Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 196032 / HA ZA 05-1197
Vonnis van 3 januari 2007
MR. JOHANNES JONK Q.Q.
wonende te Leiden,
in zijn hoedanigheid van curator in het faillissement van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
RECON AANNEMINGSBEDRIJF B.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
eiser,
procureur mr. P.C. van As,
[gedaagde],
wonende te [woonplaats], [land],
gedaagde,
procureur mr. H.K. Jap-A-Joe.
Partijen zullen hierna de curator en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- een akte houdende overlegging producties
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1 Bij vonnis van deze rechtbank van 23 maart 2005 is Recon Aannemingsbedrijf B.V. (hierna: Recon Aannemingsbedrijf), gevestigd te Nieuwegein failliet verklaard met benoeming van de curator als zodanig.
2.2 Recon Aannemingsbedrijf is evenals Recon Schilderwerken B.V. (hierna: Recon Schilderwerken), een 100% dochter van Recon Holding B.V (hierna: de Holding).
2.3 [Gedaagde] is enig aandeelhouder van de Holding en bestuurder van Recon Aannemingsbedrijf en Recon Schilderwerken.
3.1 De curator vordert, na vermeerdering van eis bij conclusie van repliek:
Primair:
1. een verklaring voor recht dat [gedaagde] zijn taak als bestuurder van Recon Aannemingsbedrijf in de periode gedurende drie jaar voorafgaande aan het faillissement, althans in een nader door de rechtbank vast te stellen periode, onbehoorlijk heeft vervuld en dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Recon Aannemingsbedrijf;
2. veroordeling van [gedaagde] om aan de curator te voldoen het bedrag van het tekort, zoals bedoeld in artikel 2:248 lid 1 BW, nader op te maken bij staat op de voet van artikel 2:248 lid 5 BW jo. 2: 612 e.v. Rv;
3. veroordeling van [gedaagde] om als voorschot op het onder 2 bedoelde tekort aan de curator te voldoen een bedrag van € 125.000,00, te vermeerderen met de wettelijke rente hierover vanaf 15 februari 2006 tot aan de dag der algehele voldoening.
Subsidiair:
Veroordeling van [gedaagde] om aan de curator te voldoen alle kosten, schaden en interessen die Recon Aannemingsbedrijf ten gevolge van het onrechtmatig handelen van [gedaagde], dan wel tengevolge van de aan [gedaagde] toerekenbare tekortkoming, heeft geleden en nog zal lijden, nader op te maken en te vereffenen volgens de wet.
Primair en subsidiair:
Veroordeling van [gedaagde] in de kosten van het geding, die van het gelegde beslag daaronder begrepen.
3.2 [Gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1 De curator heeft bij conclusie van repliek zijn eis vermeerderd in die zin dat het bovenvermelde onderdeel 3 aan de primaire vordering is toegevoegd. [Gedaagde] heeft zich hiertegen verzet met de stelling dat de procedure hierdoor onredelijk wordt vertraagd en [gedaagde] hierdoor in zijn verdediging wordt bemoeilijkt. Nu [gedaagde] bij conclusie van dupliek heeft kunnen reageren op de vermeerderde vordering van de curator en heeft nagelaten aan te geven waardoor hij precies in zijn verdediging is bemoeilijkt, verklaart de rechtbank het verzet van [gedaagde] ongegrond en zal zij de vordering op grond van de vermeerderde eis beoordelen.
4.2 De curator heeft zijn vordering primair gegrond op artikel 2:248 BW. In dit artikel is bepaald dat in geval van faillissement van een vennootschap de bestuurder jegens de boedel hoofdelijk aansprakelijk is voor het bedrag van de schulden voor zover deze niet door vereffening van de overige baten kunnen worden voldaan, indien hij zijn taak kennelijk onbehoorlijk heeft vervuld en aannemelijk is dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. In het tweede lid van dit artikel is bepaald dat indien de bestuurder niet heeft voldaan aan zijn verplichtingen uit de artikelen 2:10 of 2:394 BW, hij zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en wordt vermoed dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement.
4.3 De curator heeft in de eerste plaats, met een beroep op het tweede lid van artikel 248 BW, aangevoerd dat [gedaagde] niet heeft voldaan aan de verplichting in artikel 2:10 BW om een zodanige administratie te voeren dat te allen tijde de rechten en verplichtingen van Recon Aannemingsbedrijf kunnen worden gekend en aan zijn verplichting in artikel 2:394 BW om de jaarstukken van Recon Aannemingsbedrijf over 2002 tijdig te deponeren bij het handelsregister. Volgens de curator zijn deze jaarstukken 52 dagen te laat bij het handelsregister gedeponeerd.
