ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ3112

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
22 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
211828/ HA ZA 06-1124
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding wegens koersschade na niet tijdige betaling in huurkoopovereenkomst

In deze zaak vorderde de naamloze vennootschap [eiseres], gevestigd te Curaçao, schadevergoeding van [gedaagde], wonende te Vorselaar, België, wegens koersschade die zij had geleden als gevolg van een niet tijdige betaling door [gedaagde] in het kader van een huurkoopovereenkomst. De overeenkomst was op 27 september 1996 gesloten en verplichtte [gedaagde] om maandelijks een bedrag in Arubaanse guldens te betalen. [Eiseres] stelde dat de betaling, die pas op 12 oktober 2005 plaatsvond, resulteerde in een verlies van EUR 107.593,02 door de waardedaling van de Arubaanse gulden ten opzichte van de euro. Daarnaast vorderde [eiseres] een bedrag van EUR 3.404,30 aan parkkosten over een bepaalde periode.

De rechtbank oordeelde dat de vordering van [eiseres] tot schadevergoeding wegens koersschade niet kon worden toegewezen. De rechtbank stelde vast dat de verbintenis tussen partijen in overwegende mate binnen de Arubaanse rechtssfeer lag, waardoor artikel 6:125 van het Burgerlijk Wetboek voor Aruba niet van toepassing was. Dit artikel biedt de mogelijkheid om schadevergoeding te vorderen in geval van waardevermindering door koersschommelingen, maar alleen als de verbintenis niet in de Arubaanse rechtssfeer ligt. De rechtbank concludeerde dat [eiseres] geen recht had op vergoeding van de koersschade.

Wat betreft de vordering van [eiseres] tot betaling van de parkkosten, oordeelde de rechtbank dat deze vordering in beginsel toewijsbaar was, maar dat [eiseres] een groter bedrag van [gedaagde] had ontvangen, waardoor de vordering ook op dit punt werd afgewezen. De rechtbank wees uiteindelijk alle vorderingen van [eiseres] af en veroordeelde haar in de proceskosten, die aan de zijde van [gedaagde] tot op heden waren begroot op EUR 3.962,00. Het vonnis werd uitgesproken door mr. J.W. Wagenaar op 22 november 2006.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 211828 / HA ZA 06-1124
Vonnis van 22 november 2006
in de zaak van
de naamloze vennootschap
[eiseres],
gevestigd te Curaçao,
eiseres,
procureur mr. J. Ran,
tegen
[gedaagde],
wonende te Vorselaar, België
gedaagde,
procureur mr. J.C. Bolte.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- het tussenvonnis van 19 juli 2006
- het proces-verbaal van comparitie van 11 september 2006.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 [Eiseres] en [gedaagde] hebben op 27 september 1996 een huurkoopovereenkomst gesloten met betrekking tot een onroerende zaak in Aruba. Op grond van de overeenkomst zou [gedaagde] [eiseres] maandelijks Afl. (Arubaanse guldens) 1.768,00 betalen.
2.2 [Gedaagde] is op enig moment opgehouden de maandelijkse termijnen te voldoen aan [eiseres]. [Eiseres] heeft [gedaagde] daarop in rechte betrokken. [Gedaagde] is op 20 maart 2002 door het gerecht in eerste aanleg van Aruba veroordeeld tot onder meer nakoming van de huurkoopovereenkomst en betaling van de huurkooppenningen. Dit vonnis is – met enige aanvullingen – op 18 november 2003 bekrachtigd door het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba.
Het door [gedaagde] tegen het arrest van het Gemeenschappelijk Hof van Justitie van de Nederlandse Antillen en Aruba ingestelde beroep in cassatie is door de Hoge Raad verworpen.
2.3 Ter verzekering van zijn vordering heeft [eiseres] executoriaal beslag gelegd onder de Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten. De door de Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten aan hem afgedragen bedragen heeft [eiseres] verrekend met de schuld van [gedaagde] aan [eiseres]. Op 13 oktober 2005 bedroeg de restantschuld van [gedaagde] Afl. 233.289,87, welk bedrag [gedaagde] op die dag aan [eiseres] heeft voldaan.
