ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ3667

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
201816/HA ZA 05-2024
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onrechtmatige daad en zorgplicht in SprintPlan-overeenkomst

In deze zaak vorderde eiser, een 19-jarige man, dat de rechtbank verklaarde dat de SprintPlan-overeenkomst met AEGON BANK N.V. nietig was wegens dwaling en onrechtmatig handelen. Eiser had in 1999 een inschrijfformulier ondertekend voor het SprintPlan, een beleggingsproduct dat hij dacht dat een spaarproduct was. Hij vorderde een schadevergoeding van EUR 14.413,06, bestaande uit de hoofdsom, wettelijke rente en buitengerechtelijke kosten. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst nietig was op grond van artikel 3:40 lid 2 BW, omdat de Wck niet van toepassing was op de SprintPlan-overeenkomst. De rechtbank oordeelde dat AEGON BANK N.V. haar zorgplicht had geschonden door eiser niet voldoende te informeren over de risico's van het product. Eiser had geen ervaring met beleggen en had verklaard dat hij zijn inleg wilde terugkrijgen. De rechtbank concludeerde dat AEGON BANK N.V. onrechtmatig had gehandeld en veroordeelde haar tot betaling van EUR 13.276,30 aan eiser, vermeerderd met wettelijke rente. Tevens werd AEGON BANK N.V. veroordeeld in de proceskosten van eiser, die op EUR 1.305,60 werden begroot. Het vonnis werd uitgesproken op 29 november 2006.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 201816 / HA ZA 05-2024
Vonnis van 29 november 2006
in de zaak van
[eiser],
wonende te [woonplaats],
eiser,
procureur mr. J.H.L. Gelders,
tegen
de naamloze vennootschap
AEGON BANK N.V., h.o.d.n. Spaarbeleg,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
procureur mr. B.F. Keulen.
Partijen zullen hierna [eiser] en Spaarbeleg genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 18 januari 2006
- twee nadere producties zijdens [eiser]
- het proces-verbaal van comparitie van 28 maart 2006.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 Spaarbeleg is een financiële instelling die overeenkomsten sluit met betrekking tot financiële producten, waaronder het zogenaamde SprintPlan.
2.2. [Eiser] heeft op 15 juni 1999 een inschrijfformulier ondertekend, dat aan Spaarbeleg is toegestuurd. [eiser] heeft vervolgens een exemplaar van de Algemene Voorwaarden (hierna: “de Algemene Voorwaarden”) en de Specifieke Bepalingen voor Portefeuille Augustus 99/04 van het Spaarbeleg Garantiefonds (hierna: “de Specifieke bepalingen”) van Spaarbeleg ontvangen. Voorts heeft hij een namens Spaarbeleg ondertekend certificaat (hierna: “het certificaat”) ontvangen. Aldus is tussen [eiser] en Spaarbeleg per 2 augustus 1999 een SprintPlan-overeenkomst (hierna : “de overeenkomst) totstandgekomen.
[eiser] is geboren op 8 maart 1982 en was ten tijde van het sluiten van de overeenkomst 19 jaar oud.
2.3. De tekst van de Algemene Voorwaarden luidt voor zover relevant als volgt:
“5.1 Op de aanvangsdatum van een SprintPlan-contract worden voor rekening en risico van de Cliënt een aantal (…) Participaties van de desbetreffende serie aangekocht. De Aankoopsom wordt gefinancierd door Spaarbeleg, die ervoor zorgt dat de Aankoopsom tijdig aan het Spaarbeleg GarantieFonds wordt betaald. De desbetreffende (…) Participaties worden op naam van Stichting SpaarbelegGiro gesteld, die deze voor rekening en risico van de Cliënt gaat houden. Vanaf het moment waarop deze transactie is verricht, is de Cliënt Deelnemer in de desbetreffende Portefeuille.
5.2 Het door de Deelnemer op zijn inschrijfformulier vermelde maandbedrag is rente over de Aankoopsom van de voor hem aangekochte (…) Participaties. (...)
