ECLI:NL:RBUTR:2006:AZ2623

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
8 november 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
193658/ HA ZA 05-833
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling op basis van garantieovereenkomst tussen NHO B.V. en Agritech 2007 B.V.

In deze zaak vordert NHO B.V. betaling van Agritech 2007 B.V. op basis van een garantieovereenkomst die op 7 november 2002 is gesloten. De overeenkomst houdt in dat Agritech zich garant stelt voor een deel van de vordering die NHO heeft op de Duitse vennootschap Löwenbäcker GmbH. NHO heeft Agritech op 25 mei 2004 verzocht om betaling van 50% van de openstaande vordering, die op dat moment €1.438.556,61 bedroeg. Agritech heeft echter geweigerd te betalen, met de stelling dat de garantie alleen van toepassing was op het bedrag dat resteerde na het treffen van incassomaatregelen. De rechtbank heeft geoordeeld dat Agritech op basis van de garantieovereenkomst verplicht was om het gevorderde bedrag te betalen, omdat de overeenkomst geen voorwaarden stelde aan het verzoek om betaling, behalve dat het bedrag niet hoger mocht zijn dan 50% van de vordering van NHO op Löwenbäcker. De rechtbank heeft de vordering van NHO toegewezen en Agritech veroordeeld tot betaling van €723.778,30, vermeerderd met wettelijke rente en proceskosten. De reconventionele vorderingen van Agritech zijn afgewezen, omdat NHO wel degelijk een vordering op Agritech toekomt. De rechtbank heeft de proceskosten aan de zijde van NHO begroot op €12.395,93, en Agritech is ook veroordeeld in de beslagkosten.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 193658 / HA ZA 05-833
Vonnis van 8 november 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
NHO B.V.,
rechtsopvolgster van de naamloze vennootschap NMB-Heller N.V.,
gevestigd te Bunnik,
eiseres in conventie,
verweerster in reconventie,
procureur mr. B.F. Keulen,
tegen
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
AGRITECH 2007 B.V.,
gevestigd te Maarsbergen,
gedaagde in conventie,
eiseres in reconventie,
procureur mr. drs. G.C. van Daal.
Partijen zullen hierna NHO en Agritech genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie
- het tussenvonnis van 4 mei 2005
- het proces-verbaal van comparitie van 21 juni 2005, ter gelegenheid waarvan een conclusie van antwoord in reconventie is genomen
- akte tot schorsing en hervatting van het geding van de zijde van NHO
- de conclusie van repliek in conventie
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, tevens houdende een vermeerdering van eis
- de conclusie van dupliek in reconventie.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 Op 27 november 2000 heeft NHO een "Factoringsvertrag" gesloten met de vennootschap naar Duits recht Löwenbäcker GmbH te Leipzig (Duitsland), verder te noemen: Löwenbäcker. Bij deze overeenkomst heeft NHO zich verbonden debiteuren van Löwenbäcker te financieren tegen vestiging van een zekerheidsrecht op de vorderingen van Löwenbäcker op deze debiteuren.
2.2 Agritech is grootaandeelhoudster van Löwenbäcker.
2.3 Op 7 november 2002 hebben partijen de overeenkomst gesloten die is overgelegd bij dagvaarding als productie 2, verder te noemen: de (garantie-)overeenkomst. In deze overeenkomst is - voor zover relevant - het volgende bepaald:
"GARANTIE (...)
Agritech 2007 B.V. (...)
stelt zich hierbij jegens NMB-Heller N.V.(...) onherroepelijk en onvoorwaardelijk garant voor de vennootschap naar vreemd recht, Löwenbäcker GmbH (...) hierna te noemen: "de debiteur";
zulks tot zekerheid van de voldoening van maximaal 50% van het bedrag van al hetgeen de debiteur voornoemd aan NMB-Heller volgens rekening-courant of welke andere rekening dan ook, al of niet als gevolg van een overeenkomst zo ook als gevolg van novatie of delegatie, wegens wisseltrekking, wisselbetaling, wisselacceptatie of andere handelsoperaties, geleende of voorgeschoten gelden, renten, provisies, commissies, delcredere, uit hoofde van borgtocht (zowel door als ten behoeve van de NMB-Heller gegeven of nog te geven), of uit welken andere hoofde dan ook verschuldigd is of mochten worden, al dan niet met tijdsbepaling en al dan niet onder voorwaarde, onder verwijzing naar de tussen debiteur en NMB-Heller gesloten zgn. "Factoringvertrag", waarvan de inhoud hier als ingelast en overgenomen dient te worden beschouwd,
verbindt ondergetekende zich mitsdien om zonder enig bewijs van verschuldigdheid te kunnen verlangen op eerste schriftelijk verzoek van NMB-Heller te zullen voldoen de op te geven bedragen tot maximaal 50% van het door NMB-Heller van debiteur te vorderen bedrag.
