ECLI:NL:RBUTR:2007:BA0705
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- E.F. Bueno
- J.F. Dekking
- M.P. van Glerum
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak van verkrachting en aanranding na onvoldoende bewijs van dwang
Op 14 maart 2007 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in de strafzaak tegen een verdachte die werd beschuldigd van verkrachting en aanranding. De rechtbank oordeelde dat niet wettig en overtuigend was bewezen dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had gepleegd. De rechtbank concludeerde dat, hoewel de bedoelingen van de verdachte seksueel gericht waren en hij had gekeken hoe ver hij kon gaan, de signalen van de aangeefster niet voldoende kenbaar waren voor de verdachte. De rechtbank merkte op dat het gedrag van de verdachte, hoewel niet aan te merken als verkrachting of aanranding, volstrekt misplaatst was. De rechtbank benadrukte dat voor dwang in de zin van de artikelen 242 en 246 van het Wetboek van Strafrecht, de verdachte opzettelijk moet hebben veroorzaakt dat het slachtoffer de bedoelde handelingen tegen haar wil heeft ondergaan. Dit vereiste dat het slachtoffer de handelingen als dwang moest ervaren, wat volgens de rechtbank onvoldoende uit de bewijsmiddelen naar voren kwam.
De benadeelde partij, aangeduid als [X], had een vordering ingediend voor vergoeding van materiële schade. Aangezien de verdachte werd vrijgesproken en er geen straf of maatregel werd opgelegd, verklaarde de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk in de vordering. De uitspraak volgde na het onderzoek op de terechtzitting van 28 februari 2007, waarbij de rechtbank de inhoud van de dagvaarding als bijlage aan het vonnis hechtte. De beslissing werd genomen door de meervoudige kamer voor strafzaken, met mr. F. Rethmeier als griffier.