ECLI:NL:RBUTR:2007:BA3033

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 april 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
200848/ HA ZA 05-1893
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beëindiging lidmaatschap coöperatie en samenwerkingsovereenkomst tussen taxiondernemers

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 4 april 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen Oriontaxi B.V. en de Utrechtse Taxi Centrale (UTC) en de Coöperatieve Utrechtse Taxi Centrale U.A. De zaak betreft de opzegging van het lidmaatschap van Oriontaxi B.V. bij de Coöperatie en de beëindiging van de samenwerkingsovereenkomst met UTC. Oriontaxi B.V. heeft haar lidmaatschap per 31 mei 2005 opgezegd, met de stelling dat de voortzetting van het lidmaatschap redelijkerwijs niet kon worden gevergd. De rechtbank heeft vastgesteld dat de opzegging rechtsgeldig was, ondanks de betwisting door UTC en de Coöperatie, die aanvoerden dat de opzegging niet correct was en dat het lidmaatschap pas per 31 december 2005 beëindigd was.

De rechtbank heeft geoordeeld dat Oriontaxi B.V. haar lidmaatschap op basis van de statuten van de Coöperatie kon beëindigen, gezien de omstandigheden waaronder de opzegging plaatsvond, waaronder de dreiging van faillissement. De rechtbank heeft de vorderingen van Oriontaxi B.V. tot betaling van bedragen door UTC en de Coöperatie toegewezen, waaronder een bedrag van € 25.752,67 voor gereden ritten. De vorderingen van UTC in reconventie zijn afgewezen. De proceskosten zijn gecompenseerd, waarbij iedere partij de eigen kosten draagt. Dit vonnis benadrukt de juridische aspecten van lidmaatschapsbeëindiging binnen een coöperatieve structuur en de verantwoordelijkheden van de betrokken partijen.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 200848 / HA ZA 05-1893
Vonnis van 4 april 2007
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
ORIONTAXI B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. R. Everwijn,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
UTRECHTSE TAXI CENTRALE (U.T.C.) B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
2. de coöperatieve vereniging
COÖPERATIEVE UTRECHTSE TAXI CENTRALE U.A.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde in conventie,
procureur mr. P.A.W. Standhardt-Jonkers.
Partijen zullen hierna Oriontaxi B.V., UTC en de Coöperatie en genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de akte tot vermeerdering c.q. aanvulling van eis
- de conclusie van antwoord tevens eis in reconventie
- het tussenvonnis van 9 november 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 11 januari 2006
- de conclusie van antwoord in reconventie
- de conclusie van repliek in conventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. UTC exploiteert een taxitelefoon-mobilofooncentrale ten behoeve van de taxiondernemers die lid zijn van de Coöperatie. Deze laatste is enig aandeelhouder van UTC Financiering en Beheer BV, welke vennootschap op haar beurt alle aandelen houdt van UTC.
2.2. Oriontaxi B.V. is taxiondernemer gevestigd in de provincie Utrecht.
2.3. Op grond van de statuten van de Coöperatie (hierna: de statuten) kunnen als leden worden toegelaten taxiondernemers gevestigd in de provincie Utrecht voorzien van de benodigde vergunningen voor taxivervoer. Voor toelating is vereist dat de taxiondernemer een samenwerkingsovereenkomst met UTC afsluit. De Coöperatie heft bij toetreding van een lid inleggeld. Daarnaast geeft zij zogeheten exploitatierechten/nummers uit. Daarmee verkrijgt een ondernemer het recht om met een taxi aangesloten te zijn bij, en ritopdrachten te krijgen van UTC.
In artikel 2 van de statuten wordt vermeld, voorzover hier van belang:
‘De coöperatie heeft ten doel: de behartiging van de belangen en het voorzien in de behoeften van haar leden bij de uitoefening van het taxivervoerbedrijf door haar leden (..).’
