RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer: 16/500813-05
Datum uitspraak: 3 mei 2006
Beslissing ex artikel 38s Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de meervoudige raadkamer voor strafzaken, naar aanleiding van het onderzoek ex artikel 509aa van het Wetboek van Strafvordering, betrekking hebbend
op de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders opgelegd aan:
De rechtbank heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
het vonnis van deze rechtbank d.d. 13 september 2005 waaruit blijkt dat aan de veroordeelde is opgelegd de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders (hierna te noemen: ISD-maatregel) voor de duur van 2 jaar, met het advies dat deze maatregel indien mogelijk en bij voorkeur dient te worden gebruikt om de verdachte op te nemen en te behandelen in de Dubbele Diagnose Kliniek te Den Dolder of in een andere behandelsetting, en waarbij de rechtbank heeft bepaald dat het openbaar ministerie binnen 12 maanden dient te berichten over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
het verzoek van de veroordeelde d.d. 15 februari 2006 inhoudende dat de rechtbank zal bepalen dat het openbaar ministerie bericht over de wenselijkheid of noodzakelijkheid van de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel;
een voorlopig adviesrapport Reïntegratie TR d.d. 27 maart 2006 van de heer W.E. Veersma;
een bericht van de Stichting CAD d.d. 6 april 2006 omtrent de stand van uitvoering van het plan van opvang van de veroordeelde;
een bericht van de trajectbegeleider van de inrichting d.d. 11 april 2006 omtrent de stand van uitvoering van het plan van opvang van de veroordeelde.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 19 april 2006, waarbij zijn gehoord:
de officier van justitie,
de veroordeelde,
de raadsman van de veroordeelde, mr. W.C. den Daas, advocaat te Utrecht,
de getuige-deskundigen, W.E. Veersma en B.R. Kootstra,
de reclasseringswerker, E.C. Fronczek.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting in raadkamer zijn standpunt als bedoeld in artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht kenbaar gemaakt, namelijk dat de tenuitvoerlegging van de maatregel moet worden voortgezet.
De raadsman van de veroordeelde heeft ter terechtzitting in raadkamer medegedeeld dat hij persisteert bij zijn verzoek.
Het verloop van de zitting
Uit de stukken blijkt, dat de veroordeelde op 27 november 2005 in de PI te Zwolle is geplaatst. Het Centrum Maliebaan had op 29 november 2005 een intake van veroordeelde in de Dubbele Diagnose Kliniek geregeld.
De heer B.R. Kootstra, trajectbegeleider in de PI Zwolle, verklaarde als getuige ter zitting onder meer -zakelijk weergegeven- dat deze afspraak op 27 november 2005 door de directeur van de PI Zwolle op zijn advies is afgezegd, omdat het risico dat de veroordeelde daar weg zou lopen te groot geacht werd. Het psychiatrisch aspect werd wel als belangrijk ingeschat, maar was niet van doorslaggevende betekenis. Bij dit advies aan de directeur heeft hij geen psycholoog of psychiater geraadpleegd.
De heer W.E. Veersma, als reclasseringswerker verbonden aan de PI Zwolle, verklaarde als getuige en deskundige ter zitting, dat de PI ten behoeve van de diagnosestelling een psychologisch onderzoek wilde laten instellen. Daartoe is contact gezocht met de FPK te Assen, die een meer gesloten regiem heeft dan de Dubbele Diagnose Kliniek in Den Dolder. Het medicijngebruik van de veroordeelde bleek echter aan die opname in de weg te staan. Vervolgens is in februari 2006 besloten een diagnostisch onderzoek te laten verrichten door de psycholoog, verbonden aan de PI Zwolle. Er ligt momenteel nog geen definitief rapport, aangezien de psycholoog en de veroordeelde het nog niet eens zijn over de inhoud daarvan. Vooralsnog concludeert de psycholoog dat een verslavingsarts nader zou moeten onderzoeken in hoeverre de medicatie van invloed was op het gedrag van de veroordeelde.
Momenteel ligt bij de bejegening de nadruk op stabilisatie en op het dag- en nachtritme. Naar aanleiding van de uitkomst van het psychologisch onderzoek kunnen de cursussen en trainingen worden bepaald, die de veroordeelde in het kader van de ISD in de PI Zwolle kan volgen. Deze interventiefase duurt ongeveer 25 weken. Beide getuigen verklaren, dat het niet gemakkelijk zal worden om te bepalen hoe het verder moet met de veroordeelde.
Ook is ter zitting gehoord mevrouw E.C. Fronczek, werkzaam als reclasseringswerker bij het Centrum Maliebaan. Zij verklaarde onder meer, zakelijk weergegeven, dat het de bedoeling van het CMB was, dat de ISD-maatregel gebruikt zou worden om de veroordeelde te laten opnemen in de Dubbele Diagnose Kliniek te Den Dolder, omdat het moeilijk is gebleken om haar op vrijwillige basis te behandelen. Dit plan is ook met de veroordeelde besproken en zij ging hiermee akkoord. Daarop is een intake in Den Dolder afgesproken.
In een e-mail liet de heer Kootstra weten, dat de intake niet door zou gaan, omdat de veroordeelde zou worden aangemeld bij de FPK te Assen. Dat was volgens de getuige ook een goede optie, maar deze is eveneens niet doorgegaan. Het programma dat thans aan de veroordeelde wordt aangeboden is een herhaling van wat zij al eerder gevolgd heeft in de PI Nieuwersluis. De ISD-maatregel wordt op deze manier niet goed ingevuld. Als het CMB een half jaar geleden geweten had, dat de ISD zo zou worden ten uitvoer gelegd, zou geen onvoorwaardelijke ISD zijn geadviseerd. Op dit moment is er overigens een plek voor de veroordeelde in het vrouwenhostel "Habitante" beschikbaar.
Gebleken is dat door de PI Zwolle geen dan wel onvoldoende aandacht is besteed aan de reeds aanwezige rapportage van de FPD d.d. december 2004 van de psychiater Gerritsen en de psycholoog Jansen, waaruit naar voren komt dat diagnostisch sprake is van een langdurige en ