vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 202302 / HA ZA 05-2101
Vonnis van 29 november 2006
1. [eiser sub 1],
wonende te [woonplaats],
2. [eiser sub 2],
wonende te [woonplaats],
eisers,
procureur mr. R. de Jong,
de naamloze vennootschap
AEGON BANK N.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
procureur mr. B.F. Keulen.
Eisers zullen hierna respectievelijk [eiser sub 1] en [eiser sub 2] worden genoemd. Eisers gezamenlijk zullen [eiser c.s.] worden genoemd. Gedaagde zal Spaarbeleg worden genoemd.
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek tevens akte wijziging eis
- de conclusie van dupliek.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2.1 Spaarbeleg is een financiële instelling die overeenkomsten sluit met betrekking tot financiële producten, waaronder het zogenaamde SprintPlan.
2.2. Tussen [eiser sub 2] en Spaarbeleg is per 3 januari 2000 een SprintPlan-overeenkomst totstandgekomen. Tussen [eiser sub 1] en Spaarbeleg is per 1 augustus 2001 een SprintPlan-overeenkomst totstandgekomen.
[eiser c.s.] heeft van Spaarbeleg een exemplaar van “de meest gestelde vragen over SprintPlan” (hierna: “Meest gestelde vragen”) en twee namens Spaarbeleg ondertekende certificaten (hierna: “het certificaat”) ontvangen.
2.3. De tekst van het certificaat van [eiser sub 2] luidt als volgt:
“ (...)
Maandbedrag : f 200,00
Belegd bedrag : f 30.000,00
Belegd in : AEGON GarantieFonds januari 00/04
Rente : 8,00% (...)
Garantiewaarde: f 30.000,00
(...)”
De tekst van het certificaat van [eiser sub 1] luidt als volgt:
“ (...)
Maandbedrag : f 250,00
Belegd bedrag : f 37.500,00
Belegd in : AEGON GarantieFonds januari 01/06
Rente : 8,00% (...)
Garantiewaarde: f 37.500,00
(...)”
2.4. [Eiser sub 2] heeft ter uitvoering van de overeenkomst 60 maandtermijnen van EUR 90,76 (NLG 200,00) aan Spaarbeleg voldaan, derhalve in totaal een bedrag van EUR 5.445,60. Spaarbeleg heeft op verzoek van [eiser sub 1] zijn overeenkomst voortijdig beëindigd. [Eiser sub 1] heeft 42 maandtermijnen van EUR 113,45 (NLG 250,00) aan Spaarbeleg voldaan, derhalve in totaal een bedrag van EUR 4.764,90. Hij heeft na beëindiging van de overeenkomst een bedrag van EUR 1.255,10 aan Spaarbeleg voldaan.
2.5. [Eiser c.s.] heeft bij het sluiten van de overeenkomst een tussenpersoon geraadpleegd, te weten Blaak Assurantiën.
3.1 [Eiser c.s.] vordert - na wijziging van eis– dat de rechtbank bij vonnis, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
primair:
de overeenkomsten tussen [eiser c.s.] en Spaarbeleg nietig verklaart en Spaarbeleg veroordeelt tot vergoeding aan [eiser c.s.] van EUR 10.210,90 en EUR 1.255,10 ter zake schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het betreffende bedrag aan schade vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
subsidiair:
de overeenkomsten tussen [eiser c.s.] en Spaarbeleg vernietigt en Spaarbeleg veroordeelt tot vergoeding van voormelde schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het betreffende bedrag aan schade vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
meer subsidiair:
de overeenkomsten tussen [eiser c.s.] en Spaarbeleg ontbindt en Spaarbeleg veroordeelt tot vergoeding van meergenoemde schade, te vermeerderen met de wettelijke rente over het betreffende bedrag aan schade vanaf de datum van dagvaarding tot aan de dag der algehele voldoening;
uiterst subsidiair:
de overeenkomsten tussen Spaarbeleg en [eiser c.s.] wijzigt in die zin dat de verplichting van [eiser c.s.] jegens Spaarbeleg voortvloeiende uit de overeenkomsten om een restschuld te voldoen komt te vervallen en/of deze beschouwt als overeenkomsten die strekten tot de aankoop van aandelen ter waarde van EUR 10.210,90 dan wel een door de rechtbank in goede justitie te bepalen wijziging;
één en ander met veroordeling van Spaarbeleg in de kosten van deze procedure.
3.2. [Eiser c.s.] heeft aan de vorderingen onder meer ten grondslag gelegd dat de overeenkomsten nietig zijn wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet (verder te noemen: “Wck”). Subsidiair heeft hij aangevoerd dat de overeenkomsten vernietigbaar zijn op grond van dwaling. Meer subsidiair heeft hij zich beroepen op schending van de (contractuele) zorgplicht zijdens Spaarbeleg, hetgeen leidt tot een toerekenbare tekortkoming c.q. onrechtmatig handelen van Spaarbeleg.
