Sector handels- en familierecht
Vonnis van 28 februari 2007
in de zaak met zaaknummer / rolnummer: 209482 / HA ZA 06-525 van
de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Zwammerdam,
eiseres tot verificatie,
procureur mr. B.E. van der Molen,
1. MR. H. DULACK Q.Q.
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement
van de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid [D.] Group B.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. MR. W.J.M. VAN ANDEL Q.Q.
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement
van de besloten vennootschap met beperkte
aansprakelijkheid [D.] Group B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden tot verificatie,
procureur mr. P.J. Neijt,
en in de zaak met zaaknummer / rolnummer 209902 / HA ZA 06-745 van
de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te Zwammerdam,
eiseres tot verificatie,
procureur mr. B.E. van der Molen,
1. MR. H. DULACK Q.Q.
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement
van de naamloze vennootschap [L.] Group N.V.,
gevestigd te Utrecht,
2. MR. W.J.M. VAN ANDEL Q.Q.
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement
van de naamloze vennootschap [L.] Group N.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagden tot verificatie,
procureur mr. P.J. Neijt.
Partijen zullen hierna [eiseres], de curatoren van [D.] en de curatoren van [L.] genoemd worden.
1. De procedure in de zaak 06-525
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de verwijzing van de zaak door de rechter-commissaris in het faillissement van [D.] Group N.V. (verder te noemen: [D.]) naar de rechtbank
- de conclusie van eis houdende vordering tot verificatie
- de conclusie van antwoord in renvooiprocedure
- de akte van de zijde van de curatoren van [D.] d.d. 30 augustus 2006
- de conclusie van repliek in renvooiprocedure
- de conclusie van dupliek in renvooiprocedure.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De procedure in de zaak 06-745
2.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de verwijzing van de zaak door de rechter-commissaris in het faillissement van [L.] Group N.V. (verder te noemen: [L.]) naar de rechtbank
- de conclusie van eis houdende vordering tot verificatie
- de conclusie van antwoord in renvooiprocedure
- de akte van de zijde van de curatoren van [L.] d.d. 30 augustus 2006
- de conclusie van repliek in renvooiprocedure
- de conclusie van dupliek in renvooiprocedure.
2.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
3. De feiten
in beide zaken
3.1 Op 2 maart 1998 heeft [D.] een 403-verklaring opgesteld waarmee zij zich tot wederopzegging hoofdelijk aansprakelijk heeft verklaard voor de schulden die voortvloeien uit de met ingang van 1 januari 1997 aangegane rechtshandelingen van de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid [M.] Ondergrondse Infrastructuren B.V. (hierna te noemen: [M.]). Deze verklaring is op 2 april 1998 ingeschreven in het register van de Kamer van Koophandel voor Utrecht en omstreken.
3.2 Op 19 juni 1998 heeft [D.] een verklaring opgesteld, waarin zij de onder 3.1 bedoelde 403-verklaring intrekt.
3.3 Op 29 maart 1999 is een aannemingovereenkomst gesloten tussen [eiseres] en [M.].
3.4 Op 28 november 2000 heeft [L.] een 403-verklaring opgesteld waarmee zij zich tot wederopzegging hoofdelijk aansprakelijk heeft verklaard voor de schulden die voortvloeien uit de met ingang van 1 januari 1999 aangegane rechtshandelingen van [D.].
3.5 Bij vonnis van 19 december 2001 heeft deze rechtbank [M.] onder meer veroordeeld om uit hoofde van de aannemingsovereenkomst aan [eiseres] te betalen een bedrag van fl 3.592.681,49 (EUR 1.630.287,78).
3.6 Op 8 juli 2002 heeft deze rechtbank het faillissement van [L.] uitgesproken.
3.7 Op 4 september 2002 heeft deze rechtbank het faillissement van [D.] uitgesproken.
4.1 [Eiseres] vordert - samengevat - dat de vordering van [eiseres] van EUR 1.630.287,70 op de lijst van erkende concurrente schuldeisers van [D.] wordt geplaatst en de curatoren van [D.] veroordeeld worden in de kosten van het geding.