4.4 [Gedaagde] heeft gemotiveerd betwist dat hij niet voldaan zou hebben aan zijn verplichtingen op grond van de artikelen 2:10 en 2:394 BW. Gelet op deze gemotiveerde betwisting kan hetgeen de curator hieromtrent heeft aangevoerd niet als vaststaand worden aangenomen. Voor de beoordeling van de vraag of een bestuurder zijn taak onbehoorlijk heeft vervuld en of dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement, is echter niet alleen van belang of een bestuurder zijn verplichtingen op grond van deze artikelen is nagekomen. Ook indien de bestuurder aan deze verplichtingen wél heeft voldaan, kan er sprake zijn van een onbehoorlijke taakvervulling. De stelplicht en de bewijslast van deze onbehoorlijke taakvervulling ligt in dat geval echter bij de curator en wordt niet, middels de omkeringsregel in het tweede lid van artikel 2:248, bij de bestuurder gelegd.
4.5 De curator heeft, naast de door hem gestelde schending door [gedaagde] van de verplichtingen in artikel 2:10 en 2:394 BW, ook andere gronden aangevoerd ter onderbouwing van zijn stelling dat [gedaagde] zijn taken als bestuurder van Recon Aannemingsbedrijf onbehoorlijk heeft vervuld en dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement. De rechtbank zal in het navolgende op deze gronden ingaan.
rekening courant verhouding Recon Aannemingsbedrijf / Holding
4.6 In de eerste plaats heeft de curator gewezen op de grootboekkaart van de rekening-courant tussen Recon Aannemingsbedrijf en de Holding, waarin de mutaties in deze rekening-courant over 2004 zijn weergegeven. Op deze grootboekkaart zijn een drietal mutaties verwerkt met de omschrijving “creditering rekening courant Recon Schilderwerken” over de jaren 2001, 2002 en 2003 ten bedrage van € 86.423,53 respectievelijk € 86.769,71 en € 26.953,18 en een mutatie met de omschrijving “dividenduitkering jaar 2003” ten bedrage van € 314.414,00. De Holding, die op 1 januari 2004 nog een schuld had aan Recon Aannemingsbedrijf van € 470.764,00, verkreeg door deze mutaties een vordering op Recon Aannemingsbedrijf.
4.7 De curator heeft ten aanzien van deze mutaties gesteld dat correcties over de jaren 2001, 2002 en 2003 in de rekening courant met Recon Schilderwerken, in ieder geval niet thuishoren in de rekening courant verhouding tussen Recon Aannemingsbedrijf en de Holding en dat correcties op boekjaren waarover de jaarstukken al zijn uitgebracht, vastgesteld en goedgekeurd, onmogelijk is.
4.8 Daarnaast heeft de curator gesteld dat de dividenduitkering van Recon Aannemingsbedrijf aan de Holding ad € 314.414,00 per 2 augustus 2004, waarmee de volledige schuld van de Holding aan Recon Aannemingsbedrijf werd weggepoetst, in de eerste plaats volstrekt in strijd is met de eerdere mededelingen in de vastgestelde en neergelegde jaarstukken van Recon Aannemingsbedrijf over 2000, 2001, 2002 en 2003, waarin steeds is vermeld dat de winst is toegevoegd aan de reserves. In de tweede plaats heeft de curator aangevoerd dat geen enkel redelijk denkend bestuurder in de omstandigheden waarin Recon Aannemingsbedrijf in augustus 2004 verkeerde tot een dergelijk dividendbesluit en de uitvoering daarvan zou zijn gekomen.
4.9 De curator heeft daartoe gesteld dat [gedaagde] op 3 augustus 2004 wist dat Recon Aannemingsbedrijf vanaf eind 2003 financieel in zwaar weer verkeerde, omdat hij op diezelfde dag een gesprek had gevoerd met zijn boekhouder waaruit hij had kunnen en moeten afleiden dat het slecht ging met de onderneming. De curator heeft een verslag overgelegd van de heer [B. van der S.], medewerker bij het boekhoudkantoor van Recon Aannemingsbedrijf. In deze verklaring is onder meer vermeld:
“Verslag bezoek gedateerd 3 augustus 2004
(…)
Ik heb de heer [gedaagde] op de hoogte gebracht van de slechte resultaten van Recon Aannemingsbedrijf. De maandelijkse omzet is niet voldoende om de vaste kosten te kunnen dekken. De heer [gedaagde] was hiervan al op de hoogte”
4.10 Volgens de curator heeft bedoelde dividenduitkering (bestaande uit het gehele eigen vermogen van Recon Aannemingsbedrijf met uitzondering van de wettelijke reserves) aan de Holding ervoor gezorgd dat de solvabiliteit van de onderneming zodanig verminderde dat een faillissement vanaf dat moment onafwendbaar was. Doordat de jaarrekening over 2003 op 15 augustus 2004 werd gepubliceerd en hierop de dividenduitkering niet zichtbaar was, verkeerden de crediteuren van Recon Aannemingsbedrijf echter in de veronderstelling dat Recon Aannemingsbedrijf nog voldoende solvabel was. Omdat Recon Aannemingsbedrijf in het verleden nimmer dividenduitkeringen had gedaan en over het voornemen om dividend uit te keren in de jaarstukken ook nimmer melding was gemaakt, heeft [gedaagde], door op 2 augustus 2004 voornoemde dividenduitkering te doen, de crediteuren van Recon Aannemingsbedrijf misleid, aldus de curator.
Doorbelasting kosten Holding
4.11 De curator heeft voorts gesteld dat de door de Holding aan Recon Aannemingsbedrijf in rekening gebrachte management fee, de huur voor de bedrijfsruimte en de accountantskosten excessief hoog waren. Hij heeft hiertoe aangevoerd dat de managementfee niet in verhouding staat met de werkelijk door [gedaagde] verrichte werkzaamheden voor Recon Aannemingsbedrijf, nu [gedaagde] bijna het gehele jaar in [land] verbleef en slechts een á twee dagen per maand in Nederland was. Ten aanzien van de huur heeft de curator gesteld dat door de Holding aan Recon Aannemingsbedrijf een huur in rekening werd gebracht van € 35.832,00 per jaar, voor het gebruik van slechts één kamer in een bedrijfspand dat in totaal een getaxeerde jaarlijkse huurwaarde had van € 20.000,00.
Met betrekking tot de accountantskosten heeft de curator gesteld dat de Holding in 2002 aan haar twee dochterbedrijven Recon Aannemingsbedrijf en Recon Schilderwerken in totaal een bedrag van € 72.000,00 heeft doorbelast, terwijl de werkelijke kosten van de Holding € 49.788,00 bedroegen. In 2003 is volgens de curator een bedrag van € 81.000,00 doorbelast aan Recon Aannemingsbedrijf en Recon Schilderwerken, tegenover de werkelijke accountantskosten ad
€ 43.539,00.
Betalingen voor Recon Schilderwerken
4.12 De curator heeft gesteld dat Recon Aannemingsbedrijf in 2004 en 2005 betalingen heeft verricht ten behoeve van Recon Schilderwerken van in totaal € 56.102,09, waarmee de totale schuld van Recon Schilderwerken aan Recon Aannemingsbedrijf in de rekening-courant is opgelopen tot een bedrag van € 190.805,34. De curator heeft aangevoerd dat door deze betalingen de solvabiliteit van Recon Aannemingsbedrijf nog verder verminderde. De curator heeft gesteld dat Recon Schilderwerken eind 2003 een negatief eigen vermogen had van € 52.372,00 en in 2003 een verlies had geleden van € 49.100,00, dat zich in 2004 voortzette, zodat terugbetaling van deze bedragen door Recon Schilderwerken, waarvoor geen zekerheden waren bedongen, illusoir was.
