ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ3654

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
198123/HA ZA 05-1487
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aandelenlease en de gevolgen van het SprintPlan voor de deelnemer

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 29 november 2006 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiseres, een zelfstandig oefentherapeute, en de gedaagde, AEGON BANK N.V., over een SprintPlan-overeenkomst. Eiseres had een overeenkomst gesloten met Spaarbeleg, waarbij zij gedurende vijf jaar maandelijks een bedrag betaalde in ruil voor een gegarandeerde einduitkering. Eiseres vorderde terugbetaling van de door haar betaalde bedragen, omdat zij meende dat zij geen overeenkomst van geldlening was aangegaan en dat de informatie die zij had ontvangen misleidend was. De rechtbank oordeelde dat de overeenkomst meer behelst dan een eenvoudige geldlening, maar dat eiseres wel degelijk rente verschuldigd was over het voorgeschoten bedrag. De rechtbank concludeerde dat eiseres bij oplettende bestudering van de verstrekte informatie had kunnen begrijpen dat het SprintPlan-product inhield dat zij maandelijks een bedrag aan rente zou betalen en dat zij risico liep over deze betalingen. Eiseres had onvoldoende bewijs geleverd dat zij niet op de hoogte was van de risico's van het product. De rechtbank oordeelde dat de schending van de zorgplicht door Spaarbeleg niet als een toerekenbare tekortkoming kon worden gekwalificeerd, maar wel als onrechtmatig handelen. De rechtbank hield de verdere beslissing aan en stelde eiseres in de gelegenheid om nadere informatie te verschaffen over haar financiële omstandigheden.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 198123 / HA ZA 05-1487
Vonnis van 29 november 2006
in de zaak van
[eiseres],
wonende te [woonplaats],
eiseres,
procureur mr. P.J. Soede,
tegen
de naamloze vennootschap
AEGON BANK N.V.,
gevestigd te Nieuwegein,
gedaagde,
procureur mr. B.F. Keulen.
Partijen zullen hierna [eiseres] en Spaarbeleg genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord
- de conclusie van repliek
- de conclusie van dupliek.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 Spaarbeleg is een financiële instelling die overeenkomsten sluit met betrekking tot financiële producten, waaronder het zogenaamde SprintPlan. Ook [eiseres] heeft met Spaarbeleg een SprintPlan-overeenkomst gesloten, hierna te noemen: de overeenkomst.
2.2 [Eiseres] heeft voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst een ingevuld inschrijfformulier voor het SprintPlan aan Spaarbeleg verzonden, dat door Spaarbeleg op 27 augustus 1999 is ontvangen. Spaarbeleg heeft diezelfde dag aan [eiseres] een welkomstpakket gestuurd achtereenvolgens bestaande uit een namens Spaarbeleg ondertekend Certificaat (hierna: “het Certificaat”), een exemplaar van de door Spaarbeleg gehanteerde Algemene Voorwaarden (hierna: “de Algemene Voorwaarden), de Specifieke Bepalingen van het Spaarbeleg GarantieFonds en een brochure over het SprintPlan (hierna: “de Brochure”).
2.3 De tekst van de Algemene Voorwaarden luidt voor zover relevant als volgt:
“2.1. Spaarbeleg stelt inschrijfformulieren beschikbaar, bestemd voor het sluiten van SprintPlan-contracten. (…) 2.2.Acceptatie van een inschrijfformulier door Spaarbeleg geschiedt onder de opschortende voorwaarde dat de Cliënt niet voorafgaand aan de aanvangsdatum van het desbetreffende SprintPlan-contract schriftelijk, per fax of telefonisch heeft kenbaar gemaakt alsnog van het sluiten van dat SprintPlan-contract af te zien. (…)
5.1 Op de aanvangsdatum van een SprintPlan-contract worden voor rekening en risico van de Cliënt een aantal (fracties van) Participaties van de desbetreffende serie aangekocht. De Aankoopsom wordt gefinancierd door Spaarbeleg, die ervoor zorgt dat de Aankoopsom tijdig aan het Spaarbeleg GarantieFonds wordt betaald. De desbetreffende (fracties van) Participaties worden op naam van Stichting SpaarbelegGiro gesteld, die deze voor rekening en risico van de Cliënt gaat houden. Vanaf het moment waarop deze transactie is verricht, is de Cliënt Deelnemer in de desbetreffende Portefeuille.
5.2 Het door de Deelnemer op zijn inschrijfformulier vermelde maandbedrag is rente over de Aankoopsom van de voor hem aangekochte (fracties van) Participaties. (...) Spaarbeleg stelt voorafgaand aan de introductie van een Portefeuille het voor de desbetreffende SprintPlan-contract geldende rentepercentage vast. Dit rentepercentage blijft gedurende de looptijd van het SprintPlan-contract ongewijzigd.
7.1 Bij afloop van het SprintPlan-contract van een Deelnemer op een einddatum van de desbetreffende Portefeuille, maken Spaarbeleg en Stichting SpaarbelegGiro voor die Deelnemer een eindafrekening op, die binnen twee weken na de einddatum aan de Deelnemer wordt toegezonden. Op de eindafrekening worden vermeld:
(a) het bedrag dat na de einddatum wordt uitgekeerd op de (fracties van) Participaties die Stichting SpaarbelegGiro alsdan voor de Deelnemer houdt, (b) de voor het desbetreffende SprintPlan-contract geldende (restant-) Aankoopsom en (c) al hetgeen de Deelnemer alsdan verder nog uit hoofde van zijn SprintPlan-contract aan Spaarbeleg Bank verschuldigd mocht zijn. Het saldo van de eindafrekening is het bedrag van de onder (a) bedoelde post, verminderd met het gezamenlijke bedrag van de onder (b) en (c) bedoelde posten. (...)
7.3 Indien het in artikel 7.1 bedoelde saldo van de eindafrekening negatief mocht zijn, is de Deelnemer verplicht tot bijbetaling van dit saldo aan Spaarbeleg. (...)