4.2 De curatoren van [D.] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.3 [Eiseres] vordert - samengevat - dat de vordering van [eiseres] van EUR 1.630.287,70 op de lijst van erkende concurrente schuldeisers van [L.] wordt geplaatst en de curatoren van [L.] veroordeeld worden in de kosten van het geding.
4.4 De curatoren van [L.] voeren verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
5.1 De kern van het geschil tussen partijen betreft het antwoord op de vraag of [D.] de 403-verklaring die zij op 2 maart 1998 heeft afgegeven ten behoeve van [M.], rechtsgeldig heeft ingetrokken.
5.2 Ingevolge artikel 2:404 lid 1 BW kan een 403-verklaring worden ingetrokken door deponering van een daartoe strekkende verklaring ten kantore van het handelsregister. [D.] heeft - blijkens de overgelegde brief van de Kamer van Koophandel van Utrecht en omstreken van 22 juli 1998 - de door haar op 19 juni 1998 opgestelde intrekkingsverklaring op 22 juli 1998 ten kantore van het handelsregister gedeponeerd, zodat aan deze voorwaarde voor intrekking is voldaan.
5.3 Anders dan [eiseres] heeft gesteld, was [D.] niet verplicht de beëindiging van de aansprakelijkheid ingevolge de intrekkingsverklaring aan te kondigen in een landelijk verspreid dagblad. Het bepaalde in artikel 2:404 lid 3 sub c BW ziet immers - zoals de curatoren van [D.] terecht hebben gesteld - slechts op de zogenaamde 'overblijvende aansprakelijkheid' in de zin van artikel 2:404 lid 2 BW, dus op de aansprakelijkheid voor schulden die voortvloeien uit rechtshandelingen die zijn verricht vóórdat jegens de schuldeiser een beroep op de intrekking kan worden gedaan. Vaststaat dat de schuld waarvan [eiseres] in deze procedure plaatsing op de lijst van erkende crediteuren vordert, zijn grondslag vindt in een nadien aangegane rechtshandeling, namelijk het sluiten van de aannemingsovereenkomst door [eiseres] met [M.] op 29 maart 1999.
5.4 In het midden kan blijven of - zoals [eiseres] heeft gesteld - de verplichting (van de Kamer van Koophandel) ingevolge artikel 17 Handelsregisterwet om van een deponering in het handelsregister mededeling te doen in de Staatscourant ook ziet op de deponering van een intrekkingsverklaring in de zin artikel 2:404 BW. Immers, ook indien dat het geval is, moet geoordeeld worden dat ook aan deze verplichting is voldaan, blijkens de door de curatoren van [D.] overgelegde pagina uit de Staatscourant van 24 juli 1998.
5.5 Het voorgaande dient tot de conclusie te leiden dat [D.] haar 403-verklaring op een rechtsgeldige wijze heeft ingetrokken, zodat zij niet meer aansprakelijk is voor de schulden die zijn grondslag vinden in nadien door [M.] aangegane rechtshandelingen, zoals de aannemingsovereenkomst met [eiseres]. De vordering tot verificatie zal dan ook worden afgewezen.
5.6 [Eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curatoren van [D.] worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 248,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.152,00
5.7 [Eiseres] heeft de aansprakelijkheid van [L.] voor de schuld van [M.] aan [eiseres] gegrond op een door [L.] afgegeven 403-verklaring ten behoeve van [D.]. Nu in de zaak met zaak-/rolnummer 209482/HA ZA 06-525 is geoordeeld dat [D.] niet aansprakelijk is voor deze schuld, dient hetzelfde te gelden voor [L.]. Ook deze vordering tot verificatie dient derhalve te worden afgewezen.
5.8 [Eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curatoren van [L.] worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- vast recht 248,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.152,00
6.1 wijst de vorderingen af,
6.2 veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de curatoren van [D.] tot op heden begroot op EUR 1.152,00,
6.3 wijst de vorderingen af,
6.4 veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van de curatoren van [L.] tot op heden begroot op EUR 1.152,00.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.A.M. van Straalen-Coumou en in het openbaar uitgesproken op 28 februari 2007.
w.g. griffier w.g. rechter