Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 217392 / KG ZA 06-807
Vonnis in kort geding van 21 september 2006
1.de publiekrechtelijke rechtspersoon
POLITIEREGIO UTRECHT,
zetelend te Utrecht,
2. eiser sub 2],
wonende te Nunspeet,
3. [eiser sub 3
wonende te Doorn,
eisers,
procureur mr. I.M. Jebbink,
advocaten mrs. J.J. Allen en I.W.A. de Nooijer te Amsterdam,
[gedaagde],
wonende te Montfoort,
gedaagde,
verschenen in persoon.
Partijen zullen hierna de politie en [gedaagde] genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de mondelinge behandeling
- de pleitnota van de Politie
- de pleitnota van [gedaagde].
1.2. Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1. Op 4 december 2002 heeft op de A12 binnen de gemeente Bunnik een ongeval plaatsgevonden, waarbij de zoon van [gedaagde] als bestuurder, een andere auto heeft geraakt. De politie is ter plaatse geweest en de politieambtenaren [eisers sub 2 en 3] hebben van het ongeval een proces-verbaal opgemaakt.
2.2. In het proces-verbaal is onder meer opgenomen dat de aanrijding heeft plaatsge-vonden op de rechterrijstrook van de snelweg. [eiser sub 2] heeft daarvan ook een situatieschets bij het proces-verbaal van aanrijding gemaakt.
Feitelijk heeft de aanrijding echter plaatsgevonden op de linkerrijstrook.
In het proces-verbaal is tevens opgenomen dat de zoon van [gedaagde] jegens de verbalisanten heeft verklaard dat hij ter plaatse met een snelheid van ongeveer 170 a 180 kilometer per uur heeft gereden.
2.3. Op 24 april 2003 heeft [gedaagde] aangifte van valsheid in geschrifte door voor-noemde verbalisanten gedaan. [gedaagde] heeft daarbij tegen de politie verklaard dat zijn zoon nooit heeft verklaard dat hij met een snelheid van 180 kilometer per uur heeft gereden, dat de situatieschets in het hiervoor bedoelde proces-verbaal volstrekt onjuist is en dat de verklaringen van de getuigen en de verklaringen van de verbalisanten tegenstrijdigheden bevatten.
2.4. Naar aanleiding van de aangifte is het Bureau Veiligheid en Integriteit (BVI)
van de politie een onderzoek gestart. Het BVI heeft de zaak onderzocht en is tot de conclusie gekomen dat er geen sprake is van valsheid in geschrifte en dat de onjuiste situatieschets op een vergissing berustte. Naar aanleiding van deze conclusie heeft de Officier van Justitie de zaak geseponeerd.
2.5. In april 2006 is de politie bekend geworden met publicaties op de website www.
Xs4all.nl/~[gedaagde]/>. Op de website staan klachten van [gedaagde] over de handelwijze van de met naam en toenaam genoemde verbalisanten, die een leugenachtig en misleidend proces-verbaal zouden hebben opgesteld. De verbalisanten worden onder meer aangeduid als “corrupt”, “onbetrouwbaar”, “boeven”, “fraudeurs in uniform” en “een onprofessioneel opererend duo die het niet erg nauw neemt met de waarheid” dat “met overtuiging en voorbedachte rade valsheid in geschrifte heeft gepleegd”.
[gedaagde] meldt op zijn website voorts dat uit het rapport van de BVI duidelijk blijkt dat de opstellers ervan niet verhullen erop uit te zijn om hun collega’s in bescherming te nemen, aangezien de vraagstelling tendentieus is en er duidelijk op is gericht om zowel [gedaagde] als zijn zoon zoveel mogelijk in diskrediet te brengen.
De website is in drie onderdelen verdeeld. Het eerste gedeelte is “het verhaal” waarin [gedaagde] als inleiding zijn visie op de gebeurtenissen geeft. Het tweede gedeelte bestaat uit een (ingescand) afschrift van het proces verbaal van het BVI en het laatste deel “het commentaar” bevat een aantal conclusies van [gedaagde], waaronder de conclusie “dat de beklaagde verbalisanten er willen en wetens op uit zijn geweest om de waarheid te verdraaien”.
2.6. De raadsman van de politie heeft op 27 juni 2006 [gedaagde] verzocht en zonodig gesommeerd om de website alsmede alle teksten waarin ongefundeerde en onjuiste beschuldigingen worden geuit, tendentieuze uitingen staan en uitingen die inbreuk maken op de privacy van betrokkenen, voor derden ontoegankelijk te maken.
2.7. [gedaagde] heeft in antwoord op voornoemd schrijven te kennen gegeven dat hij al zijn beschuldigingen kan onderbouwen en niet voornemens is aan het verzoek van de politie gehoor te geven. Tussen de politie en [gedaagde] is vervolgens nog enige tijd gecorrespondeerd.
2.8. Delen van de website van [gedaagde] zijn inmiddels gekopieerd en op andere websites geplaatst.
3.1. De politie vordert - samengevat – [gedaagde] op straffe van dwangsommen te gelasten zijn website voor derden ontoegankelijk te maken en [gedaagde] te verbieden de inhoud van de website, waaronder de uitlatingen met de strekking dat een of meerdere politieambtenaren zich schuldig hebben gemaakt aan leugens, fraude, corruptie, valsheid in geschrifte of soortgelijke gedragingen, op welke wijze dan ook openbaar te maken, tenzij nieuwe feiten zulks zouden rechtvaardigen.