Deze garantie treedt heden in werking en eindigt op 24 oktober 2003. (...)"
2.4 Bij overeenkomst van 15 oktober 2003 is de geldigheidsduur van de garantie-overeenkomst verlengd tot 25 oktober 2004.
2.5 Bij beslissing van 7 mei 2004 heeft het Amtsgericht te Leipzig (Duitsland) Löwenbäcker failliet verklaard.
2.6 Bij brief van 25 mei 2004 heeft NHO aan Agritech - voor zover relevant - het volgende medegedeeld:
"(...) Hierdoor berichten wij u, dat onze vordering op Löwenbäcker GmbH per heden Euro 1.438.556,61 bedraagt, exclusief rente en kosten (stel) Euro 9.000,=.
Op grond van de door uw vennootschap gestelde garantie verzoeken wij u
Euro 723.778,30, zijnde 50% van onze vordering (inclusief stelpost rente en kosten), over de boeken (...)."
2.7 Bij brief van 20 oktober 2004 heeft NHO aan Agritech - voor zover relevant -het volgende medegedeeld:
"(...) De incasso van debiteuren is afgerond en NMB Heller heeft van de geïncasseerde debiteuren 40% ontvangen. De restantvordering die NMB Heller nog heeft op Löwenbäcker bedraagt per heden Euro 902.744, 79. (...)
Tijdens o.a. onze bespreking van 11 juni 2004 kwamen wij overeen dat Agritech 2007 BV de betaling onder de garantie (zie brief 25 mei 2004) mocht opschorten tot na afronding van de incasso van de debiteuren. Inmiddels is deze incasso afgerond. Wij herhalen hiermee ons verzoek van 25 mei 2004 tot betaling van 50% van de per 25 mei 2004 openstaande vordering van NMB Heller op Löwenbäcker exclusief de door ons gemaakte kosten ter uitwinning van Euro 17.288,58.
Wij verzoeken u derhalve -binnen 10 dagen na heden - een bedrag ad Euro 727.922,55 zijnde 50% van onze vordering inclusief kosten, over te maken (...)."
2.8 Na daartoe op 23 december 2004 van deze rechtbank verlof te hebben verkregen heeft NHO diverse beslagen doen leggen ten laste van Agritech.
3. Het geschil
in conventie
3.1 NHO vordert - samengevat - veroordeling van Agritech tot betaling van een bedrag van EUR 727.922,55 althans EUR 719.278,30, vermeerderd met rente en kosten.
3.2 Agritech voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3 Agritech vordert - samengevat - na eiswijziging dat NHO veroordeeld wordt:
a. het gelegde beslag op te heffen, op straffe van een dwangsom,
b. de schade te vergoeden die Agritech ten gevolge van de gelegde beslagen heeft geleden, nader op te maken bij staat,
c. in de kosten van de procedure.
3.4 NHO voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1 De kern van het geschil tussen partijen betreft het antwoord op de vraag of Agritech op grond van de garantieovereenkomst gehouden is 50 procent van de vordering die NHO op Löwenbäcker had op het moment van haar betalingsverzoek, te voldoen (standpunt NHO), dan wel 50 procent van de vordering van NHO op Löwenbäcker die resteert na het treffen van incassomaatregelen door NHO, uitwinning van de overige zekerheden door NHO en het uitoefenen van andere verhaalsrechten (standpunt Agritech).
4.2 Partijen verschillen derhalve van mening over de uitleg van de garantie-overeenkomst. Voor deze uitleg is onder meer van belang het recht dat op de garantie-overeenkomst van toepassing is, hetgeen tussen partijen eveneens in geschil is.
4.3 De bepaling van het toepasselijke recht dient plaats te vinden aan de hand van het Verdrag van Rome van 19 juni 1980 inzake het recht dat van toepassing is op verbintenissen uit overeenkomst (EVO-verdrag), nu Nederland bij dit verdrag partij is en de overeenkomst betrekking heeft op door het verdrag bestreken onderwerpen.