3.3. Spaarbeleg voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4.1. De meest verstrekkende grondslag van de vorderingen van [eiser c.s.] is het beroep op strijd met de Wck, hetgeen volgens hem tot nietigheid van de overeenkomsten leidt op grond van artikel 3:40 lid 2 BW. De rechtbank heeft in haar vonnis van 6 juli 2005 (LJN: AT8955), in een procedure aangespannen door eveneens een individuele deelnemer aan het SprintPlan tegen Spaarbeleg, bepaald dat de Wck niet op de SprintPlan-overeenkomst van toepassing is. De rechtbank heeft daarbij, kort samengevat, het volgende overwogen:
"Naar het oordeel van de rechtbank is de SprintPlan-overeenkomst te beschouwen als een krediettransactie in de zin van art. 1 aanhef en onder a, 1° Wck. De rechtbank is evenwel ook van oordeel dat de SprintPlan-overeenkomst een vorm van effectenbelening is die op grond van art. 4 lid 1 aanhef en onder h Wck van de werking van de Wck is uitgezonderd. De rechtbank baseert zich hierbij op een analyse van de uitlatingen door de verantwoordelijk Minister (van Financiën) over (de gevolgen van) de aandelenlease-overeenkomsten, de Memorie van toelichting naar aanleiding van een wijziging van o.a. de Wck en de relatie tussen de bescherming die de Wck beoogt te bieden en de beschermingsgedachte die ten grondslag ligt aan de Europese regelgeving op dit terrein."
4.2. De rechtbank ziet geen aanleiding terug te komen op dit, in bovengenoemd vonnis uitvoerig gemotiveerde, oordeel. De vordering van [eiser c.s.] voor zover gebaseerd op de Wck wordt dan ook afgewezen.
4.3. [Eiser c.s.] heeft in de dagvaarding gesteld dat hij een exemplaar van de Meest gestelde vragen en de door hem overgelegde brochure (hierna: “Brochure I”) heeft ontvangen. Hij heeft echter niet alleen deze stukken, maar eveneens een exemplaar van de door Spaarbeleg gehanteerde Algemene Voorwaarden (hierna: “de Algemene Voorwaarden”) bij de dagvaarding overgelegd (zie productie 5). Spaarbeleg heeft in de conclusie van antwoord aangevoerd dat zij na ontvangst van het inschrijfformulier van [eiser sub 2] en [eiser sub 1] (zie productie 6 en 11 bij de conclusie van antwoord) aan hen beiden een welkomstpakket heeft toegezonden bestaande uit het certificaat, een exemplaar van de Algemene Voorwaarden en de “specifieke bepalingen van het Spaarbeleg garantiefonds.” Voorts bevatte het welkomstpakket van [eiser sub 2] volgens haar Brochure I. Het welkomstpakket van [eiser sub 1] bevatte volgens Spaarbeleg een andere brochure (hierna: “Brochure II”, zie productie 13 bij de conclusie van antwoord). [Eiser c.s.] heeft in de conclusie van repliek tevens akte wijziging eis aangevoerd dat al het informatiemateriaal dat aan hem is verstrekt bij dagvaarding is overgelegd. Er kan in rechte aldus van uit gegaan worden dat [eiser c.s.] naast Brochure I en de Meest gestelde vragen ook de Algemene Voorwaarden heeft ontvangen. Daarentegen is niet vast komen te staan dat hij de Specifieke bepalingen en Brochure II heeft ontvangen.
4.4. De tekst van de Algemene Voorwaarden luidt voor zover relevant als volgt:
“5.1 Op de aanvangsdatum van een Spaarbeleg SprintPlan-contract worden voor rekening en risico van de Cliënt een aantal (…) Participaties van de desbetreffende serie aangekocht. De Aankoopsom wordt gefinancierd door AEGON Bank, die ervoor zorgt dat de Aankoopsom tijdig aan het AEGON GarantieFonds wordt betaald. De desbetreffende (…) Participaties worden op naam van Stichting AEGON BeleggingsGiro gesteld, die deze voor rekening en risico van de Cliënt gaat houden. Vanaf het moment waarop deze transactie is verricht, is de Cliënt Deelnemer in de desbetreffende Portefeuille.
5.2 Het door de Deelnemer op zijn inschrijfformulier vermelde maandbedrag is rente over de Aankoopsom van de voor hem aangekochte (…) Participaties. (...)
