ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ7379

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
13 december 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
215868/ FA RK 06-3949
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht; Personen- en familierecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Adoptie door twee personen van hetzelfde geslacht en naamrecht

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 13 december 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot adoptie door een verzoekster van de minderjarige [minderjarige 1]. De verzoekster en de moeder van het kind wonen sinds 1990 samen en zijn op 31 december 1999 geregistreerd als partners, waarna zij op 25 mei 2001 zijn getrouwd. De zwangerschap van de moeder is tot stand gekomen met behulp van een bekende donor, die heeft verklaard geen rol te willen spelen in het leven van het kind. De rechtbank heeft vastgesteld dat de adoptie in het belang van het kind is, ondanks het ontbreken van een instemmingsverklaring van de donor. De rechtbank overweegt dat er geen sprake is van 'family life' tussen de donor en het kind, waardoor de donor niet als belanghebbende kan worden aangemerkt in deze procedure.

De rechtbank heeft ook de naamskeuze van het kind behandeld. Verzoekster en de moeder hebben verklaard geen naamskeuze te doen, waardoor [minderjarige 1] haar oorspronkelijke geslachtsnaam [achternaam 1] behoudt. De rechtbank heeft overwogen dat de wetgeving omtrent naamrecht is gewijzigd en dat de keuzevrijheid van ouders in deze context belangrijk is. De rechtbank concludeert dat de adoptie kan worden toegewezen, omdat aan alle wettelijke voorwaarden is voldaan en het in het belang van het kind is. De uitspraak benadrukt de rechten van de ouders en de belangen van het kind in adoptiezaken, vooral in situaties met twee ouders van hetzelfde geslacht.

