RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer(s): 16/350305-04
Datum uitspraak: 22 december 2006
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak (na aanhouding niet verschenen) gewezen in de zaak tegen:
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 december 2006.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van de ten laste gelegde feiten ter terechtzitting van 12 juni 2006 toegestaan.
Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
Verdachte is in 1999 met [persoon 1] een samenwerkingsovereenkomst aangegaan inzake een project waarbij bungalows op Bali gebouwd zouden worden voor de verkoop aan buitenlanders. Dit gebeurde – onder meer – onder de naam Global Visie Investments B.V. [Persoon 1] zou zich volgens afspraak bezighouden met de commerciële kant van het project en verdachte had als taak met zijn bedrijf Service Contract Control de aan te gane contracten en de financiële afwikkeling voor zijn rekening te nemen.
Er zijn in de ten laste gelegde periode meerdere koopovereenkomsten (mondeling) tot stand gekomen, waarbij telkens verdachte namens Global Visie Investments B.V. de koop per brief schriftelijk aan koper(s) bevestigde.
Het woningproject op Bali was een werkelijk bestaand project. De huizen zijn gebouwd en de lijst van kopers was bekend. Sommige kopers zijn ook daadwerkelijk ter plaatse geweest.
De kopers hebben koopsommen betaald, hetzij contant aan verdachte, hetzij op ABN-Amro-bankrekening no. […] t.n.v. […], hetzij op ING-bankrekening no. […] t.n.v. […].
Gelet op bovengenoemde feiten en omstandigheden is naar het oordeel van de rechtbank niet komen vast te staan dat verdachte reeds bij het afsluiten van de koopovereenkomsten van meet af aan niet van plan is geweest om ook maar enige prestatie te verrichten of de intentie had de kopers te misleiden. De door de kopers verstrekte gelden heeft verdachte derhalve op rechtmatige wijze uit overeenkomst verkregen.
De rechtbank ziet zich vervolgens gesteld voor de vraag of verdachte zich de gelden wederrechtelijk heeft toegeëigend.
De rechtbank overweegt daaromtrent het volgende.
Verdachte heeft als heer en meester over het geld, contant en, middels andere beschikkingsbevoegden, op de bankrekeningen, beschikt. Opgenomen gelden hebben hun bestemming voor het specifieke doel waarvoor ze bestemd waren, niet bereikt.
De rechtbank acht het onaannemelijk dat de contante opnamen tot doel hadden het verstrekken van de gelden voor het specifieke doel. De derdengeldenrekeningen zijn successievelijk leeggehaald en opgeheven. Uit de bankafschriften die zich in het dossier bevinden, blijkt dat in een aantal gevallen direct of vrijwel direct na de storting van geldsommen, deze bedragen van de derdengeldenrekening per kas zijn opgenomen. De besteding van die bedragen zijn niet met kwitanties of facturen in de administratie verantwoord.
Naar het oordeel van de rechtbank heeft verdachte het geld niet doorgegeven aan [persoon 1].
Het verweer van verdachte dat hij een aanzienlijk deel van de ontvangen gelden, ongeveer Fl. 750.000,00 aan [persoon 1] cash heeft overhandigd teneinde deze te doen besteden voor de projecten waarvoor deze bedoeld waren en dat [persoon 1] deze gelden heeft weggesluisd, is op geen enkele wijze onderbouwd. Integendeel, het is juist aan [persoon 1] te danken dat een aantal gedupeerden alsnog een bungalow op Bali geleverd heeft gekregen.
Verdachte heeft de ingekomen gelden ten eigen bate aangewend en deze zich daarmee wederrechtelijk toegeëigend.
Verdachte heeft volgens zijn verklaring de geldbedragen niet zelf opgenomen, maar wel vonden op zijn aanwijzingen de opnames plaats. Zijn zoon, medeverdachte […], verklaart bij de politie dat de kasopnames in principe steeds door hem gedaan werden, maar dat bij zijn afwezigheid dit ook wel eens door iemand anders gedaan werd vanuit een geldautomaat, hetgeen dan zijn vader moet zijn geweest. Uit dezelfde verklaring bij de politie van medeverdachte […] blijkt voorts, dat verdachte en de medeverdachte beiden een bankpasje hadden, zodat ze beiden geld konden opnemen via een geldautomaat.