7.1 Bij afloop van het SprintPlan-contract van een Deelnemer op de einddatum van de desbetreffende Portefeuille, maken Spaarbeleg en Stichting SpaarbelegGiro voor die Deelnemer een eindafrekening op, die binnen twee weken na de einddatum aan de Deelnemer wordt toegezonden. Op de eindafrekening wordt vermeld:
(a) het bedrag dat na de einddatum wordt uitgekeerd op de (…) Participaties die Stichting SpaarbelegGiro alsdan voor Deelnemer houdt, (b) de voor het desbetreffende SprintPlan-contract geldende (restant-) Aankoopsom en (c) al hetgeen de Deelnemer alsdan verder nog uit hoofde van zijn SprintPlan-contract aan Spaarbeleg verschuldigd mocht zijn. Het saldo van de eindafrekening is het bedrag van de onder (a) bedoelde post, verminderd met het gezamenlijke bedrag van de onder (b) en (c) bedoelde posten. (...)
7.3 Indien het in artikel 7.1 bedoelde saldo van de eindafrekening negatief mocht zijn, is de Deelnemer verplicht tot bijbetaling van dit saldo aan Spaarbeleg. (...)
8.4 In geval van vervroegde opzegging of beëindiging vindt vervroegde eindafrekening plaats. Het bepaalde in artikel 7 (...), is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat (i) de in artikel 7.1 onder (a) bedoelde post van de eindafrekening wordt vervangen door een bedrag dat gelijk is aan de dagwaarde van de (…) Participaties die Stichting SpaarbelegGiro alsdan voor de Deelnemer houdt; (...)
9.3 Alle voor- en nadelen verbonden aan de Participaties die Stichting SpaarbelegGiro voor een Deelnemer houdt, zijn voor rekening en risico van de desbetreffende Deelnemer."
2.4. De tekst van het certificaat luidt als volgt:
“ (...)
Maandbedrag : f 400,00
Belegd bedrag : f 60.000,00
Belegd in : Spaarbeleg GarantieFonds januari 99/04
Rente : 8,00% (...)
Garantiewaarde : f 54.000,00
(...)”
2.5. [Eiser] heeft ter uitvoering van de overeenkomst 60 maandtermijnen van EUR 181,51 (NLG 400,00) aan Spaarbeleg voldaan, derhalve in totaal een bedrag van EUR 10.890,73.
2.6. [Eiser] heeft voor en bij het sluiten van de overeenkomst een tussenpersoon geraadpleegd, te weten [naam tussenpersoon] te [adres].
3. Het geschil
3.1 [Eiser] vordert, na wijziging van eis, dat de rechtbank, uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
I. voor recht verklaart dat de overeenkomst nietig is ex artikel 3:40 lid 2 BW;
II. voor recht verklaart dat Spaarbeleg aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting dient te voldoen een bedrag van EUR 10.890,73, zijnde de hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom ten bedrage van EUR 2.385,57 en de buitengerechtelijke kosten van EUR 1.136,76, zijnde een totaalbedrag van EUR 14.413,06, te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair:
I. voor recht verklaart dat Spaarbeleg jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW;
II. voor recht verklaart dat Spaarbeleg aan [eiser] tegen behoorlijk bewijs van kwijting dient te voldoen een bedrag van EUR 10.890,73, zijnde de hoofdsom, vermeerderd met de wettelijke rente over de hoofdsom ten bedrage van EUR 2.385,57 en de buitengerechtelijke kosten van EUR 1.136,76, zijnde een totaalbedrag van EUR 14.413,06, te vermeerderen met de wettelijke rente over de periode van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
meer subsidiair:
I. voor recht verklaart dat Spaarbeleg jegens [eiser] onrechtmatig heeft gehandeld in de zin van artikel 6:162 BW;
II. voor recht verklaart dat Spaarbeleg aan [eiser] dient te voldoen een in goede justitie, na afweging van de goede en kwade kansen, vast te stellen schadevergoeding.