7.1 Bij afloop van het Spaarbeleg SprintPlan-contract van een Deelnemer op een einddatum van de desbetreffende Portefeuille, maken AEGON Bank en Stichting AEGON BeleggingsGiro voor die Deelnemer een eindafrekening op, die binnen twee weken na de einddatum aan de Deelnemer wordt toegezonden. Op de eindafrekening wordt vermeld:
(a) het bedrag dat na de einddatum wordt uitgekeerd op de (…) Participaties die Stichting AEGON BeleggingsGiro alsdan voor Deelnemer houdt, (b) de voor het desbetreffende Spaarbeleg SprintPlan-contract geldende (restant-) Aankoopsom en (c) al hetgeen de Deelnemer alsdan verder nog uit hoofde van zijn Spaarbeleg SprintPlan-contract aan AEGON Bank verschuldigd mocht zijn. Het saldo van de eindafrekening is het bedrag van de onder (a) bedoelde post, verminderd met het gezamenlijke bedrag van de onder (b) en (c) bedoelde posten. (...)
7.3 Indien het in artikel 7.1 bedoelde saldo van de eindafrekening negatief mocht zijn, is de Deelnemer verplicht tot bijbetaling van dit saldo aan AEGON Bank. (...)
8.4 In geval van vervroegde opzegging of beëindiging vindt vervroegde eindafrekening plaats. Het bepaalde (...) in artikel 7, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat (i) de in artikel 7.1 onder (a) bedoelde post van de eindafrekening wordt vervangen door een bedrag dat gelijk is aan de Dagwaarde van de (…) Participaties die Stichting AEGON BeleggingsGiro alsdan voor de Deelnemer houdt; (...)
9.3 Alle voor- en nadelen verbonden aan de Participaties die Stichting AEGON BeleggingsGiro voor een Deelnemer houdt, zijn voor rekening en risico van de desbetreffende Deelnemer."
4.5. In Brochure I is onder andere de volgende tekst opgenomen:
(...) Op basis van het gekozen maandbedrag, schiet Spaarbeleg direct een groot bedrag voor. (...) Makkelijk en aantrekkelijk is bovendien, dat u geen kennis van beleggen hoeft te hebben. De beleggingsexperts van AEGON beheren het AEGON GarantieFonds. (...)
Het werkt heel eenvoudig. Uw maandbedrag is een vergoeding (rente) voor het bedrag dat Spaarbeleg u voorschiet. Hoe lager die rente is, hoe groter het bedrag dat we u kunnen voorschieten. Door de lage rente van dit moment (8%) gaat er direct een groot bedrag voor u aan de slag! En daar profiteert u optimaal van omdat het rendement op dit voorgeschoten bedrag volledig voor u is. Het bedrag wordt belegd in het AEGON GarantieFonds. Na 5 jaar wordt de waarde van deze belegging uitgekeerd, minus het door Spaarbeleg voorgeschoten bedrag.(...)
Maar misschien nog interessanter: het GarantieFonds biedt u de garantie dat het voorgeschoten bedrag na 5 jaar nooit in waarde kan dalen. U loopt dus alleen risico over uw rentebetalingen. (…)
Stel u doet mee voor f 250,- per maand. Op basis van een rente van 8 % wordt direct f 37.500,- voor u belegd in het AEGON GarantieFonds. Het bedrag gaat vanaf dag één volledig voor u renderen. Als de Samengestelde Index 12% per jaar stijgt, is de waarde van de belegging na 5 jaar f 66.088-. Na aftrek van het voorgeschoten bedrag ontvangt u f 28.588,-. (...)
De waarde van uw belegging kan fluctueren. In het verleden behaalde resultaten bieden geen garantie voor de toekomst. (...) Als de beurs onverwacht tegenvalt, loopt u risico over uw rentebetalingen. (...)
Eerder stoppen kan ook. U krijgt dan de waarde van uw SprintPlan, na aftrek van het voorgeschoten bedrag en 5% boeterente, uitgekeerd. Bij tussentijdse beëindiging komt de garantie op het voorgeschoten bedrag te vervallen.(…)
4.6. [Eiser c.s.] heeft een beroep gedaan op dwaling op grond van artikel 6:228 lid 1 sub b BW. Volgens hem heeft Spaarbeleg hem niet op adequate wijze ingelicht teneinde mogelijke dwaling, waarvan Spaarbeleg op de hoogte had kunnen en moeten zijn, te voorkomen. [Eiser c.s.] heeft hieraan ten grondslag gelegd dat Spaarbeleg niet althans onvoldoende heeft voldaan aan haar informatieplicht, welke is neergelegd in artikel 28 jo 33 van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 en bijlagen (hierna: “NR 1999”). Hij heeft met name aangevoerd dat de ontvangen informatie niet vermeldt welke risico’s aan het product zijn verbonden, waaronder het risico dat de deelnemer zijn “inleg” verliest en wordt geconfronteerd met een “restschuld”. Voorts heeft hij aangevoerd dat de verstrekte informatie geen, althans onvoldoende gegevens bevat over de kenmerken en de samenstellende delen van het product en geen objectieve weergave bevat van de daaraan verbonden specifieke beleggingsrisico’s. De informatie bevat bovendien geen voorbeelden van negatieve scenario’s. [eiser c.s.] heeft erkend dat hem duidelijk was dat er werd belegd. Hij verkeerde echter in de veronderstelling dat het risico van beleggen door de garantiewaarde zou worden afgedekt. Hij dacht dat het een vorm van sparen betrof, waarmee eventueel rendement kon worden behaald.
