RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummers: 16/600124-07 en 16/612921-06 (ttz gev.)
Datum uitspraak: 16 mei 2007
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1969 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in PI Flevoland –HvB Almere Binnen, Almere.
Raadsman: mr. P.D. Labee.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 3 mei 2007.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaardingen is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het onder parketnummer 16/612921-06 ten laste gelegde feit ter terechtzitting van de politierechter op 29 december 2006 toegestaan.
Van de dagvaardingen en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten (parketnummer 16/600124-07) en het onder parketnummer 16/612921-06 ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage III van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Overweging ten aanzien van feit 1 (onder parketnummer 16/600124-07) :
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van dit feit op grond van de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, de verklaring van de betrokken [aangever] (pagina’s 37-39), de medische verklaring (pagina 43) en de verklaring van de [getuige] (pagina’s 45-46).
Overweging ten aanzien van feit 2 (onder parketnummer 16/600124-07):
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van dit feit op grond van de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting en zijn verklaring ten overstaan van de rechter-commissaris, alsmede de kennisgeving van inbeslagneming (pagina 25) en het proces-verbaal van onderzoek (pagina 6).
Overweging ten aanzien van feit 3 (onder parketnummer 16/600124-07):
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van dit feit op grond van de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting en zijn verklaring ten overstaan van de politie (pagina’s 56-57), alsmede de kennisgeving van inbeslagneming (pagina 25) en het proces-verbaal van onderzoek van het wapen (pagina’s 28-30).
Overweging ten aanzien van het feit onder parketnummer 16/612921-06) :
De rechtbank komt tot de bewezenverklaring van dit feit op grond van de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting en zijn verklaring ten overstaan van de politie (pagina’s 55-56), alsmede het proces-verbaal van bevindingen (pagina’s 10-11) en het deskundigenrapport van het NFI (pagina’s 6 en 7 van het aanvullend proces-verbaal).
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder parketnummer 16/600124-07 onder 1, 2 en 3 en het onder parketnummer 16/612921-06 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2 en 3 (parketnummer 16/600124-07) en het onder parketnummer 16/612921-06 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 1 (parketnummer 16/600124-07):
Ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 2 (parketnummer 16/600124-07):
Opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder C van de Opiumwet gegeven verbod.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde onder 3 (parketnummer 16/600124-07):
Handelen in strijd met artikel 13, eerste lid van de Wet wapens en munitie.
Ten aanzien van het bewezenverklaarde onder parketnummer 16/612921-06:
Medeplegen van opzettelijk handelen in strijd met het in artikel 2 onder B van de Opiumwet gegeven verbod.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
- Verdachte heeft op 2 januari 2007 geweld gepleegd tegen [aangever]. Verdachte heeft [aangever] een vuistslag in zijn gezicht gegeven. Het slachtoffer heeft als gevolg daarvan letsel opgelopen, te weten een zwelling en een snee/ wondje onder zijn linker oog.
- Eén en ander getuigt van een gebrek aan respect van verdachte voor de lichamelijke integriteit van een ander.
- Voorts is op 24 januari 2007 bij verdachte in de woning een BB gun - een voorwerp dat sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen- en een hoeveelheid cocaïne aangetroffen.
- Een voorwerp dat sprekende gelijkenis vertoont met een vuurwapen kan worden gebruikt en - naar de ervaring leert - wordt dit ook gebruikt voor ernstige criminele activiteiten waardoor het leven en de veiligheid van personen in gevaar worden gebracht.
- Ook op 1 november 2006 is bij verdachte een hoeveelheid cocaïne aangetroffen.
- Het is een feit van algemene bekendheid dat dergelijke harddrugs schadelijk zijn voor de volksgezondheid, terwijl gebruikers van drugs veelal criminele activiteiten ontplooien teneinde in hun behoefte te kunnen voorzien.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 januari 2007, waaruit blijkt dat de verdachte vele malen eerder is veroordeeld onder meer wegens gewelds- en vermogensdelicten;
- een vroeghulpinterventierapport betreffende de verdachte van Centrum Maliebaan d.d. 31 januari 2007, opgemaakt door mevrouw N. van der Molen, reclasseringswerker;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van Centrum Maliebaan d.d. 25 april 2007, opgemaakt door mevrouw K. van Scherpenzeel, reclasseringswerker.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder parketnummer 16/600124 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten en het onder parketnummer 16/612921-06 ten laste gelegde feit wordt veroordeeld tot de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (ISD-maatregel) voor de duur van twee jaren.
De rechtbank acht geen termen aanwezig om, zoals door de officier van justitie gevorderd, over te gaan tot het opleggen van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders als bedoeld in artikel 38m juncto 38p van het Wetboek van Strafrecht.
Gelet op het voorlichtingsrapport van Centrum Maliebaan d.d. 25 april 2007 en het verhandelde ter terechtzitting is naar het oordeel van de rechtbank geen klemmende noodzakelijkheid dan wel wenselijkheid tot het opleggen van de ISD-maatregel naar voren gekomen. Ter terechtzitting heeft mevrouw Van Scherpenzeel aangegeven dat het opleggen van deze maatregel weliswaar twee jaar recidive zal voorkomen en derhalve de maatschappij zal beschermen, maar dat er twijfel bestaat of verdachte door deze maatregel zal veranderen. Verdachte heeft aangegeven ook niet te willen meewerken aan een hulpverleningstraject in het kader van de ISD-maatregel.
De rechtbank is van oordeel dat gelet op de ruime recidive van verdachte voor de hierboven bewezen strafbare feiten een onvoorwaardelijke gevangenisstraf is geboden. Om veroordeelde ervan te weerhouden nogmaals strafbare feiten te plegen, zal tevens een ruime voorwaardelijke gevangenisstraf worden opgelegd.
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen, te weten
geld (te weten 230 euro) en
een mobiele telefoon (SAMSUNG SGH-X660V), zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen bankpas ([gemeente X] t.n.v. [voorletter]. [achternaam]) acht de rechtbank [voorletter]. [achternaam] degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal gelasten dat dit voorwerp aan genoemd persoon wordt teruggegeven.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 300 van het Wetboek van Strafrecht, op artikel 10 van de Opiumwet en artikel 55 van de Wet wapens en munitie.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 16/600124-07 onder 1, 2 en 3 ten laste gelegde feiten, en het onder parketnummer 16/612921-06 ten laste gelegde feit zoals vermeld in bijlage III van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder parketnummer 16/600124-07 onder 1, 2 en 3 en het onder parketnummer 16/612921-06 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 8 (ACHT) MAANDEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 4 (VIER) MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van het geld (te weten 230 euro) en de mobiele telefoon (SAMSUNG SGH-X660V) aan verdachte.
Gelast de teruggave van de bankpas ([gemeente X] t.n.v. [voorletter]. [achternaam]) aan [voorletter]. [achternaam].
Heft het bevel tot voorlopige hechtenis van verdachte op met ingang van het tijdstip waarop de duur van de voorlopige hechtenis gelijk wordt aan die van het onvoorwaardelijk gedeelte van de opgelegde vrijheidsstraf.
Dit vonnis is gewezen door mr. A. Wassing, voorzitter, mrs. P.M.E. Bernini en G. Sluiter, rechters, bijgestaan door mr. V. Soeteman als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2007.
Mr Sluiter is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.