beschikking
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rekestnummer: 215053 / FA RK 06-3569
geschillenregeling 1:253a
Beschikking van 18 augustus 20[naam kind 1]de zaak van
[de vader],
wonende te [woonplaats],
de vader,
procureur mr. E.H. de Jonge-Wiemans,
[de moeder],
wonende te [woonplaats], gemeente [gemeente],
de moeder,
procureur mr. V.C.T. van 't Westende Meeder.
1. Verloop van de procedure
De vader heeft op 23 juni 2006 ter griffie van deze rechtbank een verzoekschrift ex artikel
1:253 a BW ingediend.
De moeder heeft op 21 juli 2006 een verweerschrift ingediend.
Op 5 juli 2006 is ter griffie van deze rechtbank een brief binnengekomen van mr. De Jonge-Wiemans en op 14 augustus 2006 een fax van mr. Van ’t Westende Meeder.
De zaak is behandeld ter terechtzitting met gesloten deuren van 15 augustus 2006.
De minderjarige [naam kind 1] is op 18 augustus 2006 door de rechter gehoord.
- Het huwelijk van partijen is door echtscheiding ontbonden.
- De minderjarige kinderen van partijen zijn:
[naam kind 1], geboren op 29 december 1993 te [woonplaats],
[naam kind 2], geboren op 15 mei 1996 te [woonplaats].
- Partijen zijn samen belast met het ouderlijk gezag over de minderjarigen.
3. Beoordeling van het verzochte
3.1 Verzoek vader
De vader heeft - kort weergegeven - gevraagd de actieve medewerking van de moeder te bevelen aan het voortduren van de co-ouderschapsregeling alsook haar medewerking te verlenen aan de inschrijving van de minderjarige [naam kind 1] op het Eemland College in [woonplaats] en de minderjarige [naam kind 2] ingeschreven te houden op zijn huidige basisschool althans een zodanige beslissing te nemen, rekening houdend met het co-ouderschap en de belangen van de kinderen. Dit alles op last van een dwangsom.
Ter terechtzitting heeft de vader zijn verzoek zodanig gewijzigd dat hij ook wijziging van de verblijfplaats van de kinderen verzoekt.
3.2 Verweer moeder
De moeder heeft zich hiertegen verweerd en heeft verzocht het (gewijzigde) verzoek van de vader af te wijzen.
3.3 Inhoudelijke beoordeling
3.3.1. Omvang van het geschil
De moeder heeft zich op zichzelf niet verzet tegen de hiervoor vermelde wijziging van het verzoek van de vader. Voor zover de moeder meent onvoldoende in staat te zijn gesteld om inhoudelijk verweer op het gewijzigde verzoek te voeren, verwerpt de rechtbank die grond, nu gebleken is dat de moeder ter zitting feitelijk verweer heeft gevoerd en bovendien het gewijzigde verzoek van de vader valt aan te merken als een nadere precisering van zijn subsidiaire verzoek om een zodanige beslissing te geven rekening houdend met het co-ouderschap en de belangen van de kinderen. De moeder is door de wijziging van het verzoek derhalve niet onredelijk in haar belang geschaad. De rechtbank zal dan ook recht doen op het aldus gewijzigde verzoek.
3.3.2 Voorgeschiedenis
Op 17 november 2004 is tussen de ouders de echtscheiding uitgesproken. In het kader van de echtscheidingsprocedure hebben de vader en de moeder zich tot een mediator gewend om afspraken te maken over de verdeling van de gezamenlijke zorg voor hun kinderen [naam kind 1] en [naam kind 2]. Vervolgens is tussen hen een vaststellingsovereenkomst tot stand gekomen. Deze overeenkomst houdt in dat de kinderen op maandag, dinsdag en woensdag bij hun moeder zijn en op donderdag en vrijdag bij hun vader. Op zaterdag en zondag zijn de kinderen de ene week bij vader en de andere week bij moeder. Daarnaast gaan de kinderen tijdens de vakantieperiode tien dagen per jaar extra naar vader. Deze regeling is op verzoek van de ouders in de echtscheidingsbeschikking opgenomen. Voorts heeft de rechtbank, op grond van de overeengekomen co-ouderschapsregeling, bepaald dat de kinderen hun gewone verblijfplaats bij de moeder zullen hebben.
