ECLI:NL:RBUTR:2006:BB4562
Rechtbank Utrecht
- Voorlopige voorziening+bodemzaak
- A. Heijboer
- P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
- Rechtspraak.nl
Intrekking van WWB-uitkering en terugvordering van ten onrechte verstrekte bijstand
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 19 juli 2006 uitspraak gedaan in een verzoek om voorlopige voorziening, tevens uitspraak in de hoofdzaak, inzake de intrekking van de WWB-uitkering van eiser. Eiser, wonende te Utrecht, had bezwaar aangetekend tegen het besluit van het college van burgemeester en wethouders van de gemeente Utrecht, waarbij zijn recht op uitkering op grond van de Wet werk en bijstand (WWB) met terugwerkende kracht was ingetrokken. Dit besluit was genomen naar aanleiding van het niet tijdig verstrekken van de gevraagde bewijsstukken door eiser, die in oktober 2005 zijn uitkering had zien opschorten. De voorzieningenrechter oordeelde dat eiser niet aan zijn informatieplicht had voldaan en dat verweerder terecht gebruik had gemaakt van zijn bevoegdheid tot intrekking van de uitkering. De rechtbank stelde vast dat eiser pas in bezwaar een deel van de gevraagde stukken had overgelegd, en dat er geen reden was om aan te nemen dat aan eiser geen verwijt kon worden gemaakt. De voorzieningenrechter concludeerde dat de intrekking van de uitkering en de terugvordering van het bedrag van € 19.479,43, dat ten onrechte was verstrekt, rechtmatig waren. Het verzoek om een voorlopige voorziening werd afgewezen, omdat de beslissing in de hoofdzaak voldoende was om de situatie te beoordelen. De uitspraak benadrukt de verplichtingen van de bijstandsontvanger om tijdig en volledig informatie te verstrekken aan de gemeente.