ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ2958
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - meervoudig
- A. Wassing
- A.J.P. Schotman
- N.V.M. Gehlen
- Rechtspraak.nl
Vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel in strafzaak
In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 23 november 2006 uitspraak gedaan in een vordering tot ontneming van wederrechtelijk verkregen voordeel. De veroordeelde, geboren op [geboortedatum] te [geboorteplaats] en wonende te [adres], was eerder veroordeeld voor meerdere strafbare feiten, waaronder oplichting en het gebruik van valse geschriften. De feiten vonden plaats tussen 1 april 2003 en 23 augustus 2005. De officier van justitie had op 20 oktober 2006 een vordering ingediend om het wederrechtelijk verkregen voordeel vast te stellen op een bedrag van € 297.985,11. De rechtbank heeft vastgesteld dat de veroordeelde een wederrechtelijk verkregen voordeel heeft van € 292.689,61, maar heeft ook rekening gehouden met de persoonlijke omstandigheden van de veroordeelde, die onvoldoende draagkracht heeft om het volledige bedrag te betalen. De rechtbank heeft daarom de verplichting tot betaling aan de Staat vastgesteld op € 100.000,-. De rechtbank heeft de vordering van de officier van justitie gedeeltelijk toegewezen en het meer of anders gevorderde afgewezen. Deze uitspraak is gedaan door de meervoudige kamer voor strafzaken, waarbij de rechtbank de relevante wettelijke voorschriften, met name artikel 36e van het Wetboek van Strafrecht, heeft toegepast.