Betaling van € 90.000,00 aan [gedaagde] in privé
4.13 Voorts heeft de curator verwezen naar een overboeking van Recon Aannemingsbedrijf van € 90.000,00 naar de privé-rekening van [gedaagde] op 23 maart 2004, waardoor de debetstand op de bankrekening van Recon Aannemingsbedrijf werd verhoogd van € 52.065,85 naar € 142.156,85. Volgens de curator heeft [gedaagde] middels deze overboeking welbewust geld van Recon Aannemingsbedrijf weggesluisd naar zijn privé-rekening. Dat deze betaling is geboekt in de rekening-courant met de Holding, doet daar volgens de curator niets aan af. Volgens de curator was er voor deze betaling geen enkele rechtsgrond, zodat er voor Recon Aannemingsbedrijf geen verplichting bestond om deze betaling te verrichten. Bovendien had de Holding in de rekening courant verhouding met Recon Aannemingsbedrijf reeds een schuld van € 470.764,00, zodat volgens de curator geen enkele redelijk denkend en handelend bestuurder een dergelijke betaling aan haar schuldenaar zou hebben gedaan, zonder daarvoor zekerheid te verlangen.
Betalingen niet-zakelijk karakter
4.14 Tot slot heeft [gedaagde] volgens de curator in 2004 en 2005 voor een bedrag van in totaal € 21.634,54 aan betalingen gedaan met een creditcard die op naam van Recon Aannemingsbedrijf stond, ten behoeve van privé-reizen zonder enig zakelijk karakter, ten laste van Recon Aannemingsbedrijf, hetgeen evenmin getuigt van behoorlijk bestuur.
4.15 De curator heeft betoogd dat uit de bovenomschreven handelingen van [gedaagde] volgt dat [gedaagde] zijn taken als bestuurder van Recon Aannemingsbedrijf onbehoorlijk heeft vervuld en dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement.
Verweer [gedaagde] en de beoordeling daarvan
4.16 In reactie op de verwijten van de curator, betrekking hebbende op de dividenduitkering aan de Holding op 2 augustus 2002, heeft [gedaagde] bij conclusie van antwoord notulen overgelegd van buitengewone Algemene Vergaderingen van Aandeelhouders d.d. 20 december 1999, 20 december 2000, 20 december 2001 en 20 december 2002, waarin telkens is vermeld dat in deze vergaderingen is besloten om over het betreffende boekjaar een maximum aan dividend uit te keren. De rechtbank is met de curator van oordeel dat deze dividendbesluiten in het geheel niet te rijmen zijn met het feit dat op de goedgekeurde en vastgestelde jaarrekeningen van Recon Aannemingsbedrijf steeds is vermeld dat de winst van Recon Aannemingsbedrijf is toegevoegd aan de algemene reserves en dat er vóór 2 augustus 2004 nimmer een dividenduitkering is gedaan. Nu de curator bij conclusie van repliek uitgebreid heeft betoogd dat de door [gedaagde] overgelegde dividendbesluiten naar zijn mening achteraf, dus nadat [gedaagde] door de curator persoonlijk was aangesproken, door hem zijn vervaardigd en dat geen enkel redelijk denkend en handelend bestuurder van een vennootschap op dat moment zou hebben besloten tot het doen van een dividenduitkering waarmee nagenoeg het gehele eigen vermogen van de vennootschap werd uitgekeerd, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om bij dupliek (eveneens uitgebreid) te motiveren waarom hij op 2 augustus 2004 is overgegaan tot bovengenoemde dividenduitkering. [gedaagde] heeft dit echter nagelaten en slechts gesteld dat “deze vragen alleen door een accountantskantoor kunnen worden beantwoord.” In het licht van hetgeen door de curator is aangevoerd acht de rechtbank deze reactie volstrekt onvoldoende.
4.17 Op de verwijten van de curator ten aanzien van bovengenoemde betalingen aan Recon Schilderwerken ad € 56.102,09, aan [gedaagde] in privé van € 90.000,00 en aan creditcard betalingen voor privédoeleinden ad € 21.634,54, is [gedaagde] bij conclusie van dupliek in het geheel niet ingegaan, hoewel dit gezien de uitgebreide stellingen hierover van de curator bij conclusie van repliek wel op zijn weg had gelegen. De rechtbank neemt hetgeen de curator ten aanzien van deze betalingen heeft gesteld dan ook als vaststaand aan.