In artikel 4 van de statuten wordt vermeld, voorzover hier van belang:
‘3. Samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen of rechtspersonen worden voor wat de toelating en de voortzetting of wijziging betreft beoordeeld naar alle in het samenwerkingsverband als vennoot of geldschieter verbonden personen of rechtspersonen.
4. Rechtspersonen worden voor wat de toelating tot – en voortzetting van het lidmaatschap betreft beoordeeld naar de personen die daarin de formele zeggenschap hebben of fungeren als ware zij bestuurder of eigenaar. Personen of rechtspersonen met een deelneming van minder dan een vierde deel in het kapitaal blijven voor de toepassing van dit lid buiten beschouwing.
5. Bij wijziging van de deelneming in een combinatie of bij wijziging van het aandeelhoudersschap of de feitelijke leiding van of deelneming in een rechtspersoon als bedoeld in het vorige lid, dient hiervan aan het bestuur kennis te worden gegeven. Deze doet daarvan mededeling aan de leden. Deze kennisgeving en mededeling geldt als aanvraag (voor het lidmaatschap, rb).
7. Indien het bedrijf of beroep wordt uitgeoefend door twee of meer personen of rechtspersonen handelende in een niet-rechtspersoonlijkheid bezittende samenwerkingsvorm, zoals de maatschap of de vennootschap onder firma, (..), kan die samenwerkingsvorm (..) als lid worden aangemerkt, mits de personen die daarvan deel uitmaken/daartoe gerechtigd zijn, één van hen danwel een mede-lid van de vereniging aanwijzen (als gevolmachtige, rb.)’
In artikel 6 van de statuten wordt vermeld, voorzover hier van belang:
‘Het lidmaatschap eindigt door:
c. opzegging door het lid;’
In artikel 8 van de statuten wordt vermeld, voorzover hier van belang:
‘1. Opzegging door een lid (..) kan slechts geschieden tegen het einde van het boekjaar en met inachtneming van een opzeggingstermijn van ten minste drie maanden (..). Het lidmaatschap kan echter met onmiddellijke ingang worden opgezegd als redelijkerwijs niet van het lid gevergd kan worden het lidmaatschap te laten voortduren.’
In artikel 15 van de statuten wordt vermeld, voorzover hier van belang:
‘1. Ingeval van beëindiging van het lidmaatschap zal een uitkering aan het lid plaatsvinden. Deze uitkering wordt bepaald door de waarde [die] aan het lidmaatschapsrecht wordt toegekend op basis van de volgende bepalingen.
2. Een lid komt voor een uitkering slechts in aanmerking indien zijn lidmaatschap tenminste vijf volle kalenderjaren ononderbroken heeft voortgeduurd.’
2.4. UTC en [VOF] hebben een ‘samenwerkingsovereenkomst taxicentrale/taxi ondernemer’ ondertekend, gedateerd op 7 februari 2001. Artikel 1 van die samenwerkings-overeenkomst luidt, voorzover hier van belang:
‘De diensten van de Centrale B.V. bestaan uit:
- het zorgdragen voor een kwalitatief hoogstaand taxivervoer in de regio Utrecht;
- het verrichten van al die werkzaamheden voor het verwerven van zoveel mogelijk ritopdrachten;
(..).’
In artikel 10 lid 2 van de samenwerkingsovereenkomst is een opzeggingsbepaling opgenomen die vergelijkbaar is met artikel 8 lid 1 van de statuten.
Op grond van artikel 4 van de samenwerkingsovereenkomst betalen de leden een maandelijkse bijdrage van € 595,-- per exploitatierecht aan UTC (hierna: de maandelijkse bijdragen).
2.5. [VOF] heeft vanaf 7 februari 2001 meerdere exploitatierechten over¬genomen van andere leden. [VOF] heeft 19 van haar exploitatierechten over¬gedragen aan [betrokkene] Deze vennootschap is op 1 oktober 2003 lid geworden van de coöperatie. Vanaf 1 oktober 2003 zijn zowel [VOF] als [betrokkene] lid van de Coöperatie geweest. Het laatste exploitatierecht van [VOF] is in augustus 2004 door [betrokkene] overgenomen.