Uitspraak

beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 215868 / FA RK 06-3949
Beschikking van 13 december 2006
adoptie
in de zaak van
[verzoekster],
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen verzoekster,
procureur mr. M.H. Vaandrager,
Belanghebbende:
[moeder]
wonende te [woonplaats],
hierna te noemen de moeder.
1. Verloop van de procedure
Verzoekster heeft op 11 juli 2006 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ingediend dat strekt tot adoptie door verzoekster van de minderjarige:
[minderjarige 1].
De rechtbank heeft kennisgenomen van de nadien ingekomen stukken.
De minderjarige is op 8 november 2006 door de rechtbank gehoord.
De mondelinge behandeling van het verzoek tot adoptie heeft plaatsgevonden op 8 november 2006.
2. Vaststaande feiten
2.1 Verzoekster en de moeder wonen sinds december 1990 samen. Zij zijn op 31 december 1999 een geregistreerd partnerschap aangegaan. Zij hebben op 25 mei 2001 het geregistreerd partnerschap omgezet in een huwelijk.
2.2 De zwangerschap is tot stand gekomen met medewerking van een bekende donor. Uit de moeder is op 12 november 1993 te [geboorteplaats] geboren de minderjarige [minderjarige 1] (roepnaam [minderjarige 1]).
2.3 Het gezag over [minderjarige 1] berust van rechtswege bij de moeder alleen.
3. Beoordeling van het verzochte
3.1 Adoptie
Verzoekster heeft de rechtbank verzocht de adoptie door haar van [minderjarige 1] uit te spreken. Verzoekster is van mening dat de verzochte adoptie zowel vanuit juridisch als emotioneel oogpunt in het belang van [minderjarige 1] is.
De moeder heeft ingestemd met de adoptie van [minderjarige 1] door verzoekster.
Ter zitting hebben de verzoekster en de moeder verklaard dat de bekende donor niet wil dat zijn persoonsgegevens bij de rechtbank bekend worden gemaakt; hij wenst volledig anoniem te blijven. Verzoekster en de moeder hebben een donorovereenkomst d.d. 1 december 1992 overgelegd waarin zij onder andere het volgende met de donor zijn overeengekomen:
1. Donor zal het met behulp van zijn zaad verwekte kind (hierna te noemen: kind) niet erkennen als het zijne. Dienovereenkomstig zal het kind bij de burgerlijke stand worden aangegeven met de vermelding ‘vader onbekend’.
2. Vrouwen zullen nooit het initiatief nemen of toestemming geven voor een erfelijkheidsonderzoek om biologisch vaderschap vast te stellen.
3. Donor heeft geen enkele verplichting tot het geven van materiele of immateriële ondersteuning aan vrouwen en/of kind. Hij kan in geen enkel opzicht en onder geen enkele omstandigheid aansprakelijk gesteld worden voor het kind.
4. Donor verklaart bij deze onder geen enkele omstandigheid bemoeienis te zullen hebben met of zeggenschap over het kind. Hij zal geen recht doen gelden op enige omgangsregeling en zal ook geen contact zoeken met het kind. Hij zal niet als voogd of toeziend voogd benoemd worden.
(…)
7. Vrouwen zullen de naam van donor niet zonder zijn instemming aan derden bekend maken.
(…)
De rechtbank overweegt het volgende.
Ingevolge artikel 1:227 derde lid BW kan het verzoek tot adoptie alleen worden toegewezen, indien de adoptie in het kennelijk belang van het kind is, op het tijdstip van het verzoek tot adoptie vaststaat en voor de toekomst redelijkerwijs is te voorzien dat het kind niets meer van zijn ouder of ouders in de hoedanigheid van ouder te verwachten heeft, en aan de voorwaarden genoemd in artikel 1:228 BW, wordt voldaan.
Gelet op het ontbreken van een instemmingsverklaring van de bekende donor is allereerst van belang vast te stellen of de bekende donor als belanghebbende in de zin van artikel 798 Rv dient te worden aangemerkt. Daartoe is van doorslaggevend belang of er sprake is van family life in de zin van artikel 8 EVRM tussen de donor en [minderjarige 1].
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Het enkele donorschap brengt op zichzelf geen family life tussen de donor en [minderjarige 1] met zich, daarvoor moet ook sprake zijn van bijkomende omstandigheden.
Vaststaat dat verzoekster en de moeder voor de conceptie van [minderjarige 1] afspraken met de donor hebben gemaakt over de rechten en plichten die verzoekster, de moeder en de donor aan het donorschap hebben toegekend. Hieruit blijkt dat de donor daarbij geen rol is toebedeeld in het leven van [minderjarige 1].
De moeder en verzoekster hebben ter zitting verklaard dat de donor hen te kennen heeft gegeven dat hij om hem moverende redenen naar de buitenwereld en derhalve ook naar de rechtbank toe anoniem wil blijven en niet in de adoptieprocedure wenst te worden betrokken. Dit heeft de advocaat van verzoekster ter zitting bevestigd; de donor heeft geen enkele brief van de advocaat beantwoord.
Op grond van het vorenstaande alsmede gelet op de inhoud van de donorovereenkomst d.d. 1 december 1992 en gelet op hetgeen door [minderjarige 1] ter gelegenheid van het minderjarige verhoor is verklaard, is naar het oordeel van de rechtbank voldoende vast komen te staan dat er geen sprake is van family life tussen de donor en [minderjarige 1].
De rechtbank ziet de donor dan ook niet als belanghebbende in de onderhavige procedure en zal derhalve voorbij gaan aan het ontbreken van een verklaring van hem waaruit blijkt of hij bezwaar heeft tegen de adoptie van [minderjarige 1] door verzoekster.
Nu voor het overige aan alle voor de adoptie geldende voorwaarden is voldaan en de adoptie in het kennelijke belang van [minderjarige 1] wordt geacht, zal het verzoek als op de wet gegrond worden toegewezen.
3.2 Naamskeuze
