ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ8726
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- Rechtspraak.nl
Vrijspraak in ontuchtzaak met minderjarige na onvoldoende bewijs
In de zaak tegen de verdachte, geboren in 1978, heeft de Rechtbank Utrecht op 11 december 2006 uitspraak gedaan in een ontuchtzaak. De verdachte was beschuldigd van het plegen van ontucht met een minderjarige, [aangeefster], die rond de jaarwisseling 2004/2005 nog geen zestien jaar oud was. De rechtbank heeft vastgesteld dat er wettig bewijs aanwezig was, waaronder een aangifte van [aangeefster] en verklaringen van getuigen, waaronder de zus van [aangeefster] en een oudere vriendin. De verdachte heeft erkend dat hij in december 2004 een zoen heeft uitgewisseld met [aangeefster], maar ontkende dat er meer is gebeurd. De rechtbank heeft de verklaringen van [aangeefster] en de getuigen kritisch beoordeeld en geconcludeerd dat de inconsistenties in de verklaringen en het gebrek aan objectief steunbewijs onvoldoende overtuigend waren om tot een veroordeling te komen.
De rechtbank heeft ook opgemerkt dat [aangeefster] sociaal-emotionele problemen had en dat de omstandigheden waaronder de verdachte en [aangeefster] elkaar ontmoetten niet noodzakelijkerwijs duiden op ongeoorloofde handelingen. De rechtbank heeft uiteindelijk geoordeeld dat het Openbaar Ministerie niet heeft aangetoond dat de verdachte de ten laste gelegde feiten heeft begaan. Daarom is de verdachte vrijgesproken van de beschuldigingen.
Dit vonnis is gewezen na onderzoek op de terechtzittingen van 10 en 27 november 2006, waarbij de verdediging verweer heeft gevoerd tegen de beschuldigingen van het OM. De rechtbank heeft de zaak zorgvuldig gewogen en is tot de conclusie gekomen dat er onvoldoende bewijs was voor een veroordeling.