen.
4.10. [eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Tiscali worden begroot op:
- vast recht EUR 4.667,00
- salaris procureur 5.160,00 (2,0 punten × tarief EUR 2.580,00)
Totaal EUR 9.827,00
4.11. [eiseres] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van Tiscali worden begroot op:
- salaris procureur EUR 452,00 (2,0 punten × factor 0,5 × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 452,00
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. wijst de vorderingen af,
5.2. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Tiscali tot op heden begroot op EUR 9.827,00,
5.3. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad,
in reconventie
5.4. vernietigt conform artikel 2:15 lid 3 BW het besluit tot het aangaan van de afvloeiingsregeling van 10 maart 2005,
5.5. veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van Tiscali tot op heden begroot op EUR 452,00,
5.6. verklaart dit vonnis in reconventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.7. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe, mr. J.P. Killian en mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 16 mei 2007.
w.g. griffier w.g. rechter