8.4 In geval van vervroegde opzegging of beëindiging vindt vervroegde eindafrekening plaats. Het bepaalde (...) in artikel 7, is van overeenkomstige toepassing, met dien verstande dat (i) de in artikel 7.1 onder (a) bedoelde post van de eindafrekening wordt vervangen door een bedrag dat gelijk is aan de Dagwaarde van de (…) Participaties die Stichting AEGON BeleggingsGiro alsdan voor de Deelnemer houdt; (...)
9.3 Alle voor- en nadelen verbonden aan de Participaties die Stichting AEGON BeleggingsGiro voor een Deelnemer houdt, zijn voor rekening en risico van de desbetreffende Deelnemer."
2.4 De tekst van het Certificaat luidt voor zover relevant als volgt:
“ (...)
ingangsdatum : 01-10-1999
einddatum : 30-09-2004
Maandbedrag : f 200,00
Belegd bedrag : f 30.000,00
Belegd in : Spaarbeleg GarantieFonds oktober 99/04
Rente : 8,00% (...)
Garantiewaarde: f 27.000,00
(...)”
2.5 In de Brochure is onder andere de volgende tekst opgenomen:
(...) Op basis van het door u gekozen maandbedrag, schiet Spaarbeleg direct een groot bedrag aan u voor. Uw maandbedrag is namelijk een vergoeding (rente) voor het bedrag dat Spaarbeleg voorschiet. Het voorgeschoten bedrag wordt meteen voor u belegd in het Spaarbeleg Garantiefonds. U betaalt dus maandelijks, maar vanaf dag één gaat al direct een groot bedrag voor u aan het werk. Na 5 jaar wordt de waarde van uw belegging belastingvrij aan u uitgekeerd, minus het bedrag dat Spaarbeleg aan u heeft voorgeschoten. (...)
Stel u doet mee voor f 150,- per maand. Op basis van de huidige rente wordt direct f. 22.500,- voor u belegd in het Spaarbeleg Garantiefonds. Dit bedrag gaat vanaf dag één volledig voor u renderen. Stel dat deze belegging na 5 jaar f. 37.400,- waard is geworden. Spaarbeleg ontvangt na deze periode het voorgeschoten bedrag van f. 22.500,- terug en u ontvangt f. 14.900,-. (...)
Het garantiefonds garandeert dat het voor u belegde bedrag na 5 jaar nooit minder waard is dan 90%. Daarnaast zorgt het Garantiefonds ervoor dat een éénmaal behaalde eerste 10% stijging van de Index ten opzichte van de beginwaarde wordt vastgezet. Zoals u weet waren de afgelopen jaren voor beleggers in aandelen uitzonderlijk goed. De gemiddelde stijging van de samengestelde Index over de afgelopen 15 spaarperioden van 5 jaar bedroeg 11,6% per jaar. Wees u ervan bewust dat de uitstekende resultaten van de afgelopen periode geen garantie voor de toekomst zijn. U loopt, in het ergste geval, risico over uw rentebetalingen en over 10% van het aan u voorgeschoten bedrag. (..)
Wilt u eerder stoppen dan kan dat ook. U krijgt op dat moment de waarde van uw SprintPlan, na aftrek van het voorgeschoten bedrag en 4% boeterente, uitgekeerd. Bij eerder stoppen kan de waarde van u Sprintplan hoger of lager zijn dan de garantiewaarde.(…)
2.6 [Eiseres] heeft op basis van de overeenkomst zestig maandtermijnen van € 90,76 (NLG 200,00) aan Spaarbeleg voldaan, derhalve in totaal een bedrag van € 5.445,60
2.7 Bij brief van 12 oktober 2004 heeft Spaarbeleg aan [eiseres] meegedeeld:
“Op 30 september 2004 is uw SprintPlan (..) geëindigd. Gezien de negatieve ontwikkeling van de afgelopen periode op de beurs heeft de belegging in het Aegon Garantiefonds helaas een negatief rendement opgeleverd. U ontvangt dan ook geen uitkering uit uw SprintPlan. (..)”
2.8 Bij schrijven aan Spaarbeleg van 17 januari 2005 heeft [eiseres] – kort gezegd – aanspraak gemaakt op terugbetaling van het door haar betaalde bedrag van
€ 5.455,36.
3. Het geschil
3.1 [Eiseres] vordert na wijziging van eis bij conclusie van repliek dat de rechtbank bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad:
I
Primair:
a) Spaarbeleg veroordeelt om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag in hoofdsom ter hoogte van € 5.445,37, zulks ter volledige nakoming van de overeenkomst, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 1 oktober 2004, danwel vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening,
Subsidiair
b) voor recht verklaart dat de overeenkomst op grond van artikel 6:228 BW vernietigbaar is en de vernietiging van de overeenkomst op deze grond uitspreekt c.q. vaststelt;
c) Spaarbeleg veroordeelt om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag in hoofdsom ter hoogte van € 5.445,37, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van betalingen, subsidiair vanaf 31 januari 2005 en meer subsidiair vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening,
meer subsidiair
d) voor recht verklaart dat Spaarbeleg toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van (een van) haar verbintenissen voortvloeiende uit de overeenkomst en voor recht verklaart dat de overeenkomst derhalve rechtsgeldig is ontbonden, althans de ontbinding van de overeenkomst uitspreekt;
e) Spaarbeleg veroordeelt om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag in hoofdsom van € 5.445,37, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van betalingen, subsidiair vanaf 31 januari 2005 en meer subsidiair vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening,
nog meer subsidiair
a) voor recht verklaart dat de overeenkomst nietig is op grond van artikel 9 Wck, juncto artikel 3:40 lid 2 BW;
b) Spaarbeleg veroordeelt om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag in hoofdsom van € 5.445,37, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van betalingen, subsidiair vanaf 31 januari 2005 en meer subsidiair vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening;
uiterst subsidiair
c) voor recht verklaart dat Spaarbeleg jegens [eiseres] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van (een van) haar verbintenissen voortvloeiende uit de overeenkomst althans onrechtmatig jegens haar heeft gehandeld en daarmee schadeplichting is jegens [eiseres].
d) Spaarbeleg veroordeelt om aan [eiseres] tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen een bedrag in hoofdsom van € 5.445,37, althans een zodanig bedrag als de rechtbank in goede justitie zal vermenen te behoren, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de datum van betalingen, subsidiair vanaf 31 januari 2005 en meer subsidiair vanaf een door de rechtbank in goede justitie te bepalen datum, tot de dag der algehele voldoening.