Nu niet is gesteld, noch gebleken, dat door partijen een duidelijke keuze is gemaakt ten aanzien van het toepasselijke recht, is ingevolge artikel 4 lid 2 van dit verdrag het recht van toepassing van het land waar de partij die de meest kenmerkende prestatie moet verrichten, op het tijdstip van het sluiten van de overeenkomst haar gewone verblijfplaats heeft. De meest kenmerkende prestatie, te weten de garantstelling, is in het onderhavige geval door Agritech verricht. Derhalve is op de onderhavige garantieovereenkomst Nederlands recht van toepassing.
4.4 De vraag hoe in een schriftelijk contract de verhouding van partijen is geregeld en of dit contract een leemte laat die moet worden aangevuld, kan niet worden beantwoord op grond van alleen maar een zuiver taalkundige uitleg van de bepalingen van dat contract. Voor de beantwoording van die vraag komt het immers aan op de zin die partijen in de gegeven omstandigheden over en weer redelijkerwijs aan deze bepalingen mochten toekennen en op hetgeen zij te dien aanzien redelijkerwijs van elkaar mochten verwachten. Daarbij kan mede van belang zijn tot welke maatschappelijke kringen partijen behoren en welke rechtskennis van zodanige partijen kan worden verwacht.
Tenaamstelling
4.5 Vaststaat tussen partijen dat de overeenkomst de naam draagt “garantie”. Agritech is een ervaren en professionele belegger in diverse ondernemingen. Uit het door NHO overgelegde jaarverslag van Agritech over 2002 blijkt dat zij in het kader van haar bedrijfsvoering verschillende soorten zekerheden aan derden heeft verstrekt. Naast de onderhavige garantstelling ten behoeve van NHO is in het jaarverslag vermeld dat Agritech aan derden een letter of comfort en rentegaranties heeft afgegeven, alsmede ten behoeve van een derde een borgtocht is aangegaan. Van een ervaren en professionele belegger als Agritech, die in het kader van haar bedrijfsvoering diverse soorten zekerheden verstrekt, mag worden verwacht dat zij het verschil kent tussen de rechtsvorm garantie en de rechtsvorm borgtocht, alsmede het verschil tussen de rechtsgevolgen daarvan. Aan de tenaamstelling van de overeenkomst komt - anders dan Agritech meent - dan ook betekenis toe bij de uitleg van hetgeen partijen zijn overeengekomen.
De tekst van de overeenkomst
4.6 In de overeenkomst heeft Agritech zich onvoorwaardelijk garant gesteld voor Löwenbäcker en zich verbonden om zonder enig bewijs van verschuldigdheid te kunnen verlangen op eerste schriftelijk verzoek van NHO te voldoen de op te geven bedragen tot maximaal 50 procent van het door NHO van Löwenbäcker te vorderen bedrag. Deze formulering duidt erop dat partijen als enige voorwaarde aan het ontstaan van een verplichting aan de zijde van Agritech tot betaling onder de garantie hebben gesteld, dat NHO een verzoek daartoe doet aan Agritech en daarbij het te betalen bedrag opgeeft. Agritech mag op grond van de overeenkomst geen bewijs verlangen van verschuldigdheid van het door NHO opgegeven bedrag. De enige beperking aan de zijde van NHO voor het inroepen van de garantie is dat zij aan Agritech niet een hoger bedrag mag opgeven dan 50 procent van het door haar van Löwenbäcker te vorderen bedrag. De tekst van de overeenkomst duidt er derhalve op dat partijen zijn overeengekomen dat NHO vrij is het moment te kiezen waarop zij haar betalingsverzoek doet, en daarmee tevens het moment kan bepalen waarop de omvang van de vordering van NHO op Löwenbäcker wordt berekend.