4.18 Ten aanzien van de verwijten van de curator met betrekking tot de te hoge doorbelasting door de Holding van huisvestingskosten en accountantskosten en de hoogte van de managementfee heeft [gedaagde] aangevoerd dat de managementfee op minimumloon niveau is, de berekende huur conform marktprijs is en de Holding een minimale winst maakte omdat diverse doorberekeningen niet werden uitgevoerd. De rechtbank merkt in de eerste plaats op dat [gedaagde] zowel de bestuurder van Recon Aannemingsbedrijf als van de Holding was en hij dus bepaalde welke bedragen door de Holding bij Recon Aannemingsbedrijf in rekening werden gebracht. Nu [gedaagde] niet heeft betwist dat de huurwaarde van het gehele pand waarin Recon Aannemingsbedrijf een ruimte huurde, slechts een jaarlijkse huurwaarde had van € 20.000,00, is het niet goed te begrijpen dat [gedaagde] als bestuurder van de Holding besloten heeft om aan Recon Aannemingsbedrijf een huur van € 35.832,00 per jaar in rekening te brengen voor het gebruik van slechts een deel van het pand. Datzelfde geldt ten aanzien van de hoge marge die de Holding meende te moeten hanteren bij het doorbelasten van de accountantskosten aan Recon Aannemingsbedrijf. Nu de curator voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat zeker vanaf 2004 een kostenbesparing op zijn plaats was, had het op de weg van [gedaagde] gelegen om meer duidelijkheid te verschaffen over de redenen van deze beslissingen.
4.19 De rechtbank tekent daarbij aan dat een oordeel over deze laatste verwijten van de curator in het midden kan blijven, nu zij reeds op grond van de (wegens gebrek aan voldoende gemotiveerde betwisting vaststaande) handelwijze door [gedaagde] met betrekking tot de uitkering van bijna het gehele eigen vermogen aan dividend, de correcties in de rekening-courant over voorafgaande jaren, de betaling aan [gedaagde] van € 90.000,00 in privé en de privé-uitgaven met de creditcard van Recon Aannemingsbedrijf, tot het oordeel komt dat [gedaagde] zijn taken als bestuurder van Recon Aannemingsbedrijf onbehoorlijk heeft vervuld. Niet in geschil is immers dat de financiële situatie van Recon Aannemingsbedrijf in 2004 zodanig was dat een kostenbeheersing op zijn plaats was en dat [gedaagde] hiervan op de hoogte was. Desondanks heeft [gedaagde] bovengenoemde handelingen verricht waardoor de solvabiliteit van Recon Aannemingsbedrijf aanmerkelijk is verminderd. Uit de beperkte reactie van [gedaagde] op de ernstige verwijten van de curator aan zijn adres kan de rechtbank geen rechtvaardiging voor zijn handelwijze afleiden.
4.20 De curator heeft naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat de onbehoorlijke taakvervulling door [gedaagde] een belangrijke oorzaak is geweest van het faillissement van Recon Aannemingsbedrijf. Bij conclusie van antwoord heeft [gedaagde] aangevoerd dat het faillissement andere oorzaken had, die hem niet aangerekend kunnen worden. Hij heeft daartoe gesteld dat het faillissement het gevolg was van het feit dat door de algehele economische malaise het aantal opdrachten dat Recon Aannemingsbedrijf kreeg sterk terug was gelopen, dat Recon Aannemingsbedrijf te maken kreeg met explosief stijgende materiaalkosten en tarieven van onderaannemers en van het disfunctioneren van de heer M. van Hunnik die als bedrijfsleider bij Recon Aannemingsbedrijf werkzaam was. De directe oorzaak van het faillissement was volgens [gedaagde] gelegen in het feit dat een grote opdracht van het Leger des Heils niet doorging en er verder geen opdrachtgevers meer waren.