II
Spaarbeleg veroordeelt in de kosten van deze procedure.
3.2 Spaarbeleg voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
Inhoud overeenkomst: geen geldlening overeengekomen
4.1 [Eiseres] heeft primair gesteld dat zij geen overeenkomst van geldlening met Spaarbeleg is aangegaan en dat daarom de door haar betaalde bedragen aan Spaarbeleg ten onrechte als rente zijn aangemerkt. Zij stelt dat zij op grond van de overeenkomst recht heeft op terugbetaling door Spaarbeleg van de door haar betaalde maantermijnen. De rechtbank overweegt daartoe als volgt.
4.2 Kort gezegd houdt het SprintPlan in dat gedurende een periode van vijf jaar wordt belegd met een door Spaarbeleg verstrekte lening, waarover de deelnemer rente verschuldigd is. Met het geleende bedrag worden voor de deelnemer participaties aangekocht in het Spaarbeleg Garantiefonds (hierna: het Garantiefonds). Na afloop van de looptijd van de overeenkomst worden de participaties in het Garantiefonds verkocht en wordt de lening afgelost. Het SprintPlan-product kent een gegarandeerde einduitkering waarmee het leningsbedrag kan worden terugbetaald. Gelet op deze inhoud van de overeenkomst is de stelling van [eiseres] dat zij geen overeenkomst van geldlening is aangegaan, in beginsel juist, nu de SprintPlan-overeenkomst meer behelst dan een eenvoudige geldlening. Echter, de door [eiseres] aan deze stelling verbonden conclusie dat zij daarom geen rente verschuldigd was, gaat naar het oordeel van de rechtbank niet op.
4.3 [Eiseres] heeft bij dagvaarding gesteld dat zij niet meer weet welke informatie zij van Spaarbeleg heeft ontvangen voorafgaand aan het sluiten van de overeenkomst. Zij heeft echter niet betwist dat zij het Certificaat, de Brochure en de Algemene Voorwaarden heeft ontvangen. Uit artikel 2.2 van de Algemene Voorwaarden, die op grond van het bepaalde in het Certificaat deel uitmaken van de overeenkomst, blijkt dat de acceptatie door Spaarbeleg van het door de deelnemer ingevulde inschrijfformulier plaatsvindt onder de opschortende voorwaarde dat de deelnemer niet voorafgaand aan de aanvangsdatum van de overeenkomst aan Spaarbeleg kenbaar maakt alsnog van het sluiten van een overeenkomst af te zien. Uit deze constructie volgt dat, nu [eiseres] niet binnen de gegeven bedenktijd heeft kenbaar gemaakt alsnog van het sluiten van een overeenkomst af te zien, op de in het Certificaat vermelde ingangsdatum van 1 oktober 1999 (en niet op 27 augustus 1999, zoals door [eiseres] is gesteld) de overeenkomst tussen [eiseres] en Spaarbeleg tot stand is gekomen.
4.4 Op de overeenkomst zijn de Algemene Voorwaarden van toepassing, waarin in artikel 5.2. is vermeld dat het maandbedrag dat door de deelnemer wordt betaald rente is over de aankoopsom van de aangekochte participaties. Deze bepaling maakt deel uit van de overeenkomst, zodat [eiseres] op grond hiervan gehouden was rente te voldoen op het aan haar voorgeschoten bedrag. In het Certificaat of de Algemene Voorwaarden staat niet vermeld dat de door [eiseres] betaalde bedragen strekten als inleg op beleggingen of als afbetaling op het voorgeschoten bedrag, zoals [eiseres] stelt te hebben begrepen. De primaire stelling van [eiseres] dat zij op grond van de overeenkomst recht zou hebben op terugbetaling van deze bedragen wordt dan ook niet gevolgd.
Dwaling - vernietigbaarheid
4.5 [Eiseres] heeft subsidiair gevorderd de overeenkomst te vernietigen op grond van dwaling. Zij heeft ter onderbouwing van haar vordering gesteld dat zij de overeenkomst niet zou hebben gesloten indien zij had geweten, of uit het aanbod van Spaarbeleg had kunnen afleiden, dat het door Spaarbeleg aangeboden product slechts berustte op een rentedragende lening, waarvan de hoofdsom door Spaarbeleg zou worden belegd en waarover zij rente verschuldigd was van meer dan 8% per jaar, terwijl zij het risico liep haar inleg geheel of gedeeltelijk te verliezen. Uit de stellingen van [eiseres] begrijpt de rechtbank dat de door haar gestelde dwaling mede het gevolg is van misleiding door Spaarbeleg, die in de presentatie van het door haar aangeboden product nergens spreekt van “geldlening”, doch slechts van “voorschot” en nergens de term “rente” bezigt doch spreekt van “inleg” of “maandbedrag”. [eiseres] heeft betoogd dat zij hieruit begreep dat het te beleggen bedrag door eiseres werd voorgeschoten en dat [eiseres] vanaf de ingangsdatum met haar maandelijkse inleg hierop afbetaalde.
4.6 Voor een geslaagd beroep op dwaling is in de eerste plaats vereist dat de overeenkomst tot stand is gekomen onder een onjuiste voorstelling van zaken bij degene die zich op dwaling beroept. [eiseres] heeft in de dagvaarding gesteld dat zij het inschrijfformulier naar Spaarbeleg heeft verzonden naar aanleiding van door haar gelezen informatiemateriaal en heeft voorts niet betwist dat de onder 2.5 vermelde Brochure bij haar voor het sluiten van de overeenkomst bekend was. In deze Brochure is vermeld dat het maandbedrag een vergoeding (rente) is voor het bedrag dat Spaarbeleg voorschiet, dat er belegd zal worden in aandelen en dat de deelnemer het risico loopt over zijn rentebetalingen alsmede over 10% van het voorgeschoten bedrag. Ook in de Algemene Voorwaarden wordt in artikel 5.1. en 5.2. uiteengezet hoe het SprintPlan-product in elkaar zit. De rechtbank is van oordeel dat [eiseres] bij oplettende bestudering van het haar ter beschikking gestelde informatiemateriaal had kunnen begrijpen dat het SprintPlan-product inhield dat zij maandelijks een bedrag aan rente zou betalen over een bij Spaarbeleg afgesloten lening, Spaarbeleg vervolgens met deze lening voor rekening en risico van [eiseres] participaties zou kopen in een beleggingsfonds en zij risico liep over deze rentebetalingen en over 10% van de lening.