3.2 Spaarbeleg voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Strijd met de Wck
4.1. De meest verstrekkende grondslag van de vorderingen van [eiser] is het beroep op strijd met de Wck, hetgeen volgens hem tot nietigheid van de overeenkomst leidt op grond van artikel 3:40 lid 2 BW. De rechtbank heeft in haar vonnis van 6 juli 2005 (LJN: AT8955), in een procedure aangespannen door eveneens een individuele deelnemer aan het SprintPlan tegen Spaarbeleg, bepaald dat de Wck niet op de SprintPlan-overeenkomst van toepassing is. De rechtbank heeft daarbij, kort samengevat, het volgende overwogen:
"Naar het oordeel van de rechtbank is de SprintPlan-overeenkomst te beschouwen als een krediettransactie in de zin van art. 1 aanhef en onder a, 1° Wck. De rechtbank is evenwel ook van oordeel dat de SprintPlan-overeenkomst een vorm van effectenbelening is die op grond van art. 4 lid 1 aanhef en onder h Wck van de werking van de Wck is uitgezonderd. De rechtbank baseert zich hierbij op een analyse van de uitlatingen door de verantwoordelijk Minister (van Financiën) over (de gevolgen van) de aandelenlease-overeenkomsten, de Memorie van toelichting naar aanleiding van een wijziging van o.a. de Wck en de relatie tussen de bescherming die de Wck beoogt te bieden en de beschermingsgedachte die ten grondslag ligt aan de Europese regelgeving op dit terrein."
4.2. De rechtbank ziet geen aanleiding terug te komen op dit, in bovengenoemd vonnis uitvoerig gemotiveerde, oordeel. De vordering van [eiser] voor zover gebaseerd op de Wck wordt dan ook afgewezen.
De ontvangen informatie
4.3. [Eiser] heeft aangevoerd dat hij het certificaat, een exemplaar van de Specifieke bepalingen en de Algemene Voorwaarden heeft ontvangen. Spaarbeleg heeft aangevoerd dat hij daarnaast de brochure die zij als productie 1 bij de conclusie van antwoord heeft overgelegd heeft ontvangen. Zij heeft hieromtrent aangevoerd dat zij iedere deelnemer aan het SprintPlan een welkomstpakket toezendt dat naast het certificaat en de Algemene Voorwaarden de brochure bevat. Zij heeft ter onderbouwing een afschrift van haar administratie overgelegd, waaruit volgens haar de verzending van het welkomstpakket blijkt (zie productie 2 bij de conclusie van antwoord). Voor zover uit dit afschrift al blijkt dat het welkomstpakket aan [eiser] is verzonden, geldt dat hieruit niet kan worden afgeleid dat [eiser] het welkomstpakket heeft ontvangen en wat de inhoud van dit pakket is geweest. Spaarbeleg heeft voorts aangevoerd dat [eiser] heeft erkend dat hij het welkomstpakket heeft ontvangen, zodat vaststaat dat hij ook de brochure heeft ontvangen. Zij heeft ter onderbouwing van deze stelling verwezen naar haar brief van 18 juni 1999 (zie productie 2 bij de dagvaarding). Dit is de begeleidende brief die Spaarbeleg standaard meestuurt met het welkomstpakket. Hierin is vermeld: “Uw SprintPlan certificaat met bijbehorende algemene voorwaarden treft u hierbij aan.” Uit deze brief kan niet worden afgeleid dat naast het certificaat en de Algemene Voorwaarden de brochure aan [eiser] is toegezonden, laat staan dat hieruit blijkt dat hij deze stukken ook heeft ontvangen. Nu Spaarbeleg naast de verwijzing naar haar administratie geen aanvullend bewijs heeft aangeboden van de ontvangst van de brochure, dient er in rechte van uit gegaan te worden dat [eiser] de brochure niet heeft ontvangen.
Dwaling
4.4. [Eiser] heeft aangevoerd dat de overeenkomst vernietigbaar is op grond van dwaling. Hij heeft hieraan ten grondslag gelegd dat, zo begrijpt de rechtbank, hij dacht dat het SprintPlan een spaarproduct was.
