ECLI:NL:RBUTR:2006:AY4707

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
19 juli 2006
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
209619/ HA ZA 06-606
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bevoegdheidsincident en de verhouding tussen artikel 108 en 107 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering

In deze zaak, die diende voor de Rechtbank Utrecht, is op 19 juli 2006 een vonnis gewezen in een bevoegdheidsincident. De eiseres, een besloten vennootschap, had een geschil met meerdere gedaagden, waaronder ook andere besloten vennootschappen en een particulier. De gedaagden vorderden dat de rechtbank zich onbevoegd verklaarde, omdat er een forumkeuzebeding was overeengekomen waarin de rechtbank Amsterdam als exclusief bevoegde rechter was aangewezen voor geschillen die voortvloeien uit een koopovereenkomst. De eiseres voerde verweer en stelde dat de rechtbank Utrecht bevoegd was, omdat de gedaagden in het arrondissement gevestigd waren en er voldoende samenhang bestond tussen de vorderingen tegen de verschillende gedaagden.

De rechtbank oordeelde dat artikel 108 van het Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering prevaleert boven artikel 107, wat betekent dat als partijen een specifieke rechter hebben aangewezen in een forumkeuzebeding, deze rechter niet kan worden afgehouden op basis van andere bevoegdheidsregels. De rechtbank verklaarde zich onbevoegd om de hoofdzaak te behandelen en verwees de zaak naar de rechtbank Amsterdam, waarbij de kosten van het incident voor de eiseres werden vastgesteld op EUR 452,00. Dit vonnis benadrukt het belang van forumkeuzebedingen en de gevolgen daarvan voor de bevoegdheid van rechters in civiele zaken.

Uitspraak

vonnis
RECHTBANK UTRECHT
Sector handels- en familierecht
zaaknummer / rolnummer: 209619 / HA ZA 06-606
Vonnis in incident van 19 juli 2006
in de zaak van
de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[eiseres],
gevestigd te [vestigingsplaats],
eiseres in de hoofdzaak,
verweerster in het incident,
procureur mr. C. Beijer,
tegen
1. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 1],
gevestigd te [vestigingsplaats],
2. de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
[gedaagde sub 2],
gevestigd te [vestigingsplaats],
3. [gedaagde sub 3],
wonende te [woonplaats],
gedaagden in de hoofdzaak,
eisers in het incident,
procureur mr. F.E.J. Menkveld.
Partijen zullen hierna [eiseres] en [gedaagden] (en afzonderlijk: [gedaagde sub 1], [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3]) genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding
- de incidentele conclusie tot onbevoegdverklaring
- de incidentele conclusie van antwoord.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald in het incident.
2. De beoordeling in het incident
2.1 [Gedaagden] vordert dat de rechtbank zich onbevoegd verklaart. [Eiseres] voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
2.2 [Gedaagden] heeft aan zijn vordering tot onbevoegdverklaring ten grondslag gelegd dat [eiseres] met [gedaagde sub 1] in de koopovereenkomst houdende activa transactie van 25 september 2002 een forumkeuzebeding is overeengekomen waarin de rechtbank Amsterdam als exclusief bevoegde rechter is aangewezen terzake van tussen hen naar aanleiding van die overeenkomst te rijzen geschillen, en dat de zaak tegen [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3] zodanig verbonden is met het geschil tussen [eiseres] en [gedaagde sub 1], dat de zaak ook ten aanzien van deze gedaagden naar de rechtbank Amsterdam dient te worden verwezen. Subsidiair is hij van mening dat de zaak ten aanzien van [gedaagde sub 1] naar de rechtbank Amsterdam dient te worden verwezen, en de zaak ten aanzien van de overige gedaagden dient te worden aangehouden in afwachting van de uitkomst van de procedure bij de rechtbank Amsterdam.
2.3 [Eiseres] heeft als verweer aangevoerd dat de rechtbank Utrecht bevoegd is ten aanzien van [gedaagde sub 2] en [gedaagde sub 3], nu deze gedaagden in het arrondissement gevestigd c.q. woonachtig zijn, en tussen de vorderingen tegen deze gedaagden en de vordering tegen [gedaagde sub 1] voldoende samenhang bestaat om behandeling van de hele zaak door de rechtbank Utrecht te rechtvaardigen. Voorts is hij van mening dat het belang aan een beroep op het forumkeuzebeding is komen te ontvallen doordat [gedaagde sub 1] - anders dan ten tijde van het overeenkomen van het forumkeuzebeding het geval was - niet meer gevestigd is in het arrondissement Amsterdam.
2.4 De rechtbank wijst het verweer af. Ingevolge artikel 108 Rv verklaart de rechter voor wie een zaak is aangebracht, zich onbevoegd, indien partijen in een forumkeuzebeding een bevoegde rechter hebben aangewezen en de gedaagde partij zich tijdig op de onbevoegdheid beroept. Uit deze formulering volgt dat indien partijen een bepaalde rechter als exclusief bevoegde rechter hebben aangewezen, partijen niet van deze rechter kunnen worden afgehouden op grond van andere bepalingen die de relatieve bevoegdheid regelen, zoals artikel 107 Rv dat een bevoegdheidsregel geeft bij aanwezigheid van meerdere gedaagden. Met andere woorden: het bepaalde in artikel 108 Rv prevaleert boven het bepaalde in artikel 107 Rv.
Voorts rechtvaardigt de omstandigheid dat één van partijen bij een forumkeuzebeding na het overeenkomen van dit beding niet meer gevestigd is in het arrondissement van de rechter die in het forumkeuzebeding als bevoegde rechter is aangewezen, niet de conclusie dat daarmee partijen geen enkel rechtens te respecteren belang hebben bij een beroep op dit beding en beslechting van het geschil door de aangewezen rechter.
2.5 Op grond van het voorgaande is de rechtbank van oordeel dat de incidentele vordering moet worden toegewezen. De rechtbank zal zich onbevoegd verklaren van de gehele hoofdzaak kennis te nemen en de zaak in zijn geheel verwijzen naar de rechtbank Amsterdam, nu de vorderingen tegen de respectieve gedaagden zozeer samenhangen dat redenen van doelmatigheid een gezamenlijke behandeling rechtvaardigen.
2.6 [Eiseres] zal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten van het incident worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van [gedaagden] worden begroot op:
- vast recht 0,00
- salaris procureur 452,00 (1,0 punt × tarief EUR 452,00)
Totaal EUR 452,00
3. De beslissing
De rechtbank
in het incident
3.1 wijst de incidentele vordering tot onbevoegdverklaring toe,
3.2 veroordeelt [eiseres] in de kosten van het incident, aan de zijde van [gedaagden] tot op heden begroot op EUR 452,00,
in de hoofdzaak
3.3 verklaart zich onbevoegd van de vordering in de hoofdzaak kennis te nemen,
3.4 verwijst de zaak in de stand waarin zij zich bevindt, naar de rechtbank Amsterdam, sector handels- en familierecht,
3.5 wijst partijen erop dat de rechtbank Amsterdam zal beslissen over de proceskosten in deze procedure, waaronder het vast recht van EUR 4.667,-- voor [eiseres] en EUR 4.667,-- voor [gedaagden]
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op 19 juli 2006.
w.g. griffier w.g. rechter