2.6. Bij e-mailbericht van 9 februari 2005 heeft [directeur], in zijn hoedanigheid van algemeen directeur van Oriontaxi B.V. aan UTC verzocht alle exploitatierechten van de [betrokkene] per 1 februari 2005 over te schrijven naar Oriontaxi B.V. Van dit verzoek tot mutatie is vervolgens bij brieven van 17 februari en 25 februari 2005 aan alle leden van de Coöperatie mededeling gedaan. Aangezien er geen bezwaren kenbaar zijn gemaakt, is Oriontaxi B.V. per 1 februari 2005 als lid toegelaten.
2.7. Bij brief van 31 mei 2005 heeft Oriontaxi B.V. haar lidmaatschap van de Coöperatie met onmiddelijke ingang opgezegd. Daarbij heeft zij medegedeeld dat van rechtswege per 31 mei 2005 ook de samenwerkingsovereenkomst tussen Oriontaxi B.V. en UTC is beëindigd.
2.8. De raadsvrouwe van UTC heeft bij brief van 10 juni 2005 aan Oriontaxi B.V. onder meer medegedeeld dat (ingevolge artikel 8 van de statuten) opzegging van het lidmaatschap slechts tegen het einde van het boekjaar kan geschieden zodat het lidmaat¬schap en de verplichting tot betaling van de maandelijks bijdragen tot 31 december 2005 voortduurt.
3. De vorderingen in conventie en in reconventie
3.1. Oriontaxi B.V. vordert in conventie, na vermeerdering van eis, bij vonnis voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1) Voor recht te verklaren dat (a) het lidmaatschap van Oriontaxi B.V. van de Coöperatie per 31 mei 2005 is beëindigd, althans per de eerst mogelijke datum nadien en (b) de Samenwerkingsovereenkomst tussen Oriontaxi B.V. en UTC per respectievelijk 31 mei 2005 althans per de eerstmogelijke datum nadien is beëindigd;
2) UTC te veroordelen tot betaling aan Oriontaxi B.V. tegen behoorlijk bewijs van kwijting van een bedrag ad
€ 25.752,67,= zijnde het bedrag waar Oriontaxi B.V. recht op heeft uit hoofde van de ritten die zij in de maanden april en mei 2005 ten behoeve van UTC heeft gereden, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 14 juni 2005, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening;
3) De Coöperatie te veroordelen tot betaling aan Oriontaxi B.V. van een bedrag ad € 48.300,=, zijnde het inleggeld dat Oriontaxi B.V. dan wel haar rechtsvoorgangster aan de Coöperatie heeft voldaan voor de 21 Nummers waarvan Oriontaxi B.V. op 31 mei 2005 rechthebbende was, vermeerderd met de wettelijke handelsrente daarover vanaf 14 juni 2005, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening;
4) UTC en de Coöperatie hoofdelijk te veroordelen tot betaling aan Oriontaxi B.V. tegen behoorlijk bewijs van kwijting van de volgende bedragen:
a.) een bedrag ad € 210.000,=, zijnde de boekwaarde per 31 mei 2005 van het bedrag ad € 525.000,= dat Oriontaxi B.V. heeft moeten investeren om de 21 nummers te verwerven;
b) een bedrag ad € 493.802,40, zijnde de € 414.960,= met de BTW daarover, zijnde de omzetderving die Oriontaxi B.V. in 2004 heeft geleden als gevolg van het feit dat UTC en de Coöperatie per uur gaandeweg minder ritten aan haar zijn gaan aanbieden;
vermeerderd met de wettelijke handelsrente over a) en b) vanaf 14 juni 2005, althans vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum tot de dag der algehele voldoening;
5) UTC en de Coöperatie hoofdelijk te veroordelen in de beslagkosten en in de kosten van dit geding.