4.7. Naar het oordeel van de rechtbank heeft [eiser c.s.] uit de door Spaarbeleg verstrekte informatie zelfs bij oppervlakkige lezing niet kunnen en mogen afleiden dat het SprintPlan een spaarproduct was. Bij oplettende bestudering van Brochure I in combinatie met de Algemene Voorwaarden had [eiser c.s.] bovendien kunnen en moeten begrijpen dat het SprintPlan inhield dat hij maandelijks een bedrag aan rente zou betalen over een bij Spaarbeleg afgesloten lening en dat Spaarbeleg vervolgens met deze lening voor rekening en risico van hem participaties zou kopen in het Aegon GarantieFonds. In de Algemene Voorwaarden staat immers met zoveel woorden vermeld dat het door de deelnemer betaalde maandbedrag rente is over de aankoopsom van de voor hem gekochte (fracties van) participaties en dat de aankoopsom wordt gefinancierd door Spaarbeleg. Ook staat vermeld dat na afloop van een SprintPlan-contract een eindafrekening plaatsvindt en dat Spaarbeleg aan de deelnemer alsdan betaalt het bedrag dat na de einddatum wordt uitgekeerd op de alsdan voor de deelnemer gehouden (fracties van) participaties, verminderd met de voor het SprintPlan-contract geldende aankoopsom en verder verminderd met al hetgeen de deelnemer alsdan uit hoofde van het SprintPlan-contract aan Spaarbeleg verschuldigd mocht zijn (zie r.o. 2.3).
In Brochure I is bovendien onder meer opgenomen dat het maandbedrag een vergoeding (rente) is voor het bedrag dat Spaarbeleg voorschiet. Voorts is vermeld dat risico wordt gelopen over de rentebetalingen.
4.8. Uit het voorgaande volgt dat voor zover [eiser c.s.] in die zin heeft gedwaald omtrent de inhoud van de overeenkomst dat hij dacht dat het een spaarproduct was, hij deze dwaling aan zichzelf heeft te wijten en niet aan de door Spaarbeleg verstrekte schriftelijke informatie. Evenzeer had [eiser c.s.] op grond van de verstrekte informatie kunnen begrijpen dat de kans bestond dat hij de maandelijkse rentebetalingen (door hem aangeduid als “inleg”) zou verliezen. De stelling van [eiser c.s.] dat aan de Sprintplan-overeenkomst het risico kleeft dat de deelnemer wordt geconfronteerd met een restschuld en hij dienaangaande onvoldoende door Spaarbeleg is geïnformeerd treft evenmin doel. Kennelijk doelt [eiser c.s.] met de term “restschuld” op het bedrag dat [eiser sub 1] heeft moeten betalen nadat de overeenkomst op zijn verzoek tussentijds was beëindigd (te weten EUR 1.255,00). Nu Spaarbeleg garandeert dat het geleende bedrag, met welk bedrag zij voor de deelnemer gaat beleggen, niet in waarde zal dalen (de zogenaamde garantiewaarde) en de deelnemer in beginsel uitsluitend risico loopt over de rentebetalingen, kan de deelnemer niet worden geconfronteerd met een restschuld. Dat [eiser sub 1] als gevolg van de tussentijdse beëindiging een bedrag ineens heeft moeten betalen is een gevolg van de beëindiging, nu hij zijn contractuele verplichtingen niet meer is nagekomen. In Brochure I en de Algemene Voorwaarden wordt de procedure in geval van tussentijdse beëindiging omschreven, zodat [eiser c.s.] hiervan op de hoogte had kunnen zijn.