2.4 Nadien heeft [eiseres] nog vier maal een bedrag van EUR 2.832,88 verhaald onder de Stichting Pensioenfonds Medische Specialisten door middel van het executoriale beslag. Het executoriale beslag is bij vonnis van 31 januari 2006 door de voorzieningenrechter van deze rechtbank opgeheven.
2.5 De koers van de Arubaanse gulden is tussen juli 2002 en oktober 2005 ten opzichte van de euro gedaald.
3. Het geschil
3.1 [Eiseres] vordert - samengevat - veroordeling van [gedaagde] tot betaling van EUR 98.547,34, vermeerderd met rente en kosten.
3.2 [Gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1 [Eiseres] stelt dat zij schade heeft geleden als gevolg van het feit dat [gedaagde] zijn schuld aan [eiseres] niet rond 31 juli 2002 (na het wijzen van het vonnis in eerste aanleg) maar pas op 12 oktober 2005 heeft voldaan. In de tussenliggende periode is de koers van de Arubaanse gulden ten opzichte van de euro namelijk gedaald. Het in Arubaanse guldens betaalde bedrag is daardoor – omgerekend in euro’s – EUR 107.593,02 minder waard geworden. [eiseres] stelt dat die zij daardoor daadwerkelijk koersschade heeft geleden. Zij had namelijk een schuld aan haar moedervennootschap Van Galen Beheer B.V., die zij onder meer afloste met de betalingen die zij ontving van [gedaagde]. Omdat zij het door [gedaagde] verschuldigde bedrag pas ontving toen dit EUR 107.593,02 minder waard was geworden, heeft zij haar schuld aan Van Galen Beheer B.V. in zoverre niet met de betaling van [gedaagde] kunnen aflossen en daardoor voor dit bedrag schade geleden.
Daarnaast vordert [eiseres] de door [gedaagde] verschuldigde “parkkosten” over de periode vanaf januari 2005 tot en met april 2006, zijnde een bedrag van EUR 3.404,30.
[Eiseres] stelt voorts dat haar vordering moet worden verrekend met hetgeen reeds onder het beslag aan [eiseres] is betaald, alsmede met de proceskostenveroordeling ten gunste van [gedaagde] in het kort geding dat tussen partijen is gevoerd, zijnde in totaal EUR 12.449,98.
Volgens [eiseres] is op de overeenkomst tussen partijen Arubaans recht van toepassing, maar moet het geschil worden beoordeeld naar Nederlands recht omdat in Nederland beslag is gelegd en in Nederland betalingen zijn verricht.
4.2 [Gedaagde] voert verweer. Hij stelt dat op de overeenkomst tussen partijen geen Nederlands recht van toepassing is maar het recht van Aruba en dat het geschil ook naar dat recht moet worden beoordeeld.
Daarnaast stelt [gedaagde] dat de vordering tot betaling van koersschade moet worden afgewezen. Artikel 6:125 BW is volgens [gedaagde] slechts van toepassing in geval sprake is van een valutaverbintenis. Een valutaverbintenis houdt in dat overeengekomen is dat een geldschuld is uitgedrukt in ander geld dan dat van het land van betaling. Daarvan is volgens [gedaagde] geen sprake, nu partijen zijn overeengekomen dat de schuld van [gedaagde] zou worden betaald in Aruba in Arubaanse guldens. Om die reden was [gedaagde] slechts gehouden de nominale waarde van de schuld in Arubaanse guldens te voldoen, ongeacht de reële waarde daarvan.
4.3 De rechtbank stelt voorop dat de vordering van [eiseres] is gebaseerd op de overeenkomst tussen partijen van 27 september 1996. Uit de verklaringen van partijen tijdens de comparitie volgt dat partijen het erover eens zijn dat op de overeenkomst het recht van Aruba van toepassing is. Naar het oordeel van de rechtbank dient de vordering van [eiseres] daarom te worden beoordeeld naar het recht van Aruba. Dit wordt niet anders door het feit dat [eiseres] in Nederland beslag heeft gelegd.