3.2. UTC vordert in reconventie bij vonnis, voorzover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad, Oriontaxi B.V. te veroordelen om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan UTC te voldoen een bedrag van € 74.378,34 (zegge: vierenzeventigduizend driehonderdachtenzeventig Euro en vierendertig cent), vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 26 oktober 2005 tot aan de dag der algehele voldoening, met veroordeling van Oriontaxi B.V. in de kosten van de procedure in reconventie, eveneens uitvoerbaar bij voorraad.
3.3. Partijen voeren over en weer verweer tegen elkaars vorderingen.
4. De beoordeling
In conventie
4.1. Oriontaxi B.V. legt aan haar vordering jegens UTC tot betaling van haar rekening-
courant tegoed terzake de door haar in april en mei 2005 gereden ritten, alsmede aan haar vordering jegens de Coöperatie tot terugbetaling van haar inleggelden, ten grondslag dat zij haar lidmaatschap van de Coöperatie en de samenwerkingovereenkomst met UTC tegen 31 mei 2005 heeft opgezegd. Haar vorderingen jegens UTC en de Coöperatie terzake de waardedaling van haar exploitatierechten en omzetderving, grondt Oriontaxi B.V. op tekortkomingen van UTC en de Coöperatie ten aanzien van hun verplichtingen uit respectievelijk de samenwerkingsovereenkomst en de statuten en/of op schending van hun jegens Oriontaxi B.V. in het algemeen te betrachten maatschappelijke zorgvuldigheid.
4.2. UTC en de Coöperatie verweren zich door te stellen dat de opzegging tegen 31 mei
2005 geen doel heeft getroffen, waardoor het lidmaatschap en de samenwerkingsovereenkomst pas per 31 december 2005 rechtsgeldig werden beëindigd. Voorts betwisten zij dat zij jegens Oriontaxi B.V. tekort gekomen zijn of overigens onzorgvuldig hebben gehandeld. Daarnaast betwisten zij dat er causaal verband bestaat tussen enige tekortkoming of onzorgvuldig handelen en de gestelde schade.
In reconventie
4.3. UTC legt aan haar vordering ten grondslag dat de samenwerkingsovereenkomst pas per 31 december 2005 rechtsgeldig werd beëindigd zodat Oriontaxi B.V. voor haar 21 exploitatierechten over de maanden juni tot en met december 2005, na verrekening met het saldo van de rekening-courant, € 74.378,34 aan maandelijkse bijdragen verschuldigd is.
4.4. Oriontaxi B.V. verweert zich tegen de vordering door te stellen dat zij de samenwerkingsovereenkomst wel rechtsgeldig heeft opgezegd. Subsidiair stelt Oriontaxi B.V. zich op het standpunt dat UTC aan schadebeperking heeft moeten doen, en ook heeft gedaan, door de door de opzegging vrijgevallen exploitatierechten opnieuw uit te geven.
In conventie en in reconventie
het rekening-courant saldo en de maandelijkse bijdragen
4.5. Oriontaxi B.V. stelt dat zij met haar brieven van 31 mei 2005 aan de Coöperatie en aan UTC haar lidmaatschap alsmede de samenwerkingsovereenkomst heeft opgezegd. Oriontaxi B.V. heeft in haar opzeggingsbrieven als redenen aangevoerd dat UTC en/of de Coöperatie verwijten gemaakt kunnen worden terzake het inschatten van de taximarkt, het reageren op ontwikkelingen in die markt, de marketing van UTC, het starre verbod op ‘eigen klanten rijden’ en daarmee samenhangend het niet onderkennen van de verschillende typen leden van de Coöperatie, een gebrekkige organisatie en het niet reageren op klachten, suggesties en aanbevelingen. Ten processe heeft Oriontaxi B.V. daaraan toegevoegd dat zij haar opzegging baseert op artikel 8, laatste alinea, van de statuten waarin wordt bepaald dat het lidmaatschap van de Coöperatie onmiddellijk kan worden opgezegd indien voortduring van het lidmaatschap ‘redelijkerwijs niet kan worden gevergd.’ Zij voert daartoe voorts aan dat Oriontaxi B.V. afstevende op een faillissement.