De rechtbank is daarentegen van oordeel dat de specifieke beleggingsrisico’s niet duidelijk uit de verstrekte schriftelijke informatie blijken. Dit gegeven had voor [eiser c.s.] aanleiding moeten zijn een nader onderzoek in te stellen. Hij heeft dit gedaan door een tussenpersoon in te schakelen (te weten Blaak Assurantiën). [eiser c.s.] heeft hieromtrent gesteld dat de tussenpersoon volgens een vaste (door Spaarbeleg opgelegde) formule informatie diende te verstrekken. [eiser c.s.] heeft voorts gesteld dat de tussenpersoon in een brief van 9 februari 2005 (overgelegd als productie 9 bij de conclusie van repliek) heeft meegedeeld dat hij onvoldoende is ingelicht door Spaarbeleg om [eiser c.s.] te kunnen adviseren. Dit volgt echter niet uit de overgelegde brief. In deze brief deelt de tussenpersoon slechts mee dat hij Spaarbeleg heeft gesommeerd de betaalde rente terug te betalen en dat [eiser c.s.] desgewenst een raadsman kan inschakelen teneinde de betaalde maandelijkse termijnen terug te vorderen. Teneinde het beroep op dwaling te kunnen beoordelen wenst de rechtbank nader te worden ingelicht over de mededelingen die de tussenpersoon destijds over het SprintPlan heeft gedaan. [eiser c.s.] dient zich hierover bij akte uit te laten. Bij deze akte zou een verklaring van de betreffende tussenpersoon kunnen worden gevoegd.
4.9. Uit proceseconomisch oogpunt gaat de rechtbank thans reeds over tot beoordeling van de vraag of Spaarbeleg haar zorgplicht heeft geschonden en zo ja, of sprake is van causaal verband tussen schending van de zorgplicht en de gestelde schade. De navolgende overwegingen gelden aldus alleen voor zover uiteindelijk mocht komen vast te staan dat het beroep van [eiser c.s.] op dwaling niet opgaat en de vordering tot vernietiging van de overeenkomsten dientengevolge zal worden afgewezen.
4.10. [Eiser c.s.] heeft aan zijn stelling dat Spaarbeleg haar zorgplicht heeft geschonden samengevat ten grondslag gelegd dat Spaarbeleg onvoldoende informatie heeft verstrekt. [Eiser c.s.] is bovendien de Nederlandse taal niet dusdanig machtig dat hij de impliciete waarschuwingen heeft kunnen begrijpen. Spaarbeleg had [eiser c.s.] moeten ontraden de overeenkomsten aan te gaan, aangezien de financiële positie van [eiser c.s.] bij het aangaan van de overeenkomst zodanig was dat het naar maatstaven van verstandig financieel handelen onverantwoord was om de overeenkomsten aan te gaan, aldus [eiser c.s.]
4.11. Met betrekking tot de persoonlijke omstandigheden van [eiser c.s.] bij het sluiten van de overeenkomsten heeft [eiser c.s.] het volgende aangevoerd. In het jaar 2000 bedroeg het gezamenlijke inkomen van [eiser c.s.] NLG 5.846,00 (EUR 2.652,80) bruto per maand. Het huidige inkomen van [eiser sub 2] bedraagt EUR 2.800,00 bruto per maand. [eiser sub 2] ontvangt een WAO-uitkering. De gezamenlijke lasten bedragen per maand ongeveer EUR 2.864,00. [eiser sub 2] is meerdere malen aangemaand de maandelijkse betalingen te verrichten, waaruit blijkt dat zij deze maandelijks verschuldigde bedragen met moeite kon opbrengen. [eiser c.s.] heeft diverse producties overgelegd ter onderbouwing van het gestelde gezamenlijk inkomen ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Voorts heeft hij een handgeschreven overzicht van de maandelijkse lasten overgelegd (productie 10 bij de conclusie van repliek tevens akte wijziging van eis).
[eiser c.s.] wist dat hij een beleggingsproduct had aangeschaft. Hij dacht echter dat het een vorm van sparen betrof, waarmee eventueel rendement kon worden behaald. Hij had geen ervaring met beleggen. Hij heeft weliswaar voorafgaand aan de SprintPlanovereenkomsten twee Koersplanovereenkomsten afgesloten, maar op het moment van het aangaan van de SprintPlanovereenkomsten kon hij de (risico’s van) de Koersplanovereenkomsten nog niet overzien. [Eiser c.s.] is bij het aangaan van de SprintPlan-overeenkomsten bijgestaan door een tussenpersoon.
4.12. Spaarbeleg heeft het gestelde gezamenlijk inkomen betwist. Volgens haar bedroeg het maandinkomen van [eiser c.s.] in het jaar 2000 EUR 4.086,00 bruto en in het jaar 2001 (het jaar waarin de overeenkomst met [eiser sub 1] tot stand is gekomen) EUR 4.228,00 bruto. Volgens Spaarbeleg is er gelet op dit inkomen en het feit dat de maandelijks verplichte bijdrage in totaal EUR 204,20 bedroeg geen aanleiding om te stellen dat Spaarbeleg het aangaan van de overeenkomsten had moeten ontraden.