4.5. [Eiser] heeft bij gelegenheid van de gehouden comparitie aangevoerd dat de door hem geraadpleegde tussenpersoon heeft verteld dat hij een leuk rendement kon krijgen. [eiser] heeft onder meer verklaard:
“Ik weet zo niet precies of ik al rendement zou hebben als de koers hetzelfde bleef en wanneer ik precies welk rendement zou krijgen. Ik hoefde ook niet per se winst. Voor mij is en was belangrijk dat ik in ieder geval mijn spaarcenten terug zou krijgen.”
Uit deze verklaring valt op te maken dat [eiser] wel begreep, althans had moeten begrijpen dat het SprintPlan geen spaarproduct was, maar een beleggingsproduct. Bij oplettende bestudering van de schriftelijke informatie had [eiser] bovendien kunnen en moeten begrijpen dat het SprintPlan inhield dat hij maandelijks een bedrag aan rente zou betalen over een bij Spaarbeleg afgesloten lening en dat Spaarbeleg vervolgens met deze lening voor rekening en risico van hem participaties zou kopen in het Spaarbeleg GarantieFonds. In de Algemene Voorwaarden staat immers met zoveel woorden vermeld dat het door de deelnemer betaalde maandbedrag rente is over de aankoopsom van de voor hem gekochte (fracties van) participaties en dat de aankoopsom wordt gefinancierd door Spaarbeleg. Ook staat vermeld dat na afloop van een SprintPlan-contract een eindafrekening plaatsvindt en dat Spaarbeleg aan de deelnemer alsdan betaalt het bedrag dat na de einddatum wordt uitgekeerd op de alsdan voor de deelnemer gehouden (fracties van) participaties, verminderd met de voor het SprintPlan-contract geldende aankoopsom en verder verminderd met al hetgeen de deelnemer alsdan uit hoofde van het SprintPlan-contract aan Spaarbeleg verschuldigd mocht zijn (zie rechtsoverweging 2.3).
Dat [eiser] de brochure niet heeft ontvangen kan aan voormeld oordeel niet afdoen. Wellicht is de brochure voor de gemiddelde deelnemer aan het SprintPlan eenvoudiger te begrijpen dan de Algemene Voorwaarden. Dit neemt echter niet weg dat [eiser] voormelde informatie uit de Algemene Voorwaarden had kunnen afleiden.
4.6. Uit het voorgaande volgt dat voor zover [eiser] in de door hem gestelde zin heeft gedwaald omtrent de inhoud van de overeenkomst, namelijk dat hij dacht te sparen, hij deze dwaling aan zichzelf heeft te wijten en niet aan de door Spaarbeleg verstrekte schriftelijke informatie. Hetgeen overigens door [eiser] omtrent het SprintPlan-product is gesteld heeft hij niet ten grondslag gelegd aan zijn beroep op dwaling, zodat dat hier geen bespreking behoeft.
4.7. De rechtbank wijst het beroep van [eiser] op dwaling en de daarop gebaseerde vordering op grond van het voorgaande af.
Schending zorgplicht
4.8. [Eiser] heeft aan zijn vordering ten grondslag gelegd dat Spaarbeleg heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht door hem niet te informeren over de specifieke risico’s verbonden aan het product SprintPlan. Bovendien is volgens hem de verstrekte informatie niet afgestemd op zijn niveau. Gelet op zijn financiële positie ten tijde van het aangaan van de SprintPlan-overeenkomst was het volgens hem onverstandig deze overeenkomst aan te gaan.
4.9. Voor wat betreft zijn persoonlijke omstandigheden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst heeft [eiser] het volgende aangevoerd.
[eiser] was 19 jaar toen hij de SprintPlan-overeenkomst afsloot. Hij woonde op dat moment bij zijn ouders en betaalde NLG 100,00 per week aan kostgeld. Hij was werkzaam als stukadoor en had een inkomen van NLG 1.161,82 netto per vier weken. Hij had geen ervaring met beleggen. Zijn doel bij het sluiten van de SprintPlan-overeenkomst was een behoorlijk bedrag te sparen, dat hij aan het einde van de looptijd wilde gebruiken om bijvoorbeeld in een eigen woning te steken. Hij beoogde niet per se winst, maar wilde aan het einde van de looptijd in ieder geval kunnen beschikken over de maandelijks verrichte betalingen. Hij heeft om deze betalingen op te kunnen brengen af en toe zijn spaargeld moeten aanspreken.