De verwachtingen van partijen
4.7 Volgens NHO heeft Agritech haar in het jaar 2000 benaderd met het verzoek om de handelsdebiteuren van Löwenbäcker te financieren. NHO was daartoe bereid op basis van vestiging van een zekerheidsrecht op de handelsvorderingen van Löwenbäcker, en onder de voorwaarde dat Agritech als aandeelhoudster van Löwenbäcker zich voor een deel van de financiering garant zou stellen en dat een bestuurder en medeaandeelhouder van Löwenbäcker ([H.]) zich borg zou stellen voor de schulden van Löwenbäcker aan NHO. Vervolgens is tussen partijen onderhandeld over de hoogte van de door Agritech te stellen garantie. NHO wilde de hoogte van de garantie naar eigen zeggen niet in een vast bedrag uitdrukken, omdat zij verwachtte dat de verkoopactiviteiten van Löwenbäcker, en daarmee tevens de financieringsbehoefte, flink zouden toenemen. Agritech heeft daarop - aldus NHO - voorgesteld garant te staan tot maximaal 15 procent van de financiering van NHO aan Löwenbäcker. NHO vond dit te weinig en na onderhandeling is de garantstelling uitgekomen op 50 procent van de vordering van NHO op Löwenbäcker, aldus NHO.
4.8 Agritech heeft de door NHO beschreven gang van zaken terzake van de totstandkoming van de overeenkomst niet, althans onvoldoende gemotiveerd betwist. Zij heeft in dit kader slechts aangevoerd dat zij verwachtte met het sluiten van de overeenkomst geen groot risico te lopen, doordat zij ervan uitging dat de garantie betrekking had op 50 procent van de vordering van NHO op Löwenbäcker die zou resteren, nadat incassomaatregelen waren getroffen en de overige zekerheden waren uitgewonnen, en Löwenbäcker slechts twee grote afnemers had die de facturen altijd correct betaalden. Agritech stelt aldus dat zij uitging van een specifieke invulling van de overeenkomst, te weten dat de garantstelling niet alleen in hoogte beperkt zou blijven tot 50% van het gefinancierde handelsdebiet, maar tevens dat NHO pas tot uitwinning van de garantstelling over zou kunnen gaan, nadat (vergeefse) incassomaatregelen zouden zijn getroffen en overige zekerheden waren uitgewonnen. Deze invulling staat - gezien hetgeen onder 4.6 is overwogen - haaks op de tekst van de overeenkomst. Bovendien is niet gesteld of gebleken dat Agritech NHO voorafgaande aan het sluiten van de overeenkomst op de hoogte heeft gesteld van haar (hiervoor weergegeven) verwachting of bedoeling ten aanzien van de overeenkomst. NHO heeft deze bedoeling ook niet redelijkerwijs moeten begrijpen uit de brief van Agritech aan NHO van 8 september 2000, waarin Agritech aan NHO heeft medegedeeld dat Agritech garant zou staan voor 50 procent van de door NHO aan Löwenbäcker verstrekte “financiering”. NHO heeft het begrip 'financiering' in het licht van de aard van de door NHO aan Löwenbäcker te verstrekken financiering (bevoorschotting van de handelsdebiteuren) redelijkerwijs niet anders hoeven te begrijpen dan een omschrijving van de hoogte van het bedrag waarvoor de garantie werd verstrekt, te weten het op enig moment bestaande saldo van de door NHO verrichte bevoorschotting en de betalingen van de handelsdebiteuren die door NHO zouden zijn gefinancierd. In zoverre bestaat er ook geen verschil tussen het begrip “financiering” en het begrip “vordering” in de uiteindelijke overeenkomst, met dien verstande dat het begrip "vordering" ook vorderingen omvat die uit andere hoofde dan de financiering zijn ontstaan.
4.9 Anderzijds valt uit de door Agritech overgelegde offerte van NHO van 6 oktober 2000 niet op te maken dat Agritech erop heeft mogen vertrouwen dat NHO haar bedoeling en verwachting had begrepen en op basis daarvan wenste te contracteren. In deze offerte is immers als voorwaarde voor de financiering opgenomen: "Garantieverklaring van Agritech 2007 BV met een maximale hoogte van 50% van het saldo bevoorschotting, (...)". Deze voorwaarde zegt niets over het moment van uitwinning van de garantie.
4.10 De rechtbank overweegt in dit verband nog dat indien Agritech pas tot betaling onder de bankgarantie zou behoeven over te gaan, nadat NHO alle mogelijke incassomaatregelen tegen debiteuren van Löwenbäcker zou hebben genomen, alsmede al haar overige zekerheden zou hebben uitgewonnen, het opnemen van de zinsneden “op eerste verzoek” en “zonder enig bewijs van verschuldigdheid te kunnen verlangen” zinledig zou zijn geweest. Dat dit de bedoeling van partijen was, acht de rechtbank niet aannemelijk, omdat met deze zinsneden juist een vertraging in de betaling onder de garantie wordt ondervangen en de zinsneden derhalve van wezenlijk belang zijn.