Spaarbeleg heeft voor het overige de omstandigheden waaronder de overeenkomsten tot stand zijn gekomen niet betwist, maar stelt samengevat dat zij haar zorgplicht niet heeft geschonden, aangezien de door haar verstrekte informatie voldoende duidelijk was. Zij heeft niet betwist dat zij geen informatie heeft ingewonnen bij [eiser c.s.] omtrent zijn beleggingservaring en financiële positie. Zij heeft in dit verband betoogd dat zij niet gehouden is tot het inwinnen van dergelijke informatie bij een product als het SprintPlan.
4.13. De rechtbank constateert dat uit de door [eiser c.s.] bij de conclusie van repliek overgelegde financiële gegevens blijkt dat het gezamenlijk inkomen in 2000 NLG 108.058,00 (EUR 49.034,58) bruto per jaar bedroeg, zijnde EUR 4.086,23 bruto per maand. Voorts blijkt dat het gezamenlijk inkomen over 2001, zoals Spaarbeleg heeft gesteld, EUR 4.228,34 bruto per maand bedroeg. Zonder nadere toelichting, die ontbreekt, valt niet in te zien dat het gezamenlijk inkomen lager was dan het inkomen dat uit de stukken blijkt. In rechte dient dan ook van voormelde, hogere bedragen te worden uitgegaan.
4.14. De rechtbank stelt voorop dat de Hoge Raad in zijn arrest van 11 juli 2003, JOR 2003, 199 heeft overwogen dat op een bank een bijzondere zorgplicht rust om niet-professionele beleggers te informeren over de risico's van het product, en in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285 heeft overwogen "dat de maatschappelijke functie van de banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt." Deze zorgplicht – die naar zijn aard strekt tot bescherming van de (potentiële) cliënt tegen het gevaar van zijn eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht – vloeit voort uit hetgeen de eisen van redelijkheid en billijkheid, gelet op de aard van de contractuele verhouding tussen financiële instellingen en haar particuliere cliënten, meebrengen.
4.15. De rechtbank heeft in haar vonnis van 22 december 2004 (NJ 2005, 60), onder meer herhaald in haar vonnis van 4 januari 2006 (NJ 2006, 152) aangegeven dat de omvang van de zorgplicht wordt bepaald door de resultante van twee verplichtingen, te weten het verstrekken van informatie aan en het inwinnen van informatie bij de potentiële deelnemer.
De rechtbank heeft in het laatstgenoemde vonnis in dit verband onder meer overwogen:
(…) dat de rechtbank van oordeel is dat mede gelet op de risico's van het SprintPlan Spaarbeleg niet kon volstaan met het alleen verstrekken van informatie. Door Spaarbeleg is naar aanleiding hiervan betoogd dat het SprintPlan een veilig product is met zeer beperkt risico's. Tot deze stelling komt Spaarbeleg onder meer omdat, anders dan bij andere aandelenlease-producten, de deelnemer aan het SprintPlan niet met een restschuld kan worden geconfronteerd. Zelfs bij tussentijdse verlaging of beëindiging van een SprintPlan blijft, volgens Spaarbeleg, de omvang van de risico's beperkt.
Naar het oordeel van de rechtbank lijkt Spaarbeleg hiermee te miskennen, dat een en ander onverlet laat dat (bij) het SprintPlan ook in het geval er geen tussentijdse verlaging of beëindiging plaatsvindt, het verlies van de betaalde rente ook als risico valt aan te merken. Hierbij geldt dat tussentijdse verlaging of beëindiging als zodanig het risico niet beperkt, nu de mogelijkheid blijft bestaan dat niettemin de rente over de oorspronkelijk resterende looptijd verschuldigd blijft.
De noodzaak om informatie in te winnen wordt, volgens de rechtbank, nog onderstreept doordat Spaarbeleg zich niet heeft gericht op een gesegmenteerd publiek. Door het product aan te bieden aan een niet gesegmenteerd publiek kan moeilijk worden volgehouden dat het voor Spaarbeleg op voorhand duidelijk kon zijn dat de aan het product verbonden risico's voor alle potentiële deelnemers beperkt waren en het product beantwoordde aan de beleggingsdoelstellingen van alle individuele deelnemers.
En voorts:
(…) dat om de aan het product verbonden risico's geheel te kunnen doorgronden de potentiële deelnemer wel de informatie uit de verschillende toegezonden bescheiden dient te combineren en enkele denkstappen dient te maken. Dit betekent dat de professionele aanbieder van het product, die als geen ander de risico's en de omvang daarvan kent, dient te verifiëren of de potentiële deelnemer inderdaad deze denkstappen heeft gemaakt mede in het licht van zijn beleggingsdoelstelling.