Verzoekster en de moeder hebben verklaard geen naamskeuze te doen zodat [minderjarige 1], bij inwilliging van het adoptieverzoek, haar oorspronkelijke geslachtsnaam, te weten [achternaam 1], behoudt.
Bij gelijktijdige beschikking van heden, 12 december 2006, is de adoptie uitgesproken van de minderjarige [minderjarige 2], de dochter van verzoekster, door de moeder. Partijen hebben ook in die procedure verklaard geen naamskeuze te doen omdat zij willen dat [minderjarige 2] haar oorspronkelijke geslachtsnaam, te weten [achternaam 2], behoudt. De moeder en verzoekster zijn van mening dat artikel 1:5 lid 8 BW, waarin is bepaald dat volgende kinderen van dezelfde ouders dezelfde geslachtsnaam dienen te hebben als het eerste kind, in onderhavige zaak niet van toepassing is. Verzoekster en de moeder achten het voorts in het belang van de kinderen dat zij hun geslachtsnaam behouden. [minderjarige 2] en [minderjarige 1] zijn inmiddels 10 en 12 jaar oud. Zij zijn inmiddels gewend en gehecht aan hun eigen geslachtsnaam. Ook speelt mee dat [minderjarige 1] enig kleinkind is en zij dus de enige in haar familie is die de geslachtsnaam [achternaam 1] kan voortzetten. Van eenheid van naam binnen het gezin van moeder en verzoekster is volgens hen geen sprake nu zij na hun huwelijk ieder hun eigen geslachtsnaam zijn blijven voeren. Ten slotte stellen verzoekster en de moeder zich op het standpunt dat de wetgever uitdrukkelijk een keuzemogelijkheid heeft gegegeven in artikel 1:5 lid 3 BW. Als de ouders geen verklaring tot naamskeuze voor de naam van de moeder of de (adoptief) moeder afgeven, behouden de kinderen hun oorspronkelijke geslachtsnaam.
De rechtbank overweegt het volgende.
Per 1 januari 1998 is de regeling van het naamrecht ingrijpend gewijzigd. Uitgangspunt van het (nieuwe) naamrecht is onder andere de gelijke behandeling van de man en de vrouw en van kinderen staande en buiten het huwelijk geboren, meer keuzevrijheid in het naamrecht, en eenheid van het gezin, voor zover die tot uitdrukking komt in de naam. Per 1 april 2001 is de huidige tekst van artikel 1:5 lid 3 BW tot stand gekomen. De mogelijkheid tot adoptie van kinderen door twee personen van hetzelfde geslacht maakte de wijziging van dit artikel noodzakelijk.
Het (hernieuwde) artikel 1:5 lid 3 BW brengt mee dat de moeder en haar echtgenote ter gelegenheid van de adoptie kunnen kiezen welke geslachtsnaam het kind na adoptie draagt. Bij het nalaten van een keuze geldt dat slechts in geval van gehuwde adoptiefouders van verschillend geslacht de geslachtsnaam van het kind de naam van de adoptiefvader wordt. In alle andere gevallen houdt het kind de geslachtsnaam die het voor de adoptie reeds droeg.
In onderhavige zaak hebben de moeder en verzoekster geen verklaring van naamskeuze gedaan voor [minderjarige 2] en [minderjarige 1]. Dit brengt mee dat zowel [minderjarige 2] als [minderjarige 1] in beginsel hun geslachtsnaam die zij voor de adoptie reeds droegen behouden.
Hetgeen is bepaald in artikel 1:5 lid 8 BW omtrent de eenheid van naam binnen het gezin doet hieraan naar het oordeel van de rechtbank niet af. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
Uit de tekst van artikel 1:5 lid 8 BW kan niet worden afgeleid dat de wetgever het oog heeft gehad op gevallen als de onderhavige, waarbij een adoptieverzoek over en weer wordt gedaan door de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder van gelijk geslacht. In de eerste volzin van artikel 1:5 lid 8 BW is immers bepaald dat dit artikellid slechts van toepassing is indien de ouders een verklaring hebben afgelegd als bedoeld in het tweede, derde, vierde of zesde lid van artikel 1:5 BW. Wanneer ouders een dergelijke verklaring niet hebben afgelegd, hetgeen zoals reeds hiervoor is overwogen in geval van een adoptie verzoek door de echtgenoot, geregistreerde partner of andere levensgezel van de ouder van gelijk geslacht mogelijk is, lijkt voor toepassing van
artikellid 8 geen plaats. De wetgever heeft kennelijk bedoeld de keuze voor het eerste kind, omwille van de eenheid van naam binnen het gezin, beslissend te laten zijn voor de volgende kinderen. Die eenheid van naam dwingt echter niet tot het wijzigen van een achternaam in een geval als het onderhavige waarin geen naamskeuze wordt gedaan. Overigens brengen ook de omstandigheden van onderhavige zaak naar het oordeel van de rechtbank niet mee dat aan het uitgangspunt van de wetgever tot eenheid van naam binnen een gezin dient te worden vastgehouden. Daarbij weegt de rechtbank mee dat er van eenheid van naam binnen het gezin van verzoekster en de moeder toch al geen sprake is, nu de moeder de geslachtsnaam [achternaam 1] voert en verzoekster de geslachtsnaam [achternaam 2] voert. Voorts weegt de rechtbank mee de leeftijd van [minderjarige 2] en [minderjarige 1], thans respectievelijk 10 en 12 jaar oud, de duidelijke voorkeur van [minderjarige 2] en [minderjarige 1] voor hun eigen geslachtsnaam en het feit dat de achternaam van [minderjarige 1] dreigt op te houden te bestaan.
Het vorenstaande leidt tot de volgende beslissing.
4. Beslissing
De rechtbank spreekt de adoptie uit van:
[minderjarige 1], geboren op 12 november 1993 te [geboorteplaats],
door [verzoekster],
geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats].
De minderjarige zal de geslachtsnaam [achternaam 1] behouden.
Deze beschikking is gegeven door mr. M.J. Stolwerk, voorzitter, mr. R.P.P. Hoekstra en mr. P.J.G. van Osta, leden, in tegenwoordigheid van mr. W.R.H. Linthorst Homan, griffier, en in het openbaar uitgesproken op 13 december 2006.
w.g. griffier w.g. rechter