4.7 Dat Spaarbeleg in het informatiemateriaal in plaats van “rente” ook termen bezigt als “maandbedrag” en “inleg” en in plaats van “lening” spreekt van het “voorgeschoten bedrag”, doet daaraan niet af. Indien bij [eiseres] hierdoor twijfel of verwarring was ontstaan over de precieze inhoud van het SprintPlan-product, had het op haar weg gelegen zich hierover nader te informeren. Nu zij dat niet heeft gedaan dient de omstandigheid dat zij een onjuiste voorstelling had van de inhoud van de SprintPlan-overeenkomst voor haar risico te blijven en kan haar beroep op dwaling niet slagen.
Wet op het Consumentenkrediet - nietigheid
4.8 [Eiseres] heeft gesteld dat de overeenkomst met Spaarbeleg in strijd is met de Wet op het consumentenkrediet (Wck), hetgeen volgens haar leidt tot nietigheid van de overeenkomst.
4.9 De rechtbank heeft in haar vonnis van 6 juli 2005 (LJN: AT8955), in een procedure aangespannen door eveneens een individuele deelnemer aan het SprintPlan tegen Spaarbeleg, bepaald dat de Wck niet op de SprintPlan-overeenkomst van toepassing is. De rechtbank heeft daarbij, kort samengevat, het volgende overwogen:
"Naar het oordeel van de rechtbank is de SprintPlan-overeenkomst te beschouwen als een krediettransactie in de zin van art. 1 aanhef en onder a, 1° Wck. De rechtbank is evenwel ook van oordeel dat de SprintPlan-overeenkomst een vorm van effectenbelening is die op grond van art. 4 lid 1 aanhef en onder h Wck van de werking van de Wck is uitgezonderd. De rechtbank baseert zich hierbij op een analyse van de uitlatingen door de verantwoordelijk Minister (van Financiën) over (de gevolgen van) de aandelenlease-overeenkomsten, de Memorie van toelichting naar aanleiding van een wijziging van o.a. de Wck en de relatie tussen de bescherming die de Wck beoogt te bieden en de beschermingsgedachte die ten grondslag ligt aan de Europese regelgeving op dit terrein.”
4.10 Behalve de door [eiseres] aangehaalde uitspraken van andere rechtbanken, die bij de rechtbank eveneens bekend zijn, doch gelet op bovenstaande overweging niet door haar worden gevolgd, zijn door [eiseres] geen nieuwe argumenten aangevoerd die de rechtbank aanleiding geven om van haar eerdere oordeel af te wijken. De vordering van [eiseres] voor zover gebaseerd op haar stelling dat de SprintPlanovereenkomst nietig is wegens strijd met de Wck, wordt dan ook afgewezen.
Onrechtmatig handelen dan wel toerekenbare tekortkoming
4.11 [Eiseres] heeft haar vordering dat Spaarbeleg toerekenbaar tekort is geschoten dan wel onrechtmatig heeft gehandeld op een aantal niet altijd nauwkeurig te onderscheiden en onderbouwde stellingen gebaseerd. De rechtbank begrijpt deze stellingen als volgt.
Misleidende reclame: beroep op artikel 6:194 BW.
4.12 [Eiseres] heeft ter onderbouwing van haar stelling dat Spaarbeleg misleidende informatie heeft verstrekt nogmaals aangevoerd dat door de gebruikte termen in de informatie van Spaarbeleg niet duidelijk was dat het SprintPlan-product een karakter van geldlening in zich droeg, dat zij rente verschuldigd was over die lening en dat zij het risico liep om haar inleg te verliezen. Echter, zoals de rechtbank in het bovenstaande ten aanzien van het beroep op dwaling reeds heeft overwogen, had [eiseres] bij oplettende bestudering van de aan haar verstrekte informatie kunnen en moeten begrijpen wat het SprintPlan inhield en dat het niet een spaarproduct betrof. Nu er bij de beoordeling of er sprake is van misleidende mededelingen als bedoeld in artikel 6:194 BW moet worden uitgegaan van de vermoedelijke verwachting van een gemiddelde, omzichtige en oplettende gewone consument, is de rechtbank ook wat betreft deze stelling van [eiseres] van oordeel dat de informatie van Spaarbeleg misschien wel verwarring wekte, doch niet dat deze als misleidend is te kwalificeren in de zin van artikel 6:194 BW.
Schending zorgplicht
4.13 [Eiseres] heeft, kort samengevat, gesteld dat Spaarbeleg heeft gehandeld in strijd met haar zorgplicht door haar niet volledig te informeren over de aard en de omvang van de risico’s (meer in het bijzonder het risico dat zij aan het eind van de looptijd van de overeenkomst haar volledige inleg kwijt zou zijn) die zij met de overeenkomst aanging. Daarnaast stelt zij dat Spaarbeleg in strijd met haar zorgplicht heeft gehandeld door niet te onderzoeken of hetgeen zij met de overeenkomst beoogde aansloot bij het doel en de strekking van het SprintPlan-product. Zou Spaarbeleg dat wel hebben gedaan, dan zou Spaarbeleg haar de overeenkomst hebben moeten ontraden aangezien zij beoogde te sparen voor een (pre) oudedagsvoorziening en slechts een hoger rendement nastreefde dan zij in 1999 via de reguliere banken kon krijgen.
