ECLI:NL:RBUTR:2007:BA1329

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 maart 2007
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
16/500309-06 en 01/045051-03 (tul)
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Gevangenisstraf en TBS wegens gijzeling

Op 22 maart 2007 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die zich schuldig had gemaakt aan gijzeling. De verdachte, geboren in 1961 en thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Grave, heeft gedurende ongeveer één uur een hulpverleenster van het Centrum X gegijzeld. Ondanks dat een andere medewerkster van het Centrum X de verdachte wilde helpen met zijn medicijnen, heeft hij de stagiaire met een mes bedreigd. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder het is begaan. De psychiater M.L.I.M. van Tiel en psycholoog drs. F.C.P. Zuidhof hebben beiden geconstateerd dat de verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis, waaronder schizofrenie en een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens. Dit heeft geleid tot agressief gedrag en een verhoogd risico op recidive. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte ten tijde van het delict in een paranoïde psychotische fase verkeerde, veroorzaakt door middelenmisbruik en een gebrek aan noodzakelijke medicatie. De rechtbank heeft de verdachte ter beschikking gesteld en verpleging van overheidswege gelast, gezien de veiligheid van anderen en de algemene veiligheid van personen. Daarnaast is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 9 maanden, met aftrek van het voorarrest, en is het in beslag genomen mes verbeurd verklaard. De rechtbank heeft ook de tenuitvoerlegging gelast van een eerder voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf van 3 maanden, omdat de verdachte zich opnieuw schuldig had gemaakt aan een strafbaar feit tijdens de proeftijd.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer(s): 16/500309-06 en 01/045051-03 (tul)
Datum uitspraak: 22 maart 2007
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[Verdachte],
geboren op [geboortedatum] 1961 te [geboorteplaats],
wonende te [woonplaats],
thans gedetineerd in het Huis van Bewaring Grave te Grave.
Raadsman: mr. J.S. Muijsson.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 8 maart 2007.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank komt tot deze bewezenverklaring op grond van de bekennende verklaring van de verdachte ter terechtzitting, de verklaring van [slachtoffer A] (34 t/m 37) en [slachtoffer B] (p. 43 t/m 46) alsmede het relaas van verbalisant (p. 21).
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder primair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Gijzeling.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan. Daarbij heeft de rechtbank in het bijzonder in aanmerking genomen dat verdachte gedurende zeer lange tijd, ongeveer één uur, één hulpverleenster van het [Centrum X] heeft gegijzeld, ondanks dat een andere medewerkster van [Centrum X] verdachte wilde helpen om aan zijn medicijnen te komen.
Verdachte heeft één van deze hulpverleensters, die een stagiaire was, lange tijd in bedwang gehouden en met een mes bedreigd. Het is niet denkbeeldig dat deze hulpverleensters, die slechts hun werk doen en kwetsbaar zijn voor dergelijke reacties, door deze aangrijpende situatie psychische schade hebben ondervonden of nog zullen ondervinden.
Het is niet de eerste keer dat verdachte in aanraking komt met justitie. Uit een uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 6 oktober 2006 blijkt dat verdachte nog op 21 september 2006 door de politierechter is veroordeeld tot 3 maanden gevangenisstraf wegens vermogens- en geweldsdelicten. Verdachte heeft het bewezen verklaarde feit begaan nadat hij net uit zijn detentie was ontslagen.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank voorts acht geslagen op een voorlichtingsrapport d.d. 23 februari 2007 van G. Verstraten, reclasseringswerker bij het Leger des Heils en de rapporten d.d. 4 december 2006 van drs. M.L.I.M. van Tiel, psychiater, en drs. F.C.P. Zuidhof, psycholoog.
De psychiater en psycholoog zijn van mening dat verdachte lijdt aan een ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens in de zin van schizofrenie, paranoïde type en verslaving aan alcohol (en mogelijk middelenmisbruik). Verder zijn zij van mening dat verdachte lijdt aan een gebrekkige ontwikkeling van zijn geestvermogens in de zin van een gemengde persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline kenmerken. De ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling waren aanwezig ten tijde van het ten laste gelegde.
De psychiater M.L.I.M. van Tiel, vermeldt voorts (beantwoording van de vraagstelling):
De antisociale persoonlijkheidstrekken komen tot uiting in het afschuiven van verantwoordelijkheid en terugkerend wetsovertredend en agressief gedrag. Zij zijn mogelijk mede ontstaan ten gevolge van een persoonlijkheidsverandering door langdurig misbruik van middelen.
De borderline kenmerken komen tot uiting in obstinate en dwingende reacties bij het gevoel afgewezen te worden, voorts in recidiverende suïcidale gedragingen en automutilatie, tenslotte in het misbruik van middelen.
Het ten laste gelegde kan geacht worden grotendeels voort te vloeien uit zijn ziekelijke stoornis, met name de schizofrenie en zijn gebrekkige ontwikkeling.
