ECLI:NL:RBUTR:2007:AZ7828
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Ch. van Linschoten
- A.M.M.E. Doekes
- A.J.P. Schotman
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in strafzaak wegens ontkenning van seksuele handelingen
Op 5 februari 2007 heeft de Rechtbank Utrecht uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die beschuldigd werd van ongewenste seksuele handelingen jegens [aangeefster]. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte, geboren in 1976, op 19 april 2006 [aangeefster] meerdere keren heeft aangeraakt tijdens een gesprek op de gang van een GGZ-instelling. De aangeefster deed aangifte en werd in haar verhaal ondersteund door getuigen, waaronder [getuige A] en [getuige B], die bevestigden dat zij de aangeefster emotioneel zagen na het voorval. De officier van justitie eiste dat het feit wettig en overtuigend bewezen was, maar de verdediging voerde verweer en stelde dat de verdachte slechts de schouder van de aangeefster had aangeraakt.
De rechtbank oordeelde dat, hoewel er wettig bewijs aanwezig was, dit niet overtuigend genoeg was om de verdachte schuldig te verklaren. De rechtbank concludeerde dat er geen objectief steunbewijs was dat niet uit de bron van de aangeefster kwam. De rechtbank was onvoldoende overtuigd dat de verdachte de ten laste gelegde feiten had begaan en sprak hem vrij. Tevens werd de benadeelde partij, [aangeefster], niet-ontvankelijk verklaard in haar vordering, en moesten zowel de benadeelde partij als de verdachte hun eigen kosten dragen.
Dit vonnis is gewezen door de meervoudige kamer voor strafzaken en is gebaseerd op het onderzoek dat heeft plaatsgevonden op de terechtzitting van 22 januari 2007. De rechtbank benadrukte dat de verdachte consistent had verklaard en dat zijn verhaal door getuigen werd ondersteund, wat bijdroeg aan de beslissing om hem vrij te spreken.