ECLI:NL:RBUTR:2007:BA2115
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Buitengerechtelijk schuldeisersakkoord en derdenbeslag in civiele procedure
In deze zaak heeft de kantonrechter te Utrecht op 14 maart 2007 uitspraak gedaan in een geschil tussen [eiser] en BMC BV. [eiser] had een vordering ingesteld tegen BMC, die als beslagen derde was betrokken bij een schuldeisersakkoord van [Werknemer A]. De procedure volgde op een vonnis van de kantonrechter te Delft van 18 november 2004, waarbij [Werknemer A] was veroordeeld tot betaling aan [eiser]. Op 9 maart 2005 werd derdenbeslag gelegd onder BMC, waarbij aanvankelijk was afgesproken dat BMC maandelijks € 500,-- zou inhouden en afdragen aan [eiser].
Tijdens de procedure stelde [eiser] dat er nog een bedrag van € 3.616,54 verschuldigd was, terwijl BMC en [Werknemer A] een vrijwillige schuldsanering hadden getroffen met de Gemeentelijke Kredietbank Amsterdam (GKA). BMC betoogde dat [eiser] niet akkoord hoefde te gaan met het voorstel om de vordering te verminderen, maar dat hij dit wel deed in strijd met de redelijkheid en billijkheid. De kantonrechter oordeelde dat BMC gehouden was om de onder het beslag vallende gelden aan [eiser] af te dragen, ongeacht de vrijwillige schuldsanering.
De kantonrechter concludeerde dat het standpunt van BMC niet voldoende onderbouwd was en dat de vordering van [eiser] moest worden toegewezen. BMC werd veroordeeld om aan [eiser] een bedrag van € 3.616,54 te betalen, met wettelijke rente vanaf 15 augustus 2006, en werd ook veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis werd uitvoerbaar bij voorraad verklaard, en het meer of anders gevorderde werd afgewezen.