4.16. Vaststaat dat Spaarbeleg de beleggingsdoelstelling van [eiser c.s.] niet heeft onderzocht, noch heeft geverifieerd of [eiser c.s.] alle denkstappen had gemaakt om het SprintPlanproduct op haar merites te kunnen beoordelen. Aldus heeft Spaarbeleg niet voldaan aan haar zorgplicht, hetgeen betekent dat Spaarbeleg onrechtmatig heeft gehandeld jegens [eiser c.s.] Spaarbeleg heeft evenwel aangevoerd dat voor zover al sprake is van enig onrechtmatig handelen dit niet zozeer bestaat uit het niet inwinnen van informatie, maar uit het nalaten om een potentiële deelnemer te weerhouden om een SprintPlanovereenkomst aan te gaan. De rechtbank heeft in eerdere vonnissen (waaronder voornoemd vonnis van 4 januari 2006, NJ 2006, 152) reeds overwogen dat de aanbieder van het beleggingsproduct pas nadat informatie (waaronder informatie over de beleggingsdoelstelling en beleggingservaring van de deelnemer) is ingewonnen, aan de hand waarvan kan worden geverifieerd of de deelnemer de, gezien de complexiteit van het product, vereiste denkstappen heeft gemaakt, tot de afweging kan komen of zij de deelnemer behoort te weerhouden van het sluiten van de overeenkomst. Door deze informatie niet volledig in te winnen, maar slechts aandacht te schenken aan de vraag of de deelnemer aan zijn maandelijkse verplichtingen kon voldoen, heeft Spaarbeleg haar zorgplicht geschonden. Het verweer van Spaarbeleg gaat derhalve niet op.
Onrechtmatig handelen en toerekenbare tekortkoming
4.17. [Eiser c.s.] heeft gesteld dat het onrechtmatig handelen aan de zijde van Spaarbeleg ingevolge eerdere vonnissen van deze rechtbank tevens een toerekenbare tekortkoming oplevert die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. De rechtbank is in haar vonnis van 18 oktober jl. (LJN: AZ0660) teruggekomen op haar oordeel dat het onrechtmatig handelen tevens kwalificeert als een tekortkoming. De rechtbank heeft in dit verband onder meer overwogen:
Spaarbeleg heeft in deze zaak uitdrukkelijk verwezen naar de uitspraak van Hof Den Bosch d.d. 5 april 2005 (LJN AT 2375) die specifiek handelt over schending van de zorgplicht door een bank/beleggingsinstelling bij het in de markt zetten van een aandelenleaseproduct. In die zaak heeft het Hof geoordeeld dat het schenden van de zorgplicht in de precontractuele fase niet kwalificeert als een tekortkoming, maar (enkel) als onrechtmatig handelen. Hoewel de zaak niet handelde over het SprintPlanproduct van Spaarbeleg ziet de rechtbank in deze uitspraak, gezien het belang van de rechtseenheid, op dit punt aanleiding terug te komen op haar hiervoor weergegeven eerder oordeel dat het onrechtmatig handelen van Spaarbeleg kwalificeert als een tekortkoming. (…)
4.18. De rechtbank blijft bij het oordeel dat de schending van de zorgplicht door Spaarbeleg niet heeft te gelden als een tekortkoming. De vordering van [eiser c.s.] tot ontbinding van de overeenkomsten zal derhalve worden afgewezen. Aangezien Spaarbeleg onrechtmatig heeft gehandeld, dient te worden beoordeeld of het causaal verband tussen de gestelde schade en het onrechtmatig handelen voldoende aannemelijk is en of de gestelde schade daadwerkelijk is geleden.
4.19. Spaarbeleg heeft gesteld dat [eiser c.s.] heeft nagelaten het causaal verband tussen het hiervoor besproken onrechtmatig handelen en de gestelde schade (de betaalde rentetermijnen en het na de voortijdige beëindiging betaalde bedrag van EUR 1.255,00) aan te tonen. Zij heeft dit beroep op het ontbreken van causaal verband toegelicht door te stellen dat ook indien zij onderzoek had verricht naar de inkomens- en vermogenpositie van [eiser c.s.], zij het sluiten van de overeenkomst niet had ontraden, aangezien het maandelijks verschuldigde bedrag niet buitenproportioneel was in verhouding tot het gezamenlijk inkomen. Voorts is volgens haar niet gebleken dat [eiser c.s.] de overeenkomsten daadwerkelijk niet zou hebben gesloten indien Spaarbeleg meer specifieke informatie had verstrekt en onderzoek had gedaan naar de persoonlijke omstandigheden. Haars inziens is immers niet gebleken dat [eiser c.s.] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in een zodanige financiële positie was dat hij de verplichtingen niet zou kunnen nakomen. Daarbij gaat Spaarbeleg ervan uit dat [eiser c.s.] op grond van de door haar verstrekte informatie bekend mocht worden verondersteld met het beleggingskarakter en de risico’s van het SprintPlan.