4.10. De rechtbank stelt voorop dat de Hoge Raad in zijn arrest van 11 juli 2003, JOR 2003, 199 heeft overwogen dat op een bank een bijzondere zorgplicht rust om niet-professionele beleggers te informeren over de risico's van het product, en in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285 heeft overwogen "dat de maatschappelijke functie van de banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt." Deze zorgplicht – die naar zijn aard strekt tot bescherming van de (potentiële) cliënt tegen het gevaar van zijn eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht – vloeit voort uit hetgeen de eisen van redelijkheid en billijkheid, gelet op de aard van de contractuele verhouding tussen financiële instellingen en haar particuliere cliënten, meebrengen.
4.11. De rechtbank heeft in haar vonnis van 22 december 2004 (NJ 2005, 60), onder meer herhaald in haar vonnis van 4 januari 2006 (NJ 2006, 152) aangegeven dat de omvang van de zorgplicht wordt bepaald door de resultante van twee verplichtingen, te weten het verstrekken van informatie aan en het inwinnen van informatie bij de potentiële deelnemer.
4.12. De rechtbank heeft in het vonnis van 22 december 2004 in dit verband onder meer overwogen:
Anders dan Spaarbeleg, is de rechtbank van oordeel, dat Spaarbeleg er niet zonder meer vanuit heeft kunnen gaan dat zij bij de verkoop van het product SprintPlan kon volstaan met alleen het verstrekken van informatie. De rechtbank constateert, dat nu Spaarbeleg op voorhand reeds had besloten dat een dergelijk onderzoek achterwege kon blijven, zij zichzelf de mogelijkheid heeft ontnomen om erachter te komen of de informatie die zij over een deelnemer kon verkrijgen, haar zou doen besluiten om het product SprintPlan niet aan die deelnemer te verkopen. Door haar besluit heeft Spaarbeleg geen inzicht kunnen verkrijgen in het doel van de belegging en de financiële positie en ervaring van de deelnemer. Indien na deze verificatie gebleken zou zijn dat het doel van de belegging sparen was, hetgeen door GeSp is gesteld, dan zou, zo neemt de rechtbank aan, Spaarbeleg deze mensen niet hebben geadviseerd om aan het SprintPlan deel te nemen, nu Spaarbeleg het SprintPlan als een beleggingsproduct beschouwt, waaraan risico's inherent zijn.
4.13. De rechtbank heeft in het vonnis van 4 januari 2006 in dit verband onder meer overwogen:
(…) dat de rechtbank van oordeel is dat mede gelet op de risico's van het SprintPlan Spaarbeleg niet kon volstaan met het alleen verstrekken van informatie. Door Spaarbeleg is naar aanleiding hiervan betoogd dat het SprintPlan een veilig product is met zeer beperkt risico's. Tot deze stelling komt Spaarbeleg onder meer omdat, anders dan bij andere aandelenlease-producten, de deelnemer aan het SprintPlan niet met een restschuld kan worden geconfronteerd. Zelfs bij tussentijdse verlaging of beëindiging van een SprintPlan blijft, volgens Spaarbeleg, de omvang van de risico's beperkt.
Naar het oordeel van de rechtbank lijkt Spaarbeleg hiermee te miskennen, dat een en ander onverlet laat dat (bij) het SprintPlan ook in het geval er geen tussentijdse verlaging of beëindiging plaatsvindt, het verlies van de betaalde rente ook als risico valt aan te merken. Hierbij geldt dat tussentijdse verlaging of beëindiging als zodanig het risico niet beperkt, nu de mogelijkheid blijft bestaan dat niettemin de rente over de oorspronkelijk resterende looptijd verschuldigd blijft.
