ECLI:NL:RBUTR:2007:BA5303

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 mei 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16-710426-07
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling tot gevangenisstraf voor poging tot afdreiging van prostitueebezoekers

Op 16 mei 2007 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een man die werd beschuldigd van poging tot afdreiging van twee slachtoffers, die prostituees bezochten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte, in de periode van 22 tot 23 januari 2007, zijn slachtoffers had bedreigd met openbaarmaking van compromitterend materiaal, wat hen enorme angst had aangejaagd. De rechtbank kwalificeerde het handelen van de verdachte als poging tot afdreiging, omdat de slachtoffers niet op zijn eisen waren ingegaan. De rechtbank legde een gevangenisstraf op van 15 maanden, waarvan 5 maanden voorwaardelijk, en een schadevergoeding van 250 euro aan één van de slachtoffers. De rechtbank hield rekening met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, en de persoonlijkheid van de verdachte, die eerder was veroordeeld voor geweldsdelicten. De rechtbank oordeelde dat de verdachte enigszins verminderd toerekeningsvatbaar was, maar dat dit niet afdeed aan de ernst van zijn daden. De verdachte werd ook verplicht om contact te houden met de Reclassering Nederland tijdens zijn proeftijd van twee jaar. De rechtbank besloot tot teruggave van in beslag genomen goederen aan de verdachte, en wees de vordering van de benadeelde partij toe. De uitspraak werd gedaan na een onderzoek op de terechtzitting van 4 mei 2007, waarbij de verdachte aanwezig was en zich had verdedigd tegen de beschuldigingen.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/710426-07
Datum uitspraak: 16 mei 2007
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1982 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in Penitentiaire Inrichting Utrecht - Huis van Bewaring locatie Nieuwegein.
Raadsman: mr. O.E. de Jong, advocaat te Nieuwegein.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting
van 4 mei 2007.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd, dat:
1.
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2007 tot en met 23 januari 2007
te [U.] en/of te [B.], althans in het arrondissement Utrecht, met het
oogmerk om zich en / of een ander wederrechtelijk te bevoordelen door
bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een geheim [slachtoffer A]
heeft gedwongen tot de afgifte van een hoeveelheid geld, in elk geval van enig
goed, geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer A], in elk geval aan een
ander of anderen dan aan verdachte, welk bedreiging hierin bestond dat hij in
een of meerdere telefoongesprekken heeft gedreigd aan de familie en/of
vrienden en/of collega's van die [slachtoffer A] een videoband en/of fotomateriaal
te verstrekken en/of te tonen, althans heeft gedreigd een videoband en/of
fotomateriaal openbaar te maken, op welke videoband en/of fotomateriaal zou
zijn vastgelegd dat die [slachtoffer A] prostituees heeft bezocht;
art 318 Wetboek van Strafrecht
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
2.
hij in of omstreeks de periode van 22 januari 2007 tot en met 23 januari 2007
te [H.], althans in het arrondissement Utrecht, ter uitvoering van het door
verdachte voorgenomen misdrijf om met het oogmerk om zich en / of een ander
wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of
openbaarmaking van een geheim [slachtoffer B] te dwingen tot de afgifte van een
hoeveelheid geld (10.000 euro), in elk geval van enig goed, geheel of ten dele
toebehorende aan [slachtoffer B], in elk geval aan een ander of anderen dan aan
verdachte, als volgt heeft gehandeld:
hij heeft [slachtoffer B] in een of meerdere telefoongesprekken gedreigd om aan
diens familie en/of diens werkgever bekend te maken dat [slachtoffer B]
prostituees bezoekt, als deze [slachtoffer B] niet een hoeveelheid geld (10.000
euro) aan hem, verdachte, zou betalen, zijnde de uitvoering van dat
voorgenomen misdrijf niet voltooid.
art 317 lid 1 Wetboek van Strafrecht
art 45 lid 1 Wetboek van Strafrecht
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het onder 1 ten laste gelegde feit ter terechtzitting toegestaan, in die zin dat onder 1 subsidiair de poging is ten laste gelegd. Van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging is een kopie als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 1 primair is ten laste gelegd. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de omstandigheid dat aangever zich direct na het eerste bedreigende telefoongesprek heeft gemeld bij de politie, moet worden opgemaakt dat hij niet is gezwicht voor de door de verdachte op hem uitgeoefende dwang. Het feit dat het daarna, onder regie van de politie, niettemin gekomen is tot betaling van een geldbedrag doet daaraan niet af. Deze betaling kwam immers niet voort uit een besluit van aangever om, vanwege de dwang, alsnog in te gaan op de eisen van de verdachte, maar vond enkel plaats met als doel de identiteit van de verdachte vast te stellen en tot diens aanhouding over te gaan. De afdreiging als zodanig is daarmee niet voltooid.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als hierna vermeld:
1.