4.14 Door Spaarbeleg is als zodanig niet ontkend dat zij geen informatie bij [eiseres] heeft ingewonnen omtrent haar beleggingservaring, financiële positie en beleggingsdoelstelling. Spaarbeleg heeft in dit verband echter betoogd dat zij niet gehouden is tot het inwinnen van dergelijke informatie bij een product als het SprintPlan, omdat het risico dat de deelnemers aan het SprintPlan liepen beperkt bleef en voorzienbaar was, Spaarbeleg transparante informatie heeft verschaft over de productkenmerken en de aan het SprintPlan verbonden risico’s, zij op geen enkele wijze de verwachting heeft gewekt dat zij [eiseres] zou adviseren of het SprintPlan-product voor haar passend was en de eerdere rechtspraak van deze rechtbank inzake de op Spaarbeleg rustende zorgplicht op een misvatting berust.
4.15 De rechtbank stelt voorop dat de Hoge Raad in zijn arrest van 11 juli 2003, JOR 2003, 199, heeft overwogen dat op een bank een bijzondere zorgplicht rust om niet-professionele beleggers te informeren over de risico's van het product, en in zijn arrest van 9 januari 1998, NJ 1999, 285 heeft overwogen "dat de maatschappelijke functie van de banken een bijzondere zorgplicht meebrengt, zowel jegens haar cliënten uit hoofde van de met hen bestaande contractuele verhouding, als ten opzichte van derden met wier belangen zij rekening behoort te houden op grond van hetgeen volgens ongeschreven recht in het maatschappelijk verkeer betaamt." Deze zorgplicht – die naar zijn aard strekt tot bescherming van de (potentiële) cliënt tegen het gevaar van zijn eigen lichtvaardigheid of gebrek aan inzicht – vloeit voort uit hetgeen de eisen van redelijkheid en billijkheid, gelet op de aard van de contractuele verhouding tussen financiële instellingen en haar particuliere cliënten, meebrengen.
4.16 De rechtbank heeft in haar vonnis van 22 december 2004 (NJ 2005, 60), onder meer herhaald in haar vonnis van 4 januari 2006 (NJ 2006, 152) geoordeeld dat de omvang van de zorgplicht wordt bepaald door de resultante van twee verplichtingen, te weten, het verstrekken van informatie aan en het inwinnen van informatie bij de potentiële deelnemer.
De rechtbank heeft in het laatstgenoemde vonnis in dit verband onder meer overwogen:
(…) dat de rechtbank van oordeel is dat mede gelet op de risico's van het SprintPlan Spaarbeleg niet kon volstaan met het alleen verstrekken van informatie. Door Spaarbeleg is naar aanleiding hiervan betoogd dat het SprintPlan een veilig product is met zeer beperkt risico's. Tot deze stelling komt Spaarbeleg onder meer omdat, anders dan bij andere aandelenlease-producten, de deelnemer aan het SprintPlan niet met een restschuld kan worden geconfronteerd. Zelfs bij tussentijdse verlaging of beëindiging van een SprintPlan blijft, volgens Spaarbeleg, de omvang van de risico's beperkt.
Naar het oordeel van de rechtbank lijkt Spaarbeleg hiermee te miskennen, dat een en ander onverlet laat dat het SprintPlan ook in het geval er geen tussentijdse verlaging of beëindiging plaatsvindt, het verlies van de betaalde rente ook als risico valt aan te merken. Hierbij geldt dat tussentijdse verlaging of beëindiging als zodanig het risico niet beperkt, nu de mogelijkheid blijft bestaan dat niettemin de rente over de oorspronkelijk resterende looptijd verschuldigd blijft.
De noodzaak om informatie in te winnen wordt, volgens de rechtbank, nog onderstreept doordat Spaarbeleg zich niet heeft gericht op een gesegmenteerd publiek. Door het product aan te bieden aan een niet gesegmenteerd publiek kan moeilijk worden volgehouden dat het voor Spaarbeleg op voorhand duidelijk kon zijn dat de aan het product verbonden risico's voor alle potentiële deelnemers beperkt waren en het product beantwoordde aan de beleggingsdoelstellingen van alle individuele deelnemers.
En voorts:
(…) dat om de aan het product verbonden risico's geheel te kunnen doorgronden de potentiële deelnemer wel de informatie uit de verschillende toegezonden bescheiden dient te combineren en enkele denkstappen dient te maken. Dit betekent dat de professionele aanbieder van het product, die als geen ander de risico's en de omvang daarvan kent, dient te verifiëren of de potentiële deelnemer inderdaad deze denkstappen heeft gemaakt mede in het licht van zijn beleggingsdoelstelling.
4.17 [Eiseres] heeft in de onderhavige procedure een beroep gedaan op hetgeen de rechtbank in bovengenoemde vonnissen heeft overwogen. Spaarbeleg heeft weliswaar aangevoerd dat naar haar mening bovengenoemde vonnissen van deze rechtbank op een misvatting berusten, doch de argumenten die zij daartoe aandraagt zijn dezelfde als die reeds bij de rechtbank bekend waren ten tijde van het wijzen van deze vonnissen. De rechtbank ziet in deze argumenten dan ook geen aanleiding om terug te komen op hetgeen zij in deze vonnissen heeft overwogen inzake de op Spaarbeleg rustende zorgplicht en de schending daarvan door Spaarbeleg. In het onderhavige geval is de rechtbank dan ook van oordeel dat, nu vaststaat dat Spaarbeleg de beleggingsdoelstelling van [eiseres] niet heeft onderzocht, noch heeft geverifieerd of [eiseres] alle denkstappen had gemaakt om het SprintPlanproduct op haar merites te kunnen beoordelen, niet heeft voldaan aan haar zorgplicht ten opzichte van [eiseres].
Schending zorgplicht kwalificeert niet als toerekenbare tekortkoming
4.18 [Eiseres] heeft gesteld dat deze schending van de zorgplicht, die in de eerste plaats is te kwalificeren als een onrechtmatige daad van Spaarbeleg jegens haar, ingevolge het vonnis van deze rechtbank van 26 april 2005 (bedoeld is 20 april 2005, JOR 2005, 152) ook een toerekenbare tekortkoming oplevert die de ontbinding van de overeenkomst rechtvaardigt. De rechtbank heeft in die zaak (later bevestigd in het vonnis van 6 juli 2005 (LJN AT 8955)) dienaangaande – kort gezegd – aanknopingspunten gezien om de schending van de zorgplicht te beschouwen als een tekortkoming in de hiervoor beschreven zin.