4.4 Met betrekking tot koersschade is in het Burgerlijk Wetboek voor Aruba (BWA) in artikel 6:125 bepaald:
“1. Artikel 119 laat onverlet het recht van de schuldeiser op vergoeding van de schade die hij heeft geleden, doordat na het intreden van het verzuim de koers van het geld tot betaling waarvan de verbintenis strekt, zich ten opzichte van die van het geld van een of meer andere landen heeft gewijzigd.
2. Het eerste lid is niet van toepassing, indien de verbintenis strekt tot betaling van hier te lande gangbaar geld, de betaling hier te lande moet geschieden en de schuldeiser op het tijdstip van het ontstaan van de verbintenis hier te lande zijn woonplaats had.”
4.5 De rechtbank is van oordeel dat het eerste lid van artikel 6:125 BWA blijkens het tweede lid niet van toepassing is, indien de verbintenis in overwegende mate binnen de Arubaanse rechtssfeer ligt. Hiervan is sprake als betaling dient te geschieden (1) in Aruba, (2) in Arubaans geld en (3) de schuldeiser op het moment van het ontstaan van de verbintenis in Aruba zijn woonplaats had. [eiseres] heeft tijdens de comparitie verklaard dat zij feitelijk in Aruba gevestigd is en haar bedrijfsactiviteiten aldaar ontplooit. Voorts heeft zij verklaard dat [gedaagde] op grond van de overeenkomst betalingen in Aruba moest verrichten in Arubaanse guldens. Naar het oordeel van de rechtbank volgt daaruit dat de verbintenissen tussen [eiseres] en [gedaagde] (overwegend) in de Arubaanse rechtssfeer liggen. Gevolg daarvan is dat [eiseres] overeenkomstig het tweede lid van artikel 6:125 BWA geen beroep toekomst op het eerste lid van artikel 6:125 BWA.
4.6 Het in rechtsoverweging 4.5 overwogene wordt niet anders door het feit dat [eiseres] in Nederland beslag heeft laten leggen op de pensioenuitkering van [gedaagde].
Op grond van artikel 6:123 BW had [eiseres] de bevoegdheid het in Arubaanse guldens luidende vonnis in Nederland te executeren. In een dergelijk geval worden op grond van artikel 6:124 BW de geïnde euro’s verrekend met de schuld in Arubaanse guldens tegen de koers van de dag waarop betaling plaatsvindt. Dit heeft echter niet tot gevolg dat de verbintenis tussen partijen daarmee in de Nederlandse rechtssfeer komt te liggen. Daarvan is immers eerst sprake in geval is voldaan aan de vereisten die zijn opgesomd in artikel 6:125 lid 2 BW, dat het spiegelbeeld vormt van artikel 6:125 lid 2 BWA. Gesteld noch gebleken is dat aan die vereisten is voldaan.
4.7 Conclusie van het onder 4.5 en 4.6 overwogene is dat [eiseres] de schade die hij heeft geleden als gevolg van het feit dat de Arubaanse gulden is gedevalueerd ten opzichte van de euro niet kan verhalen op [gedaagde]. De vordering tot vergoeding van koersschade zal dan ook worden afgewezen.
4.8 Gedaagde] heeft geen verweer gevoerd tegen de vordering van [eiseres] van EUR 3.404,30 met betrekking tot de parkkosten. Die vordering is daarom in beginsel toewijsbaar. Uit de stellingen van [eiseres] volgt evenwel dat zij een groter bedrag van [gedaagde] ontvangen heeft, waarmee de vordering van EUR 3.404,30 verrekend is. Per saldo heeft [eiseres] derhalve nog een schuld aan [gedaagde]. Daarom zal ook de vordering met betrekking tot de parkkosten worden afgewezen.
4.9 [Eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagde] worden begroot op:
- vast recht EUR 1.120,00
- salaris procureur 2.842,00 (2,0 punten × tarief EUR 1.421,00)
Totaal EUR 3.962,00
5. De beslissing
De rechtbank
5.1 wijst de vorderingen af,
5.2 veroordeelt [eiseres] in de proceskosten, aan de zijde van [gedaagde] tot op heden begroot op EUR 3.962,00,
5.3 verklaart dit vonnis wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.W. Wagenaar en in het openbaar uitgesproken op 22 november 2006.?
w.g. griffier w.g. rechter