3.2. [gedaagde] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Vooropgesteld wordt dat in gevolge het bepaalde in artikel 10 lid 2 EVRM de uitoefening van het aan ieder toekomende recht op vrijheid van meningsuiting “kan worden onderworpen aan bepaalde formaliteiten, voorwaarden, beperkingen of sancties, die bij de wet zijn voorzien en die in een democratische samenleving noodzakelijk zijn in het belang van (…) de bescherming van de goede naam of de rechten van anderen (…).”
4.2. Aan [gedaagde] kan niet het recht worden ontzegd om zijn visie te geven op de door
hem beschreven gebeurtenissen en de handelwijze van de politie en deze visie vervolgens te publiceren. Zijn vrijheid van meningsuiting is echter ook in een dergelijke publicatie gebonden aan grenzen, welke onder andere hierin zijn gelegen dat een aantal van de door [gedaagde] gebezigde bewoordingen en kwalificaties zoals “boeven”, “corruptie” en “fraudeurs” ronduit kwetsend zijn en onnodig grievend. Voor zover [gedaagde] met het gebruik van deze bewoordingen bewust heeft willen provoceren en daarmee een door hem gewenste reactie van de politie heeft willen bewerkstelligen, kan dat nog geen artikel met uitlatingen als hiervoor omschreven rechtvaardigen. Dit geldt ook voor de stelling van [gedaagde] dat de door hem gebruikte kwalificaties en bewoordingen gerechtvaardigd worden en hun oorsprong vinden in de gang van zaken zoals dit uit het, eveneens gepubliceerde, onderzoek van het BVI naar voren komt. Daargelaten dat in het kader van het onderhavige kort geding niet gaat om de vraag of er fouten door de politie zijn gemaakt en of de conclusies van [gedaagde] al dan niet juist zijn, zijn een aantal van de door hem gepubliceerde teksten in zodanig grievende en krenkende vorm gesteld dat zij jegens de politie en de beide verbalisanten onrechtmatig worden geacht.
Daarbij is tevens van belang dat de door [gedaagde] geuite beschuldigen de kern van het functioneren van de politie raakt. Het kritisch volgen van en publiceren over het handelen van politie staat [gedaagde] weliswaar vrij, maar om dit op een jegens met naam en toenaam genoemde verbalisanten lasterlijke wijze te doen, is maatschappelijk niet aanvaardbaar. Het hiervoor overwogene leidt dan ook tot de conclusie dat, alle omstandigheden van het onderhavige geval in aanmerking nemend, het belang van de politie en van de beide verbalisanten bij het niet door publicatie worden blootgesteld aan aantasting van hun eer en goede naam, dient te prevaleren boven het belang van [gedaagde] om met de door hem gebruikte kwalificaties, derden te informeren en zijn onvrede over de gebeurtenissen te uiten.
Van [gedaagde] kan derhalve worden verlangd dat hij de gewraakte bewoordingen van zijn website verwijderd.
4.3. Uit het voorgaande volgt dat de vordering tot het voor derden ontoegankelijk maken van zijn website, als een te verstrekkende vordering zal worden afgewezen. [gedaagde] mag zijn visie immers kenbaar maken en de politie heeft niet aannemelijk gemaakt dat het onderzoek van het BVI en de daarbij behorende processen-verbaal, geen openbare stukken zijn die niet op het internet zouden mogen worden geplaatst. Evenmin heeft de politie gesteld dat reeds de enkele aangifte van [gedaagde] jegens de politie en/of verbalisanten als onrechtmatig heeft te gelden.
4.4. De vordering strekkende tot het verbod om de in de dagvaarding bedoelde en soortgelijke uitlatingen openbaar te maken, zal worden toegewezen zoals hieronder bepaald.
Daarbij wordt het volgende overwogen. [gedaagde] heeft aannemelijk gemaakt dat hij geen toegang heeft tot de websites die het oorspronkelijke stuk hebben gekopieerd. Derhalve zal de vordering worden beperkt tot de site waarop hijzelf de tekst zal kunnen aanpassen, te weten de hiervoor onder 2.5 genoemde website.
4.5. De gevorderde dwangsom zal worden beperkt als volgt.
4.6. [gedaagde] zal als de grotendeels in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van de Politie worden begroot op:
- dagvaarding EUR 88,13
- vast recht 248,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 816,00
Totaal EUR 1.152,13
5. De beslissing
De voorzieningenrechter
5.1. veroordeelt [gedaagde] om, binnen twee werkdagen na betekening van dit vonnis, de tekst van zijn website Xs4all.nl/~[gedaagde]/> zodanig aan te passen dat de in de dagvaarding bedoelde en soortgelijke uitingen met de strekking dat een of meerdere van de eisers zich in de (partijen bekende) zaak rond het ongeval op de A12 van 4 december 2002, zich schuldig hebben gemaakt aan leugens, fraude, corruptie, valsheid in geschrift of soortgelijke gedragingen, uit zijn publicatie zullen zijn verwijderd en gebiedt [gedaagde] soortgelijke bewoordingen ook van zijn website verwijderd te houden tenzij nieuwe feiten zulks zouden rechtvaardigen,
5.2. bepaalt dat [gedaagde] voor iedere dag of gedeelte daarvan dat hij in strijd handelt met het hiervoor bepaalde, aan eisers gezamenlijk een dwangsom verbeurt van EUR 1.000,-- per dag of dagdeel tot een maximum van EUR 25.000,--,
5.3. veroordeelt [gedaagde] in de proceskosten, aan de zijde van de Politie tot op heden begroot op EUR 1.152,13,
5.4. verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad,
5.5. wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 21 september 2006.?