4.19 Spaarbeleg heeft in de onderhavige procedure uitdrukkelijk verwezen naar de uitspraak van Hof Den Bosch d.d. 5 april 2005 (LJN AT 2375) die specifiek handelt over schending van de zorgplicht door een bank/beleggingsinstelling bij het in de markt zetten van een aandelenleaseproduct. In die zaak heeft het Hof geoordeeld dat het schenden van de zorgplicht in de precontractuele fase niet kwalificeert als een tekortkoming, maar (enkel) als onrechtmatig handelen. Hoewel de zaak niet handelde over het SprintPlanproduct van Spaarbeleg heeft de rechtbank in haar vonnis van 18 oktober 2006, LJN AZ0660, gelet op het belang van de rechtseenheid, aanleiding gezien om op dit punt terug te komen op haar hiervoor weergegeven eerder oordeel dat het onrechtmatig handelen van Spaarbeleg kwalificeert als een toerekenbare tekortkoming. Vanwege ditzelfde belang van rechtseenheid zal de rechtbank ook in de onderhavige procedure de schending van de zorgplicht niet als een toerekenbare tekortkoming kwalificeren. Hetgeen partijen hierover hebben aangevoerd kan in het licht van bovenstaand oordeel buiten bespreking blijven.
4.20 Het bovenstaande laat onverlet dat de schending van de zorgplicht door Spaarbeleg wel te kwalificeren is als onrechtmatig handelen van Spaarbeleg jegens [eiseres]. Nu [eiseres] echter aan haar – meer verstrekkende – vordering tot ontbinding van de overeenkomst, naast bovengenoemde schending van de zorgplicht, nog andere stellingen ten grondslag heeft gelegd, zal de rechtbank in het onderstaande eerst op deze stellingen ingaan.
Toerekenbare tekortkomingen in de uitvoering van de overeenkomst
4.21 [Eiseres] heeft gesteld dat Spaarbeleg haar ingevolge artikel 25 Nadere Regeling toezicht effectenverkeer 1999 (hierna: NR 1999) had moeten waarschuwen toen de koersen daalden en haar in de gelegenheid had moeten stellen om alsnog, tijdens de looptijd van de overeenkomst, kosteloos en boetevrij op te zeggen. De rechtbank is van oordeel dat een dergelijke verplichting van Spaarbeleg niet kan worden afgeleid uit de tekst van artikel 25 NR 1999, dat slechts in algemene termen de zorgplicht van effecteninstellingen omschrijft, noch door de rechtspraak op dit terrein, zodat deze stelling van [eiseres] wordt gepasseerd.
4.22 De stelling van [eiseres] dat Spaarbeleg artikel 35 NR 1999 heeft geschonden door niet één keer per kwartaal opgave van de marktwaarde van de aandelen te doen toekomen, wordt evenmin gevolgd, nu artikel 35 NR 1999 betrekking heeft op de verplichtingen van een vermogensbeheerder en Spaarbeleg niet als een vermogensbeheerder kan worden beschouwd.
4.23 Tenslotte heeft [eiseres] aangevoerd dat Spaarbeleg niet heeft voldaan aan haar verplichtingen uit de overeenkomst, omdat zij nimmer daadwerkelijk participaties heeft gekocht van het voorgeschoten bedrag, althans dat ieder bewijs van deze aankoop ontbreekt. Spaarbeleg heeft deze stelling betwist.
4.24 De rechtbank merkt op dat [eiseres] zelf bij dagvaarding als productie 5 een “Overzicht SprintPlan” en een “rekeningoverzicht renterekening” heeft overgelegd. Op laatstgenoemd rekeningoverzicht, dat op naam van [eiseres] is gesteld, is vermeld dat Spaarbeleg op 1 oktober 1999 een bedrag van FL. 30.000,00 aan voorschot op deze rekening heeft gestort en dat op dezelfde datum hetzelfde bedrag is afgeboekt in verband met “Aankoop SprintPlan”.
Op het “Overzicht SprintPlan” is voorts vermeld dat op 1 oktober 1999 3.000 participaties zijn gekocht voor een afgifteprijs van FL 10,00 per stuk in de fondsen Nikkei25 (40%), S&P 500 (25%) en EuroStoxx50 (35%). Nu in de Algemene Voorwaarden onder 5.1 is vermeld dat door Spaarbeleg op de aanvangsdatum van de overeenkomst (fracties van) Participaties worden aangekocht en dit blijkens voormeld overzicht is gebeurd, kan de rechtbank de stelling van [eiseres] dat Spaarbeleg geen Participaties heeft aangekocht, niet volgen. Temeer nu [eiseres] verstrekkende gevolgen verbindt aan deze stelling (te weten ontbinding van de overeenkomst wegens het niet nakomen door Spaarbeleg van haar verplichtingen uit de overeenkomst) had het op haar weg gelegen om deze stelling nader te onderbouwen. Nu zij dat niet heeft gedaan, gaat de rechtbank aan deze stelling voorbij.
Onrechtmatige daad
4.25 Zoals onder rechtsoverweging 4.17 reeds is overwogen, heeft Spaarbeleg gehandeld in strijd met de op haar rustende zorgplicht, hetgeen te kwalificeren is als een onrechtmatige daad van Spaarbeleg jegens [eiseres]. Spaarbeleg heeft aangevoerd dat zij desondanks niet gehouden is om aan [eiseres] een schadevergoeding te betalen, nu er geen sprake is van causaal verband tussen de onrechtmatige gedraging van Spaarbeleg en de door [eiseres] gestelde schade en, indien dit causale verband wel aanwezig wordt geacht, de schade voor haar eigen rekening dient te blijven op grond van artikel 6:101 BW.
causaal verband
4.26 [Eiseres] heeft aangevoerd dat haar doel met het SprintPlan was om een klein vermogen op te bouwen voor haar (pre) oudedagsvoorziening en dat zij slechts gekozen heeft voor het SprintPlan omdat zij op grond van het informatiemateriaal verwachtte een hoger rendement te kunnen behalen op haar spaargeld dan bij een reguliere bank. [eiseres] heeft betoogd dat zij, indien Spaarbeleg haar in niet mis te verstane bewoordingen had gewezen op het risico van verlies van inleg, de overeenkomst nooit had afgesloten.