In het voorjaar van 2005, dus kort na de totstandkoming van bovengenoemde co-ouderschapsregeling, heeft de moeder besloten om samen met haar nieuwe partner naar Rockanje te verhuizen. Zij hebben daar een woning gekocht en stellen inmiddels aan het verhuizen te zijn. De vader en de moeder hebben over de consequenties van deze beslissing van de moeder ten aanzien van de verblijfsregeling van de kinderen geen overeenstemming kunnen bereiken. De moeder heeft zich vervolgens tot de rechtbank gewend en verzocht de regeling te wijzigen, welk verzoek bij uitvoerbaar bij voorraad verklaarde beschikking van 12 april 2006 is afgewezen. De rechtbank heeft daartoe onder meer overwogen dat de noodzaak tot verhuizing niet is aangetoond en dat er evenmin reden was om het verblijf van de kinderen bij de vader te verminderen. Desalniettemin heeft de moeder haar plannen om te verhuizen doorgezet en heeft de kinderen, zonder instemming van de vader, ingeschreven bij scholen in de omgeving van Rockanje. Op de dag van de zitting had de feitelijke verhuizing echter nog niet plaats gevonden. De moeder was wel de verhuisdozen aan het inpakken. Overigens heeft de moeder tegen de beschikking van 12 april 2006 hoger beroep ingesteld. De behandeling zal echter pas in dit najaar plaatsvinden
3.3.3 Inhoudelijke beoordeling
Inmiddels breekt het nieuwe schooljaar aan en tot op heden hebben de ouders geen oplossing voor hun geschil gevonden. De vader wenst aan de huidige co-ouderschapsregeling vast te houden, hetgeen met zich meebrengt dat de kinderen in [woonplaats] naar school (blijven) gaan, terwijl de moeder een aanpassing van de regeling wil zodat de kinderen naar nieuwe scholen in de buurt van Rockanje kunnen. Zowel bij fax van 14 augustus 2006 als op de zitting heeft de moeder te kennen gegeven dat zij het co-ouderschap wil handhaven. De vader heeft op zijn beurt verklaard dat hij het niet eens is met de consequenties die deze beslissing op het co-ouderschap hebben, te weten dat het co-ouderschap door de geografische afstand feitelijk onmogelijk wordt en het contact tussen de kinderen en hun vader wezenlijk zal wijzigen.
De rechtbank acht het voor de te nemen beslissing van belang om aan te sluiten bij de bedoeling van de ouders ten tijde van het maken van de afspraken in 2004 en neemt daarbij de vaststellingsovereenkomst als uitgangspunt. Het feit dat de vader en de moeder een co-ouderschapsregeling zijn overeengekomen geeft aan dat zowel de vader als de moeder nauw betrokken willen blijven bij de opvoeding en verzorging van de kinderen ondanks het feit dat zij niet meer bij elkaar zijn. De rechtbank begrijpt dat de ouders deze afspraken gemaakt hebben ervan uitgaande dat zij beiden in of rond [woonplaats] zouden blijven wonen. Immers, de kinderen gaan in [woonplaats] naar school en hebben daar hun sociale leven. De destijds overeengekomen co-ouderschapregeling maakte het mogelijk dat de kinderen in hun vertrouwde omgeving konden blijven wonen. De geplande verhuizing van de moeder brengt echter met zich mee dat [naam kind 1] en [naam kind 2] uit de vertrouwde omgeving van [woonplaats] worden weggehaald en dat het contact tussen de vader en de kinderen drastisch wordt beperkt. Deze consequenties zouden dus, zonder enige feitelijke zeggenschap van de vader, eenzijdig ten laste van de omgang tussen de kinderen en de vader komen, zonder dat daarvoor enigerlei noodzaak is gebleken. De moeder had er immers ook voor kunnen kiezen een woning in (de buurt van) [woonplaats] te zoeken. De rechtbank merkt nogmaals op dat de ouders naast het co-ouderschap gezamenlijk met het gezag over hun kinderen belast zijn en derhalve gehouden zijn belangrijke beslissingen over de kinderen gezamenlijk te nemen. Daaronder vallen beslissingen over de verblijfplaats van de kinderen en de mate waarin en de omstandigheden waaronder de kinderen met beide ouders contact met elkaar onderhouden. De rechtbank verwijst hierbij naar de beschikking van 12 april 2006. De moeder heeft weliswaar hoger beroep ingesteld tegen deze beslissing, echter door de status-quo te handhaven tot de uitspraak in hoger beroep wordt voorkomen dat de kinderen eventueel twee keer zouden moeten verhuizen. De rechtbank merkt voorts op dat het hier niet het afstemmen van het leven van moeder aan de wensen van de vader betreft, zoals door de moeder ter terechtzitting naar voren is gebracht, doch om het afstemmen van haar leven aan de belangen van de kinderen. Naar het oordeel van de rechtbank is het in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] dat zij zo veel mogelijk in hun vertrouwde omgeving blijven en dat de in 2004 gemaakte afspraken in stand blijven. Om dit te bewerkstelligen dient de toentertijd afgesproken situatie te worden gehandhaafd. Dit betekent dat [naam kind 1] in [woonplaats] naar zijn nieuwe school gaat en dat [naam kind 2] op zijn huidige school blijft. Indien en voorzover de moeder de verhuizing naar haar nieuwe woonplaats doorzet is het onmogelijk om de huidige regeling in stand te laten. De afstand Rockanje-[woonplaats] is eenvoudigweg te groot om dagelijks te overbruggen. De verblijfplaats van de kinderen kan dan ook niet langer bij de moeder zijn en zal derhalve dienen te worden gewijzigd. De rechtbank realiseert zich daarbij dat ook dan het co-ouderschap niet in ongewijzigde vorm in stand kan blijven. De kinderen kunnen dan echter wel in hun vertrouwde omgeving blijven zodat deze oplossing van twee kwaden de minst slechte is.