4.6. UTC en de Coöperatie stellen dat aan de opzegging in wezen een verschil van inzicht met het bestuur van de Coöperatie omtrent het te voeren beleid ten grondslag ligt en dat die omstandigheid niet mee kan brengen dat voorzetting redelijkerwijs niet gevergd kan worden. Volgens de UTC en de Coöperatie ziet de mogelijkheid tot onmiddellijke opzegging op gevallen van overmacht waardoor de taxionderneming niet meer voortgezet kan worden, zoals bij ziekte.
4.7. De rechtbank stelt voorop dat de uitleg van een opzeggingsbepaling als het onderhavige artikel 8 van de statuten dient te geschieden in het licht van het functioneren van een coöperatieve vereniging en de continuïteit van de daaraan verbonden onderneming. De lidmaatschapsverhouding wordt bij een coöperatie zoals in casu mede vorm gegeven door de verhouding met de door de coöperatie geëxploiteerde onderneming. Gelet op die innige bedrijfseconomische verhouding en de daarmee samenhangende onderlinge afhankelijkheid tussen lid, coöperatie en onderneming, mogen hoge eisen gesteld worden aan enige onmiddellijke opzegging van het lidmaatschap.
4.8. De opzeggingsbrief van 31 mei 2005 heeft een voorgeschiedenis. Oriontaxi B.V. heeft in 2004 en in begin 2005 bij brieven gericht aan het bestuur van de Coöperatie en aan de directie van UTC meermalen haar grieven over het beleid van de Coöperatie en UTC kenbaar gemaakt. Bij brief van 5 april 2005 heeft Oriontaxi B.V. geschreven dat zij overweegt per 1 juni 2005 haar lidmaatschap op te zeggen omdat zij tot het inzicht is gekomen dat de Coöperatie niet tot verandering in staat was waardoor geen andere oplossing rest dan een eigen koers te varen teneinde een faillissement af te wenden. Haar stelling dat de Coöperatie niet bereid is te veranderen baseert Oriontaxi B.V. mede op de weigering van het bestuur om ondanks het door meerdere leden gesteunde verzoek ex artikel 27 van de statuten, een ledenvergadering uit te schrijven waarin een ingestelde onderzoekscommissie haar beleidsplan over de toekomst van UTC kan presenteren. Volgens Oriontaxi B.V. heeft naar aanleiding van deze brief van 5 april 2005 een bespreking plaatsgevonden tussen de heer Jansen namens Oriontaxi B.V. en het bestuur en de raad van commissarissen van de Coöperatie waarbij te kennen gegeven werd dat zij inzagen dat onmiddellijke beëindiging van het lidmaatschap de enige oplossing was een faillissement te voorkomen.
4.9. UTC en de Coöperatie hebben deze stellingen van Oriontaxi B.V. niet gemotiveerd betwist. Aldus dient de rechtbank er in het kader van dit geding vanuit te gaan dat, ten tijde van de opzegging, er geen uitzicht op verandering van het beleid van de Coöperatie was, dat Oriontaxi B.V. dreigde te failleren en dat twee belangrijke organen van de Coöperatie blijk gegeven hadden van instemming met onmiddellijke beëindiging van het lidmaatschap vanwege dat mogelijke faillissement. Met inachtneming van het hierboven onder r.o. 4.7. overwogene is de rechtbank van oordeel dat onder deze omstandigheden Oriontaxi B.V. haar lidmaatschap onmiddellijk kon opzeggen op de grond dat voortduring van het lidmaatschap niet gevergd kon worden.