De noodzaak om informatie in te winnen wordt, volgens de rechtbank, nog onderstreept doordat Spaarbeleg zich niet heeft gericht op een gesegmenteerd publiek. Door het product aan te bieden aan een niet gesegmenteerd publiek kan moeilijk worden volgehouden dat het voor Spaarbeleg op voorhand duidelijk kon zijn dat de aan het product verbonden risico's voor alle potentiële deelnemers beperkt waren en het product beantwoordde aan de beleggingsdoelstellingen van alle individuele deelnemers.
En voorts:
(…) dat om de aan het product verbonden risico's geheel te kunnen doorgronden de potentiële deelnemer wel de informatie uit de verschillende toegezonden bescheiden dient te combineren en enkele denkstappen dient te maken. Dit betekent dat de professionele aanbieder van het product, die als geen ander de risico's en de omvang daarvan kent, dient te verifiëren of de potentiële deelnemer inderdaad deze denkstappen heeft gemaakt mede in het licht van zijn beleggingsdoelstelling.
4.14. Vaststaat dat Spaarbeleg de beleggingsdoelstelling van [eiser] niet heeft onderzocht, noch heeft geverifieerd of [eiser] alle denkstappen had gemaakt om het SprintPlan-product op haar merites te kunnen beoordelen. Aldus heeft Spaarbeleg niet voldaan aan haar zorgplicht, hetgeen betekent dat Spaarbeleg onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser]. Dit klemt temeer nu [eiser] de brochure niet heeft ontvangen. Zonder de brochure was [eiser] immers enkel aangewezen op de zeer juridisch getinte informatie opgenomen in de Algemene Voorwaarden. Deze informatie zal voor hem moeilijker te doorgronden zijn geweest dan de informatie die pleegt te worden opgenomen in een brochure. Spaarbeleg heeft evenwel aangevoerd dat voor zover al sprake is van enig onrechtmatig handelen dit niet zozeer bestaat uit het niet inwinnen van informatie, maar uit het nalaten om een potentiële deelnemer te weerhouden om een SprintPlan-overeenkomst aan te gaan. De geschonden norm zou voorts niet strekken tot de verplichting om informatie in te winnen omtrent de beleggingsdoelstelling en beleggingservaring van de deelnemer. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen (waaronder voornoemd vonnis van 4 januari 2006) reeds overwogen dat de aanbieder van het beleggingsproduct pas nadat informatie (waaronder informatie over de beleggingsdoelstelling en beleggingservaring van de deelnemer) is ingewonnen, aan de hand waarvan kan worden geverifieerd of de deelnemer de, gezien de complexiteit van het product, vereiste denkstappen heeft gemaakt, tot de afweging kan komen of zij de deelnemer behoort te weerhouden van het sluiten van de overeenkomst. Door deze informatie niet volledig in te winnen, maar slechts aandacht te schenken aan de vraag of de deelnemer aan zijn maandelijkse verplichtingen kon voldoen, heeft Spaarbeleg haar zorgplicht geschonden. Het verweer van Spaarbeleg gaat derhalve niet op.
Causaal verband
4.15. Aangezien Spaarbeleg onrechtmatig heeft gehandeld, dient te worden beoordeeld of het causaal verband tussen de gestelde schade en het onrechtmatig handelen voldoende aannemelijk is en of de gestelde schade daadwerkelijk is geleden.
4.16. Spaarbeleg heeft gesteld dat [eiser] heeft nagelaten het causaal verband tussen het hiervoor besproken onrechtmatig handelen en de gestelde schade (de betaalde maandelijkse bedragen, zijnde de rente over de lening) aan te tonen. Zij heeft dit beroep op het ontbreken van causaal verband toegelicht door te stellen dat ook indien zij onderzoek had verricht naar de inkomens- en vermogenpositie van [eiser], zij het sluiten van de overeenkomst niet had ontraden, aangezien het maandelijks verschuldigde bedrag niet buitenproportioneel was in verhouding tot het inkomen. Voorts is volgens haar niet gebleken dat [eiser] de overeenkomsten daadwerkelijk niet zou hebben gesloten indien Spaarbeleg meer specifieke informatie had verstrekt en onderzoek had gedaan naar de persoonlijke omstandigheden. Haars inziens is immers niet gebleken dat [eiser] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in een zodanige financiële positie was dat hij de verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Daarbij gaat Spaarbeleg ervan uit dat [eiser] op grond van de door haar verstrekte informatie bekend mocht worden verondersteld met het beleggingskarakter en de risico’s van het SprintPlan.