In onderling verband en samenhang bezien blijkt dat verdachte met anderen, onder wie zijn zoon, medeverdachte […], systematisch samenwerkte en dat verdachte, ook als hij formeel geen bestuurder van SCC Administraties, Stichting Beheer Derdengelden was en niet beschikkingsbevoegd was ten aanzien van de betreffende bankrekeningen, nauw en volledig met de bestuurder samenwerkte om gelden aan de bankrekeningen van het bedrijf te kunnen onttrekken.
Naar het oordeel van de rechtbank is sprake van een nauwe en bewuste samenwerking, in de zin van medeplegen, van het primair tenlastegelegde.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage III van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezen verklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het primair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het primair bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Medeplegen van verduistering, meermalen gepleegd.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft zich samen met (een) ander(en) substantiële bedragen toegeëigend, welke bedragen hij ter betaling voor nieuwbouwwoningen op Bali onder zich had gekregen.
Verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee jaar puur uit eigen financieel gewin stelselmatig het vertrouwen dat de aangevers in hem stelden op grove wijze geschonden.
In een aantal gevallen is hierdoor forse schade toegebracht.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 maart 2004, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van oplichting en valsheid in geschrifte.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van het primair ten laste gelegde feit onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van één jaar, geheel voorwaardelijk;
- een werkstraf van 240 uur.
De rechtbank is van oordeel – mede gelet op het bovenstaande - dat de door de officier van justitie gevorderde straf onvoldoende recht doet aan de ernst van het bewezenverklaarde. Het lijkt verdachte eigenlijk niet te kunnen schelen dat hij anderen ernstig heeft benadeeld. Eerdere veroordelingen voor soortgelijke feiten, waarbij verdachte tot gevangenisstraf is veroordeeld, hebben hem niet op andere gedachten kunnen brengen. In dit licht bezien acht de rechtbank de eis van de officier van justitie te mild en is uitsluitend na te noemen gedeeltelijk onvoorwaardelijke vrijheidsstraf passend en geboden.
De omstandigheid dat het bewezenverklaarde reeds enige tijd geleden heeft plaatsgevonden kan daarin geen verandering brengen.
De vorderingen van de benadeelde partijen
In totaal 11 benadeelde partijen, zoals hieronder in het dictum genoemd, hebben zich voor aanvang van het onderzoek ter terechtzitting gevoegd door een opgave van de inhoud van hun vorderingen. De vorderingen strekken tot vergoeding van geleden schade ten gevolge van het tenlastegelegde.
De officier van justitie heeft gevorderd dat alle vorderingen integraal dienen te worden toegewezen. De rechtbank kan dit niet onderbouwde standpunt van de officier van justitie niet volgen. De benadeelde partijen hebben weliswaar schade geleden door het handelen van verdachte en zijn mededader(s), maar de rechtbank constateert voorts dat een aantal benadeelden schadeloos is gesteld dan wel alsnog een bungalow geleverd heeft gekregen door toedoen van anderen. Op welke wijze en in welke gevallen één en ander heeft plaatsgevonden de afgelopen jaren is de rechtbank uit de stukken van het strafdossier niet duidelijk geworden. De vorderingen van de benadeelde partijen zijn niet zo eenvoudig van aard dat die vorderingen zich lenen voor een behandeling in dit strafgeding.
Daarom zal de rechtbank de benadeelde partijen in hun vorderingen niet-ontvankelijk verklaren met bepaling dat de vorderingen slechts bij de burgerlijke rechter kunnen worden aangebracht.
De benadeelde partijen zullen worden verwezen in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vorderingen gemaakte kosten, die worden vastgesteld op nihil.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 47, 57 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte het primair ten laste gelegde feit, zoals vermeld in bijlage III van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte primair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het primair bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 15 MAANDEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot 5 MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van twee jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Bepaalt dat de benadeelde partij [1] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [2] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [3] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [4] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [5] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [6] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [7] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [8] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [9] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [10] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Bepaalt dat de benadeelde partij [11] niet ontvankelijk is in de vordering en dat de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan worden aangebracht.
Verwijst de benadeelde partij in de tot op heden door verdachte ter verdediging tegen de vordering gemaakte kosten, vastgesteld op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mrs A. Wassing, voorzitter, F.M.D. Aardema en N.V.M. Gehlen, rechters, bijgestaan door mr. A. van Beek als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 22 december 2006.