4.21 De curator heeft ten aanzien van dit verweer van [gedaagde] aangevoerd dat de economische situatie reeds vanaf 2001 is verslechterd, maar dat dit voor een groot deel aan Recon Aannemingsbedrijf voorbij is gegaan omdat de kosten binnen het bedrijf konden worden beheerst vanwege het feit dat Recon Aannemingsbedrijf slechts één man personeel in dienst had. De curator heeft de omzet-, brutowinst- en nettowinstcijfers over de jaren 2001, 2002 en 2003 vergeleken en geconcludeerd dat het resultaat in 2003 weliswaar een stuk minder was dan in de voorafgaande jaren, maar dat er nog immer een positief resultaat werd behaald en het eigen vermogen ultimo 2003 nog € 332.565,00 bedroeg. Omdat Recon Aannemingsbedrijf slechts één man personeel in dienst had, was zij in staat om flexibel in te spelen op de veranderende marktsituaties en had zij, indien [gedaagde] zijn taken als goed bestuurder had vervuld, middels een kostenbeheersing de slechtere economische tijden kunnen overleven, zo stelt de curator. Ten aanzien van de door [gedaagde] genoemde kostenstijgingen heeft de curator aangevoerd dat Recon Aannemingsbedrijf er in ieder geval in de periode 2001-2003 in geslaagd is steeds een bruto-marge van gemiddeld 30% te behalen. Het door [gedaagde] gestelde disfunctioneren van de bedrijfsleider heeft de curator bij gebrek aan wetenschap betwist. De curator heeft er in dit verband op gewezen dat [gedaagde] bovendien als bestuurder verantwoordelijk is voor het functioneren van door hem aangestelde personeelsleden. Ten aanzien van het wegvallen van de opdracht van het Leger de Heils heeft de curator gesteld dat dit pas in januari 2005 duidelijk werd. Volgens de curator was het wel mogelijk geweest andere opdrachten te verwerven, ware het niet dat er op dat moment (ten gevolge van de eerdere handelwijze van [gedaagde]) al betalingsproblemen waren, waardoor leveranciers niet meer op krediet wilden leveren en onderaannemers niet meer zonder voorschot wilden werken.
4.21 De curator heeft voorts bij conclusie van repliek uitgebreid gemotiveerd betoogd dat de onttrekkingen van gelden aan Recon Aannemingsbedrijf door [gedaagde] de oorzaak zijn geweest van het faillissement en dat het faillissement voorkomen had kunnen worden indien [gedaagde] als een redelijk denkend en handelend bestuurder een kostenbeheersing had doorgevoerd, het eigen vermogen in de vennootschap had laten zitten, geen betalingen had gedaan voor Recon Schilderwerken zonder zekerheid te verlangen en niet de uitkering van € 90.000,00 op de privérekening van [gedaagde] had gedaan. [gedaagde] heeft hierop bij conclusie van dupliek slechts in algemene bewoordingen en verwijzend naar de teruglopende opdrachten gereageerd. De rechtbank is van oordeel dat van [gedaagde] de stellingen van de curator ook op dit punt onvoldoende gemotiveerd heeft weersproken. Bij gebrek aan een deugdelijke verklaring van [gedaagde] voor zijn handelwijze in 2004, kan de rechtbank niet anders dan concluderen dat de stelling van de curator dat [gedaagde] zijn taak als bestuurder onbehoorlijk heeft vervuld en dat dit een belangrijke oorzaak is van het faillissement, juist is. [gedaagde] is dan ook op grond van artikel 2:248, lid 1 BW aansprakelijk voor het tekort.
4.22 Het bovenstaande brengt met zich mee dat de primaire vordering voor toewijzing vatbaar is. Nu [gedaagde] geen inhoudelijk verweer heeft gevoerd tegen het gevorderde voorschot van € 125.000,00, zal de rechtbank dit eveneens toewijzen.
4.24 De curator vordert [gedaagde] te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op € 1.787,48, te weten een bedrag van € 366,48 voor verschotten en € 1.421,00 voor salaris procureur (1 rekest x € 1.421,00).
4.25 [gedaagde] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de curator worden begroot op:
- dagvaarding € 71,93
- vast recht 2.750,00
- salaris procureur 2.842,00 (2,0 punten × tarief V ad € 1.421,00)
Totaal € 5.663,93
5.1 verklaart voor recht dat [gedaagde] zijn taak als bestuurder van Recon Aannemingsbedrijf B.V. onbehoorlijk heeft vervuld en dat deze onbehoorlijke taakvervulling een belangrijke oorzaak is van het faillissement van Recon Aannemingsbedrijf B.V.;
5.2 veroordeelt [gedaagde] om aan de curator te voldoen het bedrag van het tekort, zoals bedoeld in artikel 2:248 lid 1 BW, nader op te maken bij staat op de voet van artikel 2:248 lid 5 jo 2:612 e.v. RV;
5.3 veroordeelt [gedaagde] om als voorschot op het onder 5.2. bedoelde tekort aan de curator te betalen een bedrag van € 125.000,00 (honderd vijfentwintig duizend euro), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW vanaf 15 februari 2006 tot de dag van volledige betaling,
5.4 veroordeelt [gedaagde] in de beslagkosten, tot op heden begroot op € 1.787,48,
veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de curator tot op heden begroot op € 5.663,93,
5.5 verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 3 januari 2007.
w.g. griffier w.g. rechter