4.10. Aldus heeft Oriontaxi B.V. haar lidmaatschap van de Coöperatie per 31 mei 2005 rechtsgeldig opgezegd. Op grond van artikel 10 sub d) van de samenwerkingsovereenkomst is daarmee die samenwerkingsovereenkomst per diezelfde datum beëindigd. De gevorderde verklaringen voor recht kunnen derhalve worden toegewezen. Het voorgaande brengt mee dat de reconventionele vordering van UTC tot betaling van maandelijks bijdragen na 31 mei 2005 afgewezen dient te worden. Daarmee faalt ook de verrekening die is ingeroepen tegen de vordering in conventie op dit punt. De conventionele vordering van Oriontaxi B.V. tot betaling van het saldo van haar rekening-courant bij UTC voor gereden ritten tot het moment van opzegging is derhalve toewijsbaar. Oriontaxi B.V. stelt dat deze vordering
€ 25.752,67 bedraagt, ter onderbouwing heeft zij als productie 8 bij dagvaarding een gespecificeerde factuur overgelegd. UTC betwist dat, volgens haar bedraagt het rekening-courant saldo € 25.581,66. Nu UTC bij antwoord noch bij dupliek is ingegegaan op de gespecificeerde factuur van Oriontaxi B.V., moet het er voor gehouden worden dat UTC de door Oriontaxi B.V. gestelde omvang van het saldo onvoldoende gemotiveerd heeft betwist. Het handgeschreven, ongespecificeerde staatje dat UTC als productie 11 bij antwoord heeft overgelegd kan niet gelden als een onderbouwing van de betwisting van UTC. De vordering in conventie zal op dit punt worden toegewezen tot een bedrag van € 25.752,67.
de inleggelden
4.11. Oriontaxi B.V. vordert terugbetaling van € 48.300,-- (zijnde 21 keer € 2.300,--) aan, naar de rechtbank begrijpt nominale, inleggelden voor haar exploitatierechten.
4.12. De rechtbank begrijpt dat Oriontaxi B.V. zich met betrekking tot deze vordering baseert op artikel 15 van de statuten. Op grond van het tweede lid van die bepaling heeft een lid slechts na 5 volle en ononderbroken jaren lidmaatschap recht op een uitkering. Krachtens artikel 4 leden 3 en 4 van de statuten worden samenwerkingsverbanden van natuurlijke personen en rechtspersonen voor de voortzetting van het lidmaatschap beoordeeld naar de als vennoot of geldschieter verbonden personen respectievelijk naar de personen die formele zeggenschap hebben of de personen die fungeren als waren zij eigenaar.
4.13. Oriontaxi B.V. stelt dat haar directeur [directeur] reeds in 1999 beherend vennoot was van de [VOF 2], welke v.o.f. beschikte over exploitatierecht nummer 126. Volgens Oriontaxi B.V. zijn [VOF], [betrokkene] en Oriontaxi B.V. rechtsopvolgers van [VOF 2]. De heer [directeur] is steeds als beherend vennoot en/of als directeur van deze rechtsopvolgers opgetreden, terwijl hij sinds 1999 namens deze rechtsopvolgers het stemrecht in de ledenvergaderingen voor het exploitatie¬recht nummer 126 heeft uitgeoefend. Volgens Oriontaxi B.V. volgt daaruit dat zij meer dan 5 jaar lid van de Coöperatie is geweest.
4.14. De Coöperatie heeft tegen deze vordering, onder meer, aangevoerd dat niet de heer [directeur] vennoot was van [VOF] doch zijn broers. Zij heeft ten deze gewezen op de notulen van de algemene ledenvergadering van 27 augustus 2003, overgelegd als productie 12 zijdens de Coöperatie en UTC. Blijkens die notulen heeft de heer [directeur] verklaard: ‘eigenaar van Oriontaxi (v.o.f., Rb) is mijn broer Alvin en ik heb daar niets mee te maken.’ De rechtbank leidt uit deze verwijzing af dat volgens de Coöperatie de heer [directeur] ook niet als een ‘als geldschieter verbonden persoon’ kan gelden.