Over de verblijfplaats van [naam kind 1] en [naam kind 2] overweegt de rechtbank voorts nog als volgt.
De rechtbank constateert dat zowel de vader als de moeder begaan zijn met hun kinderen en het beste met hen voor hebben. Beide ouders worden in staat geacht om op een goede wijze in de verzorging en opvoeding van hun kinderen te voorzien. Het tegendeel is immers gesteld noch gebleken. Voorts wijst de rechtbank er nogmaals op dat deze wijziging in het belang van [naam kind 1] en [naam kind 2] is. Het verzoek van de vader zal derhalve worden toegewezen en de kinderen zullen met ingang van de datum van deze beslissing hun gewone verblijfplaats bij hun vader hebben. De rechtbank gaat er daarbij van uit dat de vader passende maatregelen neemt voor de opvang van [naam kind 1] en [naam kind 2] op de tijden dat hij aan het werk is, zoals hij reeds eerder op de donderdag en vrijdag deed. Gelet op de intentie van de beide ouders om nauw bij de zorg van de kinderen betrokken te zijn zal de rechtbank een ruime omgangsregeling tussen de kinderen en de moeder bepalen. Gelet op de afstand tussen Rockanje en [woonplaats] zal de rechtbank bepalen dat het halen en brengen van de kinderen tussen de ouders bij helfte dient te worden verdeeld. De frequentie van de omgangsregeling hebben partijen aan de rechtbank overgelaten. De rechtbank zal bepalen dat [naam kind 1] en [naam kind 2] tijdens drie van de vijf opeenvolgende weekenden van vrijdagmiddag tot zondagavond bij hun moeder zullen verblijven. De ouders dienen, indien nodig met ondersteuning van hun raadslieden, nadere afspraken te maken over de volgorde van deze weekenden.
Ten slotte merkt de rechtbank ten overvloede op dat het bij gezamenlijk gezag van het grootste belang is dat ouders met elkaar overleggen over de beslissingen die betrekking hebben op de verzorging en opvoeding van hun kinderen. De rechtbank drukt de ouders nogmaals op het hart zich tot een mediator te wenden om beter met elkaar te leren communiceren, zodat verdere conflicten in de toekomst kunnen worden vermeden.
3.3.3 Dwangsom
De vader heeft zijn verzoeken onder oplegging van een dwangsom gedaan. Naar het oordeel van de rechtbank dient met het opleggen van een dergelijke sanctie behoedzaam te worden omgegaan. In de onderhavige zaak ziet de rechtbank aanleiding deze maatregel wel te treffen. De hieronder te nemen beslissing zal met name door de moeder als ingrijpend worden ervaren en zal de nodige impact hebben op het dagelijkse leven zoals zij dat voor ogen had toen zij besloot naar Rockanje te verhuizen. Het feit dat de moeder tegen de beschikking van 12 april jongstleden hoger beroep heeft aangetekend ondersteunt de veronderstelling dat zij moeite zal hebben zich bij de onderhavige beslissing neer te leggen. Dit alles is voor de rechtbank aanleiding om een dwangsom op te leggen. De door de vader verzochte bedragen acht de rechtbank in strijd met de redelijkheid en billijkheid en zullen op na te melden wijze worden gematigd.
4.1
De beschikking van deze rechtbank van 17 november 2004 wordt met ingang van heden gewijzigd.
4.2
De minderjarige kinderen zullen hun gewone verblijfplaats bij de vader hebben.
4.3
De moeder heeft recht op omgang met de minderjarigen en wel drie weekenden per vijf weken van vrijdagavond tot zondagavond, waarbij de ene keer de vader de kinderen haalt en brengt en de andere keer de moeder, dit alles in onderling overleg af te spreken.
De moeder verbeurt aan de vader een dwangsom van € 50,00 voor elke keer dat zij de minderjarigen na de omgang niet terugbrengt naar de vader.
4.4
De rechtbank bepaalt dat de moeder haar medewerking moet verlenen bij de inschrijving van de minderjarige [naam kind 1] op een middelbare school te [woonplaats] en het ingeschreven houden van de minderjarige [naam kind 2] op zijn huidige school.
De moeder verbeurt aan de vader een dwangsom van € 50,00 per dag dat zij geen uitvoering geeft aan de (her)inschrijving van de minderjarigen op hun scholen.
4.5
Deze beslissing is tot zover uitvoerbaar bij voorraad.
4.6
Het meer of anders verzochte wordt afgewezen.
4.7
De beschikking van 17 november 2004 blijft voor het overige gehandhaafd.
Deze beschikking is gegeven door mr. A.S. Penders, kinderrechter, in tegenwoordigheid van drs. S. Verhoeven, griffier, en uitgesproken ter openbare terechtzitting van 18 augustus 2006.