4.27 Ten aanzien van de persoonlijke omstandigheden van [eiseres] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst heeft zij het volgende aangevoerd.
[eiseres], geboren op 31 oktober 1950, is werkzaam als zelfstandig oefentherapeute en genereerde in 1999 een jaarinkomen van € 14.240,07. Zij heeft als zelfstandige geen oudedagsvoorziening opgebouwd. Zij had geen ervaring met beleggen en geen kennis van ingewikkelde financiële producten. Na haar opleiding tot Oefentherapeute is ze een eigen praktijk als oefentherapeute begonnen en had dus ook beroepshalve geen kennis of ervaring met beleggen.
4.28 Spaarbeleg heeft de gestelde (persoonlijke) omstandigheden, waaronder de overeenkomst tot stand is gekomen niet weersproken, maar heeft wel betwist dat haar beleggingsdoelstelling het sparen voor een (pre) oudedagsvoorziening was.
4.29 Spaarbeleg heeft haar beroep op het ontbreken van enig causaal verband toegelicht met de stelling dat niet is gebleken dat [eiseres] de overeenkomst daadwerkelijk niet zou hebben gesloten als Spaarbeleg meer specifieke informatie had verstrekt en onderzoek had gedaan naar haar de persoonlijke omstandigheden. Volgens Spaarbeleg is immers niet gebleken dat [eiseres] ten tijde van het sluiten van de overeenkomst in een zodanige financiële positie was dat Spaarbeleg haar van het sluiten van de SprintPlanovereenkomst had moeten weerhouden, dat de risico’s beperkt bleven tot de som van de rentebetalingen, dat [eiseres] immer in staat is gebleken deze rentetermijnen te voldoen en dat zij geen restschuld heeft. Volgens Spaarbeleg had [eiseres], ook als Spaarbeleg wel een onderzoek had gedaan naar haar persoonlijke omstandigheden, de overeenkomst ook afgesloten, temeer omdat [eiseres] op grond van het aan haar verstrekte informatiemateriaal in ieder geval bekend mocht worden verondersteld met de kenmerken en risico’s van het SprintPlan.
4.30 De rechtbank overweegt dat hetgeen zij in deze procedure, alsmede in diverse andere procedures die tegen Spaarbeleg aanhangig waren gemaakt, met betrekking tot het onrechtmatig handelen van Spaarbeleg is overwogen, volgt dat Spaarbeleg juist niet uit mocht gaan van de veronderstelling dat de risico’s van het SprintPlan [eiseres] voldoende duidelijk waren, noch zonder meer ervan uit mocht gaan dat het SprintPlan aansloot bij de beleggingsdoelstellingen van [eiseres]. Het enkele feit dat [eiseres] op zichzelf bereid en in staat was de maandelijkse rentebetalingen te voldoen is derhalve voor de beoordeling van het causaal verband niet van doorslaggevend belang. Beoordeeld dient te worden of (aannemelijk is dat) de overeenkomst ook zou zijn gesloten indien [eiseres] afdoende bekend was geweest met de aard en omvang van het risico dat de maandelijks door haar te betalen termijnen verloren zouden gaan en/of Spaarbeleg had geïnformeerd naar haar beleggingsdoelstelling.
4.31 [Eiseres] heeft gemotiveerd aangevoerd dat zij beoogde met de overeenkomst te gaan sparen voor een (pre)pensioenvoorziening en een zeker rendement wenste te behalen. Spaarbeleg heeft weliswaar betwist dat het doel van [eiseres] de opbouw van een (pre)pensioen was, maar heeft niet weersproken dat [eiseres] als doel had te sparen en evenmin dat [eiseres] geen beleggingservaring had.
4.32 Op basis van hetgeen [eiseres] ter onderbouwing van het causaal verband heeft aangevoerd, heeft zij naar het oordeel van de rechtbank voldoende aannemelijk gemaakt dat zij het doel had om met een maandelijks bedrag te sparen, zij slechts uit was op een hoger rendement dan de reguliere banken destijds boden en zij niet het risico wilde lopen om na vijf jaar haar gehele inleg te verliezen. De rechtbank acht het aldus aannemelijk dat, indien Spaarbeleg zich van haar zorgplicht had gekweten en navraag had gedaan naar de doelstelling van [eiseres] en haar in niet mis te verstande bewoordingen had gewezen op de risico’s van het SprintPlanproduct, de overeenkomst niet tot stand zou zijn gekomen. De rechtbank zal derhalve voorbij gaan aan het verweer van Spaarbeleg dat er geen sprake is van causaal verband tussen de schending van haar zorgplicht en de door [eiseres] gestelde schade.
De schade en de verdeling daarvan
4.33 Uit hetgeen met betrekking tot het onrechtmatig handelen is overwogen vloeit voort dat de door [eiseres] maandelijks aan Spaarbeleg betaalde bedragen, anders dan Spaarbeleg meent, kunnen worden aangemerkt als schade geleden tengevolge van het onrechtmatig handelen van Spaarbeleg.
4.34 Spaarbeleg heeft bij dupliek gesteld dat [eiseres] gedurende de overeenkomst een belastingvoordeel heeft genoten en dat dit belastingvoordeel in mindering moet worden gebracht op de door [eiseres] geleden schade. Nu [eiseres] op deze stelling nog niet heeft kunnen reageren, zal de rechtbank haar hiertoe nog in de gelegenheid stellen door het laten nemen van een akte.
4.35 Spaarbeleg heeft voorts een beroep gedaan op het bepaalde in artikel 6:101 lid 1 BW. Zij heeft daartoe aangevoerd dat [eiseres] zich voldoende rekenschap had moeten geven van de risico’s van het product, door zich te verdiepen in het informatiemateriaal en bij onduidelijkheden nadere informatie had moeten inwinnen. Door een en ander niet te doen dient naar de mening van Spaarbeleg de schade geheel of gedeeltelijk voor rekening van [eiseres] te komen.