4.17. Uit hetgeen terzake het onrechtmatig handelen van Spaarbeleg is overwogen volgt dat Spaarbeleg juist niet uit mocht gaan van de veronderstelling dat de risico’s van het SprintPlan [eiser] voldoende duidelijk waren, noch zonder meer ervan uit mocht gaan dat het SprintPlan aansloot bij de beleggingsdoelstellingen van [eiser]. Het enkele feit dat [eiser] op zichzelf bereid en in staat was de maandelijkse rentebetalingen te doen is derhalve voor de beoordeling van het causaal verband niet van doorslaggevend belang.
4.18. Zoals eerder is overwogen heeft [eiser] gemotiveerd aangevoerd dat hij met het aangaan van de overeenkomst beoogde te sparen. Hij heeft voorts aangevoerd dat het hem niet per se te doen was om het behalen van winst. Hij wilde aan het eind van de looptijd in ieder geval kunnen beschikken over de som van de maandelijks door hem verrichte betalingen. Hij heeft onweersproken aangevoerd dat hij geen beleggingservaring had.
Op basis van hetgeen [eiser] aldus heeft aangevoerd ter onderbouwing van het causaal verband en gezien het gegeven dat aan de onderhavige overeenkomst inherent is dat niet kan worden gegarandeerd dat de deelnemer aan het einde van de looptijd in ieder geval de maandelijks betaalde bedragen terugkrijgt, acht de rechtbank voldoende aannemelijk dat de onderhavige overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen indien Spaarbeleg zich van haar zorgplicht had gekweten. De rechtbank passeert derhalve het verweer van Spaarbeleg op dit punt.
De schade
4.19. Spaarbeleg heeft aangevoerd dat het verlies van de maandelijks verrichte betalingen (zijnde de rente over de lening) niet als schade kan worden aangemerkt, nu de maandelijkse betalingen contractueel zijn verschuldigd en volgens haar geen gevolg zijn van schending van de zorgplicht. Uit het feit dat, zoals hiervoor is overwogen, voldoende aannemelijk is dat de onderhavige overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen indien Spaarbeleg zich van haar zorgplicht had gekweten, vloeit echter voort dat de door [eiser] maandelijks aan Spaarbeleg betaalde bedragen, anders dan Spaarbeleg meent, kunnen worden aangemerkt als schade geleden ten gevolge van het onrechtmatig handelen van Spaarbeleg. Het verweer van Spaarbeleg gaat dan ook niet op.
Eigen schuld
4.20. Spaarbeleg stelt zich op het standpunt dat [eiser] zich voldoende rekenschap had moeten geven van de risico’s van het product, door zich te verdiepen in het informatiemateriaal en dat hij bij onduidelijkheden nadere informatie had moeten inwinnen. Door een en ander niet te doen dient naar de mening van Spaarbeleg de schade geheel of gedeeltelijk voor rekening van [eiser] te komen.