Betrokkene is onderhevig aan imperatieve (gebiedende) gehoorshallucinaties, die hem aanzetten tot agressieve gedragingen (steken met een mes). De genoemde agressieve ingevingen werden versterkt door waanachtige belevingen zodra hij zichzelf moest zien te redden. Tevens heeft een rol gespeeld dat hij op basis van zijn persoonlijkheidsstoornis tot agressieve daden komt in situaties waarin niet aan zijn wensen wordt voldaan en waarbij hij zich in de steek gelaten voelt.
Persisterende gebiedende gehoorshallucinaties en waanachtige belevingen kunnen hem aanzetten tot gevaarlijke agressieve handelingen jegens anderen. Genoemde agressieve neigingen worden versterkt door zijn persoonlijkheidsstoornis. Op grond van zijn persoonlijkheidsstoornis blijkt betrokkene ook zich telkens te onttrekken aan hulpverlening en komt hij zijn afspraken niet na.
Betrokkenes ernstige ziekelijke stoornis en gebrekkige ontwikkeling hebben een duidelijk causaal verband met het ten laste gelegde.
Er bestaat een grote kans op herhaling van soortgelijke delicten met gevaar voor anderen.
De psycholoog drs. F.C.P. Zuidhof vermeldt voorts (beantwoording van de vraagstelling):
Aangenomen kan worden dat onderzochte zich ten tijde van het hem ten laste gelegde delict in een paranoïd psychotische fase bevond (hallucinaties, derealisatie), opgewekt door alcohol- en cocaïnemisbruik, destabiliserende factoren en gemis aan de noodzakelijke psychofarmaca. Maar ook de kenmerken van zijn persoonlijkheidsstoornis zijn herkenbaar: dwingen en bedreigen om zijn zin te krijgen.
De gestandaardiseerde risicotaxatie geeft een hoog risico aan ten aanzien van recidive van gewelddadig gedrag.
Onderzochte kan slechts binnen een strak gecontroleerd en prikkelarm c.q. beschut psychiatrisch kader worden behandeld. Het aangegeven kader dient volledig te zijn. Gebleken is immers dat onderzochte binnen de reguliere psychiatrie en hulpverlening mogelijkheden ziet zich aan de behandelingsregels te onttrekken.
Beide gedragsdeskundigen concluderen dat verdachte ten tijde van het plegen van het ten laste gelegde sterk verminderd toerekeningsvatbaar kan worden geacht en adviseren om een TBS met dwangverpleging op te leggen.
Met de hiervoor weergegeven conclusie en het gegeven advies kan de rechtbank zich verenigen en zij maakt die conclusie tot de hare en neemt voormeld advies over.
Met de officier van justitie is de rechtbank van oordeel dat, behalve de maatregel van terbeschikkingstelling met verpleging, een gevangenisstraf passend en geboden is en wel voor de duur van 9 maanden met aftrek van het voorarrest.
Met betrekking tot de op te leggen maatregel overweegt de rechtbank voorts dat verdachte wordt veroordeeld voor een misdrijf dat gericht is tegen en gevaar veroorzaakt voor de onaantastbaarheid van het lichaam van één of meer personen en waarop naar de wettelijke omschrijving een gevangenisstraf van meer dan 4 jaar is gesteld.
De rechtbank zal gelasten dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld en bevelen dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd, nu de veiligheid van anderen dan wel de algemene veiligheid van personen het opleggen van deze maatregel van terbeschikkingstelling en verpleging eist.
Verbeurdverklaring:
Het in beslag genomen en niet teruggegeven mes met zwart handvat en zilverkleurig lemmet zal worden verbeurd verklaard, aangezien met behulp van dit mes, dat aan verdachte toebehoort, het bewezen verklaarde feit is begaan.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de rechtbank te ‘s Hertogenbosch van 30 november 2004 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de tijd van 12 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 3 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij vonnis van de politierechter in deze rechtbank van 21 september 2006 is een deel van de tenuitvoerlegging van deze voorwaardelijk opgelegde gevangenisstraf gelast, te weten een gedeelte van 3 maanden.
Op 18 oktober 2006 is de vordering van de officier van justitie bij deze rechtbank ingekomen.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf, voor zover dit betreft het resterende gedeelte van 3 maanden, wordt gelast.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, te weten op
5 oktober 2006, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van genoemde resterende voorwaardelijke gevangenisstraf van 3 maanden gelasten.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 33, 33a, 37a, 37b en 282a van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een gevangenisstraf voor de duur van 9 MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd.
Verklaart verbeurd: één mes met zwart handvat en zilverkleurig lemmet .
Ten aanzien van parketnummer 01/045051-03 (tul):
Gelast de tenuitvoerlegging van het resterende gedeelte van de gevangenisstraf voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 30 november 2004, te weten 3 MAANDEN.
Dit vonnis is gewezen door mrs P.M.E. Bernini, P. Bender en J.K.J. van den Boom, bijgestaan door S. Schatz als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 maart 2007.