4.36 Dit verweer van Spaarbeleg treft doel. Ten aanzien van haar besluitvorming betreffende de overeenkomst heeft [eiseres] slechts aangegeven dat zij geïnteresseerd is geraakt in het SprintPlan op grond van de door haar bestudeerde informatie hierover. Voorts staat vast dat [eiseres], naast de Brochure, inzage heeft gehad in de Algemene Voorwaarden. Uit deze schriftelijke informatie had [eiseres] op kunnen maken dat het SprintPlanproduct niet zonder meer als een spaarproduct kon worden gezien. Gelijk de rechtbank ook in de hiervoor genoemde uitspraken betreffende het SprintPlan heeft overwogen had [eiseres] bij oplettende bestudering van de informatie kunnen en moeten begrijpen dat het SprintPlan inhield dat de deelnemer maandelijks een bedrag aan rente zou betalen over een bij Spaarbeleg afgesloten lening, en dat Spaarbeleg vervolgens met deze lening voor rekening en risico van de deelnemer participaties zou kopen in het Aegon Garantiefonds. Dientengevolge had het op de weg van [eiseres] gelegen zich nader te informeren over de risico’s van het product en of het product wel aansloot bij haar wensen, bijvoorbeeld door te rade te gaan bij een tussenpersoon.
4.37 De eigen schuld die [eiseres] heeft aan het ontstaan van haar schade door geen nader onderzoek naar het product SprintPlan in te stellen alvorens de overeenkomst te sluiten dient te worden geplaatst in het kader van de wijze van tot stand komen van de overeenkomst en te worden afgezet tegen de zorgplicht die op Spaarbeleg rustte. Zoals door de rechtbank reeds is overwogen in haar, reeds genoemde, vonnis van 18 oktober 2006 wordt bij deze beoordeling vooropgesteld dat een financiële instelling als Spaarbeleg zich behoort te realiseren dat producten als de onderhavige – die breed in de markt zijn gezet om ook de onervaren beleggers te bewegen tot het beleggen in uiterst koersgevoelige producten – beleggers aantrekt die zich van de risico’s van beleggen onvoldoende bewust zijn en/of het zich, gezien hun vermogens- en /of inkomenspositie in relatie tot hun uitgavenpatroon, niet kunnen veroorloven in dergelijke risicovolle producten te beleggen en dat Spaarbeleg hiermee bij het sluiten van de overeenkomst rekening dient te houden. Tegen deze achtergrond is de rechtbank van oordeel dat de als gevolg van een schending van de zorgplicht geleden schade in beginsel voor een groter deel voor rekening dient te komen van Spaarbeleg dan voor rekening van de deelnemer. De rechtbank heeft daarbij meegewogen dat het SprintPlan, anders dan de meeste andere aandelenlease-producten, een voorziening behelst ter voorkoming van een restschuld, zodat de deelnemer in beginsel alleen risico loopt ter zake de maandelijkse betalingen. De rechtbank is evenwel van oordeel dat dit gegeven er niet toe leidt dat Spaarbeleg er, anders dan bij andere aandelenleaseproducten, op mocht vertrouwen dat de cliënt bereid zou zijn de risico’s van het SprintPlan-product te nemen, juist omdat de informatie met betrekking tot wat dit product nu in de kern inhoudt zo verspreid over de verschillende contractstukken is opgenomen, dat de doorgronding van het product en de risico’s, zoals de rechtbank al meermalen heeft overwogen, de nodige denkstappen vergt, terwijl de stapsgewijze aanbieding van de informatie het gevaar in zich draagt dat relevante informatie niet (meer) zorgvuldig wordt bestudeerd.
4.38 In ieder individueel geval zullen evenwel de specifieke omstandigheden van het geval moeten worden beoordeeld die van belang zijn voor de verdeling van de vergoedingsplicht als bedoeld in artikel 6:101 BW. De rechtbank is van oordeel dat voor de verdeling van de vergoedingsplicht de volgende omstandigheden van belang kunnen zijn:
- de leeftijd van de deelnemer bij het sluiten van de overeenkomst;
- de omvang van de risico’s die de deelnemer heeft genomen;
- de vermogens- en inkomenspositie van de deelnemer;
- de opleiding en/of (beleggings)ervaring van de deelnemer;
- de informatie die de deelnemer in het concrete geval over het SprintPlan heeft ontvangen;
- de rol van een eventuele tussenpersoon.
Deze omstandigheden zullen door de rechtbank, in onderlinge samenhang bezien en voor zover door partijen belicht, in ieder concreet geval worden gewogen.
4.39 De rechtbank gaat ervan uit dat [eiseres] – gelet op haar beroep als zelfstandig oefentherapeute – minimaal Hbo-niveau heeft en derhalve als hoog opgeleid kan worden beschouwd en, gezien haar leeftijd, geacht moet worden de nodige levenservaring te hebben opgedaan. Van haar mocht om die reden worden verwacht dat zij, ook al had zij geen beleggingservaring, bij zorgvuldige lezing van alle door haar ontvangen informatie over het SprintPlan, eerder dan gemiddeld, kanttekeningen zou plaatsen bij haar indruk dat het hier handelde om een spaarproduct dat een zeker rendement op zou leveren. [eiseres] heeft voorts informatie verstrekt over haar inkomen als zelfstandig oefentherapeute, maar nagelaten om inzage te verschaffen over haar overige persoonlijke en financiële omstandigheden, zodat de rechtbank momenteel niet kan beoordelen hoe zwaar de maandelijkse betalingen ten behoeve van het SprintPlan hebben gedrukt op het (gezins-)inkomen van [eiseres]. Nu ook dit factoren zijn die bij de verdeling van de vergoedingsplicht een rol kunnen spelen, zal de rechtbank [eiseres] in de gelegenheid stellen om hierover in de door haar te nemen akte nadere informatie te verschaffen.
5. De beslissing
De rechtbank
5.1 bepaalt dat de zaak weer op de rol zal komen van 10 januari 2006 voor het nemen van een akte door [eiseres] over hetgeen is vermeld onder 4.34 en 4.39,
5.2 houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mr. A.P.A. Bisscheroux en in het openbaar uitgesproken op 29 november 2006.
w.g. griffier w.g. rechter