4.21. Ten aanzien van zijn besluitvorming betreffende de overeenkomst heeft [eiser] aangevoerd dat de SprintPlan-overeenkomst na bemiddeling van zijn tussenpersoon tot stand is gekomen. Gelijk de rechtbank eerder in dit vonnis en in eerdere uitspraken heeft overwogen had [eiser] bij oplettende bestudering van de informatie kunnen en moeten begrijpen dat het SprintPlan inhield dat de deelnemer maandelijks een bedrag aan rente zou betalen over een bij Spaarbeleg afgesloten lening, dat Spaarbeleg vervolgens met deze lening voor rekening en risico van de deelnemer participaties zou kopen in het Spaarbeleg Garantiefonds. Het lag dan ook op de weg van [eiser] zich nader te informeren over de risico’s van het product en de vraag of het product wel aansloot bij zijn wensen. Dit heeft hij gedaan door te rade te gaan bij een tussenpersoon. [eiser] heeft aangevoerd dat de tussenpersoon heeft gegarandeerd dat hij de maandelijks betaalde bedragen aan het einde van de looptijd zou terugkrijgen. Hij heeft hieromtrent bij gelegenheid van de gehouden comparitie aangevoerd: “Voor mij is en was belangrijk dat ik in ieder geval mijn spaarcenten terug zou krijgen. Dat ik die spaarcenten terug zou krijgen is mij tot twee keer toe verzekerd. Allereerst door Ilse Korsten die de overeenkomst heeft afgesloten en een half jaar voordat de overeenkomst was afgelopen, door Marcel Bunt die eveneens werkzaam was bij Van Oetelaar. Bij beide gesprekken, waarin mij is verteld dat ik mijn spaargeld terug zou krijgen, waren mijn ouders aanwezig. Zij kunnen een en ander dus bevestigen.” [eiser] heeft aldus gemotiveerd aangevoerd dat de tussenpersoon heeft verzekerd dat hij de maandelijks verrichte betalingen gegarandeerd zou terugkrijgen en dat de uitlatingen van de tussenpersoon voor hem een bevestiging waren van het feit dat hij met het product niet meer risico zou lopen dan hij wenste te nemen. Spaarbeleg heeft hieromtrent bij gelegenheid van de gehouden comparitie bij monde van haar raadsman aangevoerd dat zij niet kan controleren of de tussenpersoon dergelijke mededelingen heeft gedaan. Zij heeft echter niet gesteld dat de tussenpersoon [eiser] anders heeft geïnformeerd en wel zodanig dat [eiser] er niet op mocht vertrouwen dat hij op grond van de overeenkomst aan het einde van de looptijd in ieder geval zijn inleg zou terugkrijgen. Aldus heeft [eiser] voldoende gemotiveerd onderbouwd, hetgeen door Spaarbeleg onvoldoende is weersproken, dat hem geen schuld treft aan het feit dat hij een overeenkomst heeft gesloten die niet aan zijn doelstellingen beantwoordt. De gestelde schade dient om die reden volledig voor rekening van Spaarbeleg te komen.
Conclusie
4.22. Het voorgaande leidt tot de slotsom dat de door [eiser] gevorderde hoofdsom ad EUR 10.890,73 voor toewijzing gereed ligt. De rente zal worden toegewezen zoals [eiser] heeft gevorderd, te weten over de verrichte maandelijkse betalingen vanaf het moment dat die betalingen zijn verricht, nu de schade moet worden geacht per dat moment te zijn ingetreden. Het gevorderde bedrag van EUR 2.385,57 aan rente ligt dan ook voor toewijzing gereed.
4.23. [eiser] heeft een vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten gevorderd. Hij heeft evenwel niet gesteld, noch is anderszins gebleken, dat door hem buitengerechtelijke kosten zijn gemaakt die niet worden gedekt door de voorwaardelijke toevoeging die hem is verleend op grond van de Wet op de rechtsbijstand. Dit onderdeel van de vordering zal dus worden afgewezen
4.24. Spaarbeleg zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [eiser] worden begroot op:
- dagvaarding EUR 85,60
- overige explootkosten 0,00
- betaald vast recht 157,50
- in debet gesteld vast recht 157,50
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 904,00 (2,0 punten × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 1.305,60
5. De beslissing
De rechtbank
5.1 verklaart voor recht dat Spaarbeleg onrechtmatig jegens [eiser] heeft gehandeld,
5.2. verklaart voor recht dat Spaarbeleg aan [eiser] dient te betalen een bedrag van EUR 13.276,30 (dertienduizend tweehonderd zesenzeventig euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente als bedoeld in art. 6: 119 BW over het bedrag van EUR 10.890,73 vanaf 23 september 2005 tot de dag van volledige betaling,
5.3. veroordeelt Spaarbeleg in de proceskosten, aan de zijde van [eiser] tot op heden begroot op EUR 1.305,60, te voldoen aan de griffier,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2006.
w.g. de griffier, w.g. de rechter,