4.15. Nu Oriontaxi B.V. deze stellingen niet gemotiveerd heeft bestreden kan er naar het oordeel van de rechtbank geen sprake zijn van een ononderbroken 5 jaren lidmaatschap van Oriontaxi B.V. Zelfs indien de heer [directeur] vennoot van [VOF 2] was en vervolgens aangemerkt kan worden als persoon met formele zeggenschap over [betrokkene] en/of Oriontaxi B.V., geldt dat hij, naar zijn eigen verklaringen op de ledenvergadering van 27 augustus 2003, geen relevante betrokkenheid had bij [VOF] De rechtbank concludeert daaruit dat er geen voortzetting van het lidmaatschap, als bedoeld in artikel 4 van de statuten, van [VOF] door [betrokkene] en/of Oriontaxi B.V heeft plaatsgevonden. De vragen of [VOF 2] lid was van de Coöperatie en of [VOF] dat lidmaatschap heeft voortgezet behoeven derhalve geen beantwoording.
4.16. De rechtbank concludeert dat Oriontaxi B.V. niet voldoet aan de voorwaarden om voor een uitkering op basis van artikel 15 van de statuten in aanmerking te komen. De vordering tot terugbetaling van inleggelden ligt daarmee voor afwijzing gereed.
waardedaling exploitatierechten en relatieve omzetderving
4.17. Oriontaxi B.V. stelt, met zoveel woorden, dat de Coöperatie in strijd met artikel 2 van de statuten onvoldoende haar belangen heeft behartigd en onvoldoende heeft voorzien in haar behoeften bij de uitoefening van het taxivervoerbedrijf. Op dezelfde voet stelt zij dat UTC jegens haar tekort gekomen is in haar verplichtingen uit artikel 2 van de samenwerkingsovereenkomst. Meer in het algemeen stelt Oriontaxi B.V., naar de rechtbank begrijpt, dat de Coöperatie en UTC wanbeleid hebben gevoerd en aldus onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld.
4.18. De rechtbank zal de juistheid van de stellingen van Orion omtrent het wanbeleid van de Coöperatie en UTC in het midden laten omdat zelfs indien die stellingen voor juist moeten worden gehouden, er geen causaal verband met de gestelde schade kan worden aangenomen.
4.19. Oriontaxi B.V. stelt schade te hebben geleden omdat de door haar aangekochte exploitatierechten, welke in haar boekhouding een boekwaarde hadden van € 210.000,00, door de tekortkomingen en/of het onrechtmatig handelen van de Coöperatie en/of UTC in waarde zijn gedaald tot € 2.300 per exploitatierecht.
4.20. De Coöperatie en UTC wijzen er terecht op dat Oriontaxi B.V. deze exploitatierechten in februari 2005 heeft verworven van [betrokkene] De omstandigheid dat Oriontaxi B.V. er voor heeft gekozen die exploitatierechten op dat moment tegen die prijs te verwerven is een bedrijfseconomische keuze van Oriontaxi B.V. die los staat van het handelen van de Coöperatie en UTC. Oriontaxi B.V. heeft in ieder geval niet gesteld dat de tekortkomingen en/of het onrechtmatig handelen van de Coöperatie en/of UTC in de periode van februari 2005 tot het moment van opzegging in mei 2005 hebben plaatsgevonden.