4.11 Daarbij komt dat de overeenkomst aan het ontstaan van de verplichting tot betaling onder de garantie niet de voorwaarde stelt dat Löwenbäcker met de nakoming van haar verplichting tot betaling van haar schuld jegens NHO tekortgeschoten is. De enige voorwaarde die de garantie in dit verband stelt, is dat NHO aan Agritech niet om betaling van een hoger berdrag verzoekt dan 50 procent van de vordering van NHO op Löwenbäcker. Dit betekent dat NHO niet gehouden is om met haar betalingsverzoek te wachten totdat er sprake is van een tekortkoming van Löwenbäcker, maar dit verzoek op elk moment kan doen, indien de financieringsrelatie tussen NHO en Löwenbäcker een negatief saldo vertoont.
4.12 Het voorgaande leidt tot de conclusie dat partijen aan de inhoud van de overeenkomst slechts de betekenis hebben mogen toekennen en redelijkerwijs van elkaar hebben mogen verwachten dat voor Agritech een betalingsverplichting jegens NHO zou ontstaan op het moment dat NHO een verzoek tot betaling onder de bankgarantie zou doen, en niet pas na het treffen van incassomaatregelen en het uitwinnen van de overige zekerheden door NHO, alsmede dat deze betalingsverplichting in omvang beperkt was tot een bedrag van maximaal 50% van het op dat moment bestaande saldo van de door NHO verrichte bevoorschotting en de daarop ontvangen betalingen.
4.13 Een en ander impliceert dat de rechtbank het beroep van Agritech op het borgtochtkarakter van de overeenkomst afwijst. Eén van de essentialia van de borgtocht is immers dat de borg zich verbindt tot nakoming van een verbintenis van de hoofdschuldenaar. In het licht van het hiervoor overwogene is daarvan geen sprake. Agritech heeft zich bij de overeenkomst verbonden om op eerste verzoek een door NHO aan haar opgegeven bedrag te voldoen. De omstandigheid dat de omvang van dit opgegeven bedrag niet groter mag zijn dan 50% van de vordering van NHO op Löwenbäcker betekent niet dat Agritech zich bij de overeenkomst heeft verbonden een deel van de schuld van Löwenbäcker aan NHO te voldoen. Bij de overeenkomst heeft zij duidelijk een eigen schuld op zich genomen, waarvan slechts de omvang afhankelijk is van de omvang van de schuld van Löwenbäcker aan NHO.
4.14 Het voorgaande betekent dat de onder 4.1 bedoelde vraag in die zin moet worden beantwoord dat Agritech op grond van de overeenkomst gehouden is 50 % te voldoen van de vordering die NHO heeft op Löwenbäcker op het moment van haar betalingsverzoek, te weten 25 mei 2004. Vaststaat dat vordering van NHO op Löwenbäcker op het moment van het betalingsverzoek EUR 1.447.556,61 bedroeg, zodat Agritech op grond van de overeenkomst de helft daarvan, te weten EUR 723.778,30, aan NHO verschuldigd is. Agritech heeft haar stelling dat voormeld bedrag van EUR 1.447.556,61 niet gelijk is aan het saldo van de door NHO verstrekte financiering en de op het moment van het betalingsverzoek daarop ontvangen betalingen (vermeerderd met verschuldigde rente en kosten), onvoldoende onderbouwd.
Voor zover de vordering van NHO het bedrag van EUR 723.778,30 te boven gaat (naar de rechtbank begrijpt door het bij Agritech in rekening brengen van kosten), heeft NHO deze vordering - zowel wat betreft de verschuldigdheid van de kosten als de omvang daarvan - onvoldoende onderbouwd, zodat de vordering in zoverre zal worden afgewezen.