4.20. Uit hetgeen terzake het onrechtmatig handelen van Spaarbeleg is overwogen volgt dat Spaarbeleg juist niet uit mocht gaan van de veronderstelling dat de risico’s van het SprintPlan [eiser c.s.] voldoende duidelijk waren, noch zonder meer ervan uit mocht gaan dat het SprintPlan aansloot bij de beleggingsdoelstellingen van [eiser c.s.]. Het enkele feit dat [eiser c.s.] op zichzelf bereid en in staat was de maandelijkse rentebetalingen te doen is derhalve voor de beoordeling van het causaal verband niet van doorslaggevend belang. Beoordeeld dient te worden of (aannemelijk is dat) de overeenkomst ook zou zijn gesloten indien Spaarbeleg zich van haar zorgplicht had gekweten.
4.21. Zoals eerder in dit vonnis is overwogen heeft [eiser c.s.] erkend dat hem duidelijk was dat er zou worden belegd. Hij verkeerde echter in de veronderstelling dat het risico van beleggen door de garantie zou worden afgedekt. Hij dacht dat het een vorm van sparen betrof, waarmee eventueel rendement kon worden behaald. [eiser c.s.] heeft voorts aangevoerd dat Spaarbeleg gelet op zijn inkomenspositie risicovol beleggen had moeten afraden. Spaarbeleg heeft gemotiveerd aangevoerd dat [eiser c.s.] beleggingservaring had, nu hij voor het sluiten van de onderhavige overeenkomsten twee Koersplanovereenkomsten heeft afgesloten. Volgens [eiser c.s.] waren op het moment van het sluiten van de SprintPlanovereenkomsten de risico’s van de Koersplanovereenkomsten voor hem nog niet duidelijk.
4.22. Gelet op het feit dat [eiser c.s.] heeft erkend dat hij wist dat het Sprintplan een beleggingsproduct is en dat is gebleken dat hij voorafgaand aan de Sprintplanovereenkomsten twee Koersplanovereenkomsten heeft afgesloten, welke bovendien reeds waren beëindigd voordat [eiser sub 1] per 1 augustus 2001 de Sprintplanovereenkomst afsloot (maar nog liepen op het moment dat [eiser sub 2] haar Sprintplan afsloot), is het causaal verband tussen het onrechtmatig handelen van Spaarbeleg en de gestelde schade niet op voorhand aannemelijk. De rechtbank wenst nader te worden geïnformeerd over de vraag op welke wijze de SprintPlanovereenkomsten tot stand zijn gekomen, waarbij met name van belang is welke informatie de tussenpersoon over het SprintPlan in relatie tot het Koersplan heeft verstrekt. Hiertoe zou een verklaring van de betreffende tussenpersoon in het geding kunnen worden gebracht. Voorts wenst de rechtbank nadere informatie te verkrijgen over de precieze inhoud van de Koersplanovereenkomst en de risico’s die daaraan zijn verbonden, alsmede de vraag of deze risico’s zich ten aanzien van [eiser c.s.] hebben verwezenlijkt. De rechtbank wenst deze informatie te ontvangen in aanvulling op hetgeen Spaarbeleg in de conclusie van antwoord reeds over het Koersplan heeft opgemerkt. Voorts wenst de rechtbank nadere informatie te verkrijgen over het opleidingsniveau van [eiser c.s.] en de aard van de werkzaamheden die [eiser sub 1] verricht, alsmede de aard van de werkzaamheden die [eiser sub 2] in het verleden (voor het toekennen van de WAO-uitkering) heeft verricht.
4.23. [Eiser c.s.] zal in de gelegenheid worden gesteld een akte te nemen waarin hij de onder 4.8 en 4.22 gevraagde informatie dient te verstrekken ter onderbouwing van het beroep op dwaling en het gestelde causaal verband tussen de door hem gestelde schending van de zorgplicht en de gestelde schade. De mededelingen van de tussenpersoon kunnen voorts van belang zijn in het kader van de in een later stadium wellicht noodzakelijke beoordeling van de door Spaarbeleg gestelde eigen schuld aan de zijde van [eiser c.s.] Spaarbeleg zal in de gelegenheid worden gesteld bij antwoordakte te reageren.
4.24 Iedere verdere beslissing zal worden aangehouden.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 3 januari 2007 voor het nemen van een akte door [eiser c.s.] over hetgeen is vermeld onder 4.8, 4.22 en 4.23,
5.2 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver, mr. L.M.G. de Weerd en mr. Ch.E. Bethlem en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2006.
w.g. griffier, w.g. rechter,