Subsidiair:
Verdachte heeft in de periode van 22 januari 2007 tot en met 23 januari 2007
te [U.] en/of te [B.], met het oogmerk om zich wederrechtelijk te
bevoordelen door bedreiging met smaad, smaadschrift of openbaring van een
geheim [slachtoffer A] te dwingen tot de afgifte van een hoeveelheid geld
(€ 10.000,00), geheel of ten dele toebehorende aan die [slachtoffer A], als volgt
gehandeld:
hij heeft [slachtoffer A] in meerdere telefoongesprekken gedreigd om aan diens familie,
vrienden en collega's een videoband en fotomateriaal te verstrekken en te tonen,
op welke videoband en fotomateriaal zou zijn vastgelegd dat die [slachtoffer A]
prostituees heeft bezocht.
2.
Verdachte heeft in de periode van 22 januari 2007 tot en met 23 januari 2007
te [H.], ter uitvoering van het door verdachte voorgenomen misdrijf om met het
oogmerk om zich wederrechtelijk te bevoordelen door bedreiging met smaad,
smaadschrift of openbaarmaking van een geheim [slachtoffer B] te dwingen tot
de afgifte van een hoeveelheid geld (10.000 euro), geheel of ten dele toebehorende
aan [slachtoffer B], als volgt gehandeld:
hij heeft [slachtoffer B] in meerdere telefoongesprekken gedreigd om aan diens familie
en diens werkgever bekend te maken dat [slachtoffer B] prostituees bezoekt, als deze
[slachtoffer B] niet een hoeveelheid geld (10.000 euro) aan hem, verdachte, zou betalen,
zijnde de uitvoering van dat voorgenomen misdrijf niet voltooid.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat. Zij overweegt daartoe als volgt.
Ten aanzien van feit 1:
[Slachtoffer A] heeft aangifte gedaan van afdreiging . Tijdens verhoren op
23 januari 2007 en 25 januari 2007 heeft hij zijn verklaringen aangevuld . Verdachte heeft hetgeen door [slachtoffer A] is verklaard bevestigd . Voorts worden de verklaringen van [slachtoffer A] bevestigd door taps van de telefoongesprekken tussen [slachtoffer A] en verdachte, voor zover die na de aangifte door [slachtoffer A] hebben plaatsgevonden .
Ten aanzien van feit 2:
[Slachtoffer B] heeft eveneens aangifte gedaan van afdreiging, nadat hij daartoe door de politie was uitgenodigd . Op de inbeslaggenomen digitale camera van verdachte had de politie immers een foto aangetroffen van een auto, waarvan het kenteken op naam stond van [slachtoffer B] . Verdachte heeft ter terechtzitting bekend dat hij zich schuldig heeft gemaakt aan hetgeen [slachtoffer B] in zijn aangifte heeft verklaard.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 subsidiair en 2 bewezenverklaarde levert telkens het navolgende strafbare feit op.
Poging tot afdreiging.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en als bijzondere voorwaarde verplicht contact met Reclassering Nederland.
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft door het plegen van de aan hem ten laste gelegde feiten een ernstige inbreuk gemaakt op de persoonlijke levenssfeer van [slachtoffer A] en [slachtoffer B] en hen enorme angst aangejaagd. Daarbij moet worden opgemerkt dat de verdachte niet heeft willen volstaan met het chanteren van het slachtoffer (zelf), maar dat hij tevens ertoe is overgegaan om mensen uit het sociale netwerk van zijn slachtoffer te benaderen -in het geval van [slachtoffer A]: de buurvrouw en de werkgever-. Het sociale netwerk juist, waarvan het slachtoffer niet wilde dat de verdachte daarmee bekendheid met een gedraging van het slachtoffer zou delen. Dit getuigt van een bij de verdachte bestaand niet geringe mate van brutaliteit.
Verdachte heeft verklaard dat hij vanuit een impuls heeft gehandeld omdat hij in geldnood zat. Naar het oordeel van de rechtbank kan uit de feiten en omstandigheden, zoals die uit het dossier naar voren zijn gekomen, evenwel worden afgeleid dat er sprake was van een doordacht plan. Verdachte had verschillende simkaarten aangeschaft voor zijn mobiele telefoon. Hij had aantekeningen gemaakt van hetgeen hij tegen de slachtoffers wilde zeggen. Daarnaast achtervolgde hij hen tot aan hun woonadres. Daarbij komt dat hij bij beide slachtoffers op eenzelfde manier te werk is gegaan en dat zich meerdere momenten voordeden waarop hij zich had kunnen terugtrekken. Ten slotte merkt de rechtbank op dat er aanwijzingen zijn dat verdachte heeft gepoogd ook een derde persoon af te dreigen, hetgeen niet alleen de stelselmatigheid van zijn handelen bevestigt, maar ook afdoet aan de geloofwaardigheid van verdachtes stelling dat hij vanuit een impuls zou hebben gehandeld. De rechtbank houdt het er dan ook voor dat de verdachte de bewezenverklaarde feiten weloverwogen heeft begaan.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 25 januari 2007, waaruit blijkt dat verdachte eerder onherroepelijk is veroordeeld voor geweldsdelicten;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van de Reclassering Nederland d.d. 27 april 2007, opgemaakt door mevrouw A. Akollo, reclasseringswerkster.