4.15 In het midden kan blijven of NHO in strijd met de redelijkheid en billijkheid althans onzorgvuldig heeft gehandeld bij het uitwinnen van haar zekerheden. Dit handelen zou alleen aan een beroep op de garantie-overeenkomst in de weg kunnen staan, of de betalingsplicht onder de garantie kunnen verminderen, indien Agritech door het handelen van NHO schade heeft geleden. Daarvan is pas sprake, indien uitwinning van de overige zekerheidsrechten in combinatie met de uitoefening van de overige verhaalsmogelijkheden door NHO heeft geleid of had moeten leiden tot een opbrengst van meer dan 50% van de - op het moment van het betalingsverzoek bestaande - vordering van NHO op Löwenbäcker. Niet gesteld of gebleken is tot welke opbrengst een andere handelwijze van NHO bij de uitwinning van haar zekerheidsrechten zou hebben geleid. Voorts kan de totale opbrengst van het verhaal van de vordering door NHO op dit moment niet worden beoordeeld, nu thans nog niet vaststaat welk deel van concurrente schuld, die NHO in het faillissement heeft ingediend, uit de boedel voldaan zal kunnen worden.
4.16 Ten aanzien van de gevorderde wettelijke rente overweegt de rechtbank als volgt. Wettelijke rente is alleen verschuldigd over de periode dat de schuldenaar met de voldoening van de geldsom in verzuim is. Na de ingebrekestelling (bij brief van 25 mei 2004) is de verplichting tot betaling onder de overeenkomst op basis van een afspraak tussen partijen op 11 juni 2004 opgeschort. Gedurende deze opschorting is van verzuim geen sprake, en derhalve evenmin van de verschuldigdheid van wettelijke rente. Bij brief van 20 oktober 2004 heeft NHO een einde gemaakt aan de opschorting en Agritech opnieuw in gebreke gesteld. Agritech is derhalve wettelijke rente verschuldigd vanaf 25 mei 2004 tot 11 juni 2004 en vervolgens na afloop van de in de ingebrekestelling van 20 oktober 2004 gestelde termijn van 10 dagen, derhalve vanaf 30 oktober 2004 tot de dag van voldoening.
4.17 De vordering tot vergoeding van buitengerechtelijke (incasso-)kosten zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voor-werk II - worden afgewezen. NHO heeft immers niet gesteld dat kosten zijn gemaakt die betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een (niet aanvaard) schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
De kosten waarvan NHO vergoeding vordert, moeten dan ook worden aangemerkt als betrekking hebbend op verrichtingen waarvoor de proceskostenveroordeling wordt geacht een vergoeding in te sluiten.
4.18 NHO vordert Agritech te veroordelen tot betaling van de beslagkosten. Deze vordering is gelet op het bepaalde in art. 706 Rv toewijsbaar. De beslagkosten worden begroot op EUR 1.212,85 voor verschotten en EUR 2.580,00 voor salaris procureur (1 rekest x EUR 2.580,00).
4.19 Agritech zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NHO worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,93
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 4.584,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 7.740,00 (3,0 punten × tarief EUR 2.580,00)
Totaal EUR 12.395,93
in reconventie
4.20 Ter onderbouwing van haar vordering tot opheffing van de beslagen en tot betaling van schadevergoeding heeft Agritech aangevoerd dat de beslagen als onrechtmatig dan wel vexatoir dienen te worden beschouwd, nu NHO geen vordering op Agritech toekomt.
4.21 Uit hetgeen in conventie is overwogen, volgt dat NHO wel een vordering op Agritech toekomt, zodat de reconventionele vorderingen dienen te worden afgewezen.
4.22 Agritech zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van NHO worden begroot op:
- explootkosten EUR 0,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 678,00 (3,0 punten × factor 0,5 × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 678,00
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1 veroordeelt Agritech om aan NHO te betalen een bedrag van EUR 723.778,30 (zevenhonderd drieëntwintig duizend zevenhonderd achtenzeventig euro en dertig eurocent), vermeerderd met de wettelijke rente over het toegewezen bedrag vanaf 25 mei 2004 tot 11 juni 2004, en vervolgens vanaf 30 oktober 2004 tot de dag van volledige betaling,
5.2 veroordeelt Agritech in de beslagkosten, tot op heden begroot op EUR 3.792,85,
5.3 veroordeelt Agritech in de proceskosten, aan de zijde van NHO tot op heden begroot op EUR 12.395,93, te vermeerderen met de wettelijke rente over dit bedrag vanaf de veertiende dag na de datum van dit vonnis tot de dag van volledige betaling,
5.4 verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5 wijst het meer of anders gevorderde af,
in reconventie
5.6 wijst de vorderingen af,
5.7 veroordeelt Agritech in de proceskosten, aan de zijde van NHO tot op heden begroot op EUR 678,00,
5.8 verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de kostenveroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 8 november 2006.?
w.g. griffier w.g. rechter