4.21. Los daarvan geldt dat de taximarkt in 2000 geliberaliseerd is. Oriontaxi B.V. heeft zelf aangegeven dat vóór die liberalisatie slechts vergunningen werden uitgegeven indien de aanvrager kon aantonen dat hij van taxiwerk voorzien was, hetgeen er op neer kwam dat die aanvrager aangesloten moest zijn bij een taxicentrale. Aanvankelijk waren er 2 taxicentrales in Utrecht, uit de fusie van deze centrales is UTC ontstaan. Dat bracht hoge waarden voor exploitatierechten bij die enige taxicentrale, zijnde UTC, met zich. Na de liberalisering van de taximarkt was lidmaatschap van een centrale niet meer vereist voor vergunningverlening. De rechtbank concludeert uit deze omstandigheden dat de exploitatierechten van UTC door de liberalisering in waarde zijn gedaald. Dat was niet aan enig handelen van de Coöperatie en/of UTC toe te rekenen. Aldus staat vast dat in ieder geval een deel van de door Oriontaxi B.V. geleden schade niet door Coöperatie en/of UTC werd veroorzaakt. Oriontaxi B.V. heeft deze omstandigheid wel onderkend doch niet in haar stellingen omtrent de door haar geleden schade meegenomen. Het lag op de weg van Oriontaxi B.V. om gemotiveerd te stellen in hoeverre de tekortkomingen en/of het onrechtmatig handelen van de Coöperatie en/of UTC haar schade heeft veroorzaakt. Oriontaxi B.V. heeft dat nagelaten en daarom heeft zij het door haar gestelde causaal verband niet voldoende onderbouwd.
4.22. De conclusies van de rechtbank in r.o. 4.20 en r.o. 4.21 brengen met zich, tezamen doch ook ieder reeds op zichzelf, dat geen causaal verband tussen de gestelde tekortkomingen en/of onrechtmatig handelen van de Coöperatie en/of UTC en de door Oriontaxi B.V. gestelde schade bestaande uit waardedaling van haar exploitatierechten, kan worden aangenomen. Deze vordering ligt derhalve voor afwijzing gereed.
4.23. Ten aanzien van de door Oriontaxi B.V. gestelde relatieve omzetderving overweegt de rechtbank het volgende. Uit de stellingen van Oriontaxi B.V. blijkt dat zij er voor gekozen heeft meer omzet te behalen door relatief meer taxi’s -en daarmee meer personeel- in te zetten. Die keuze voor extra inzet heeft kennelijk geen evenredige omzetstijging teweeggebracht. De stellingen van Oriontaxi B.V. impliceren dat zij er ook voor had kunnen kiezen minder omzet te draaien tegen betere marges. Voorzover Oriontaxi B.V. hier een aderlating heeft gelaten is deze daarom primair het gevolg van de bedrijfseconomische keuze van Oriontaxi B.V. voor een bepaald ondernemingsbeleid. Die conclusie staat er aan in de weg om aan te kunnen nemen dat de schade zoals door Oriontaxi B.V. gevorderd in causaal verband staat met de gestelde tekortkomingen en/of onrechtmatig gedrag van de Coöperatie en/of UTC. Ook deze vordering dient te worden afgewezen.
In conventie en in reconventie
Proceskosten
4.24. Aangezien elk van partijen als op enig punt in het ongelijk gesteld is te beschouwen, zullen de proceskosten in conventie en in reconventie worden gecompenseerd op de hierna te vermelden wijze.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1. verklaart voor recht dat
(a) het lidmaatschap van Oriontaxi B.V. van de Coöperatie per 31 mei 2005 is beëindigd,
(b) de samenwerkingsovereenkomst tussen Oriontaxi B.V. en UTC per 31 mei 2005 is beëindigd,
5.2. veroordeelt UTC om aan Oriontaxi B.V. te betalen een bedrag van EUR 25.752,67 (vijfentwintig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119a BW over het toegewezen bedrag vanaf 14 juni 2005 tot de dag van volledige betaling,
5.3 compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt,
5.4. verklaart dit vonnis in conventie wat betreft de onder 5.2 genoemde beslissing uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6. wijst de vorderingen af,
5.7. compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt.
Dit vonnis is gewezen door mr. E.A. Messer en in het openbaar uitgesproken op 4 april 2007.
w.g. griffier w.g. rechter