Omtrent verdachte zijn voorts een psychologisch rapport en aan aanvullende rapportage opgemaakt door d.d. G.G. Haringsma, d.d. 9 april 2007 respectievelijk 3 mei 2007. De aanvullende rapportage is opgemaakt naar aanleiding van het tweede ten laste gelegde feit. Hierover had verdachte aanvankelijk gezwegen. De rapporten vermelden dat er slechts in geringe mate sprake is van verminderde impulscontrole, doch dat verdachte lijdende is aan narcistische en antisociale persoonlijkheidstrekken. De conclusie houdt dan ook in dat verdachte ten tijde van het plegen van de ten laste gelegde feiten - indien bewezen - enigszins verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt deze conclusie over en maakt deze tot de hare.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan.
In verband met de persoonlijkheidsproblematiek, die maakt dat er een kans op recidive aanwezig is, zal de rechtbank als bijzondere voorwaarde verplicht reclasseringscontact opleggen.
Teruggave in beslag genomen goederen:
Met betrekking tot de in beslag genomen voorwerpen zoals vermeld op de bijgevoegde lijst (bijlage II), te weten:
- een mobiele telefoon van het merk Nokia;
- een mes van het merk Stalo, kleur groen;
- een simkaart van KPN,
zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen.
De vordering van de benadeelde partij [slachtoffer A]
De benadeelde partij heeft overeenkomstig het bepaalde in artikel 51b van het Wetboek van Strafvordering opgave gedaan van de inhoud van de vordering.
De vordering strekt tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het onder 1 ten laste gelegde feit, te weten een bedrag van € 250,-- wegens immateriële schade.
Bij het onderzoek ter terechtzitting is gebleken dat de vordering van de benadeelde partij van zo eenvoudige aard is dat deze zich leent voor behandeling in deze strafzaak.
Vast is komen te staan dat aan de benadeelde partij rechtstreeks schade is toegebracht door het ten aanzien van verdachte onder 1 subsidiair bewezenverklaarde feit.
De immateriële schade wordt naar billijkheid vastgesteld op € 250,--.
De vordering zal daarom worden toegewezen, met verwijzing van verdachte in de tot op heden door de benadeelde partij gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 24c, 36f, 45, 57 en 318 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 1 primair ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder 1 subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 15 maanden.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 maanden, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook als die aanwijzingen inhouden ambulante behandeling bij de Waag of bij het Dok, met opdracht aan Reclassering Nederland de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave aan verdachte van de in beslag genomen voorwerpen zoals vermeld op de lijst inbeslaggenomen voorwerpen (bijlage II), te weten:
- een mobiele telefoon van het merk Nokia;
- een mes van het merk Stalo, kleur groen;
- een simkaart van KPN.
Wijst de vordering van de benadeelde partij [slachtoffer A], wonende te [woonplaats], toe tot een bedrag van € 250,-- (zegge tweehonderd en vijftig euro).
Veroordeelt de verdachte om dit bedrag tegen kwijting aan deze benadeelde partij te betalen.
Verwijst de veroordeelde in de kosten door de benadeelde partij tot op heden gemaakt, vastgesteld op nihil, en in de kosten ten behoeve van de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog te maken.
Legt aan de veroordeelde de verplichting op om aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij voornoemd te betalen € 250,-- (zegge tweehonderd en vijftig euro) bij gebreke van volledige betaling en volledig verhaal te vervangen door hechtenis voor de duur van 5 dagen, met dien verstande dat de toepassing van de vervangende hechtenis de hiervoor opgelegde verplichting niet opheft.
Indien en voor zover door de veroordeelde dit bedrag aan de Staat ten behoeve van de benadeelde partij is betaald, vervalt daarmee de verplichting van veroordeelde om voormeld bedrag aan de benadeelde partij te betalen. Andersom vervalt de verplichting tot betaling aan de Staat indien en voor zover door de veroordeelde voormeld bedrag aan de benadeelde partij is betaald.
Dit vonnis is gewezen door mrs. W. Foppen, P.K. van Riemsdijk en Y.A.T. Kruijer, bijgestaan door mr. C.W.M. Maase-Raedts als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 16 mei 2007.
Mr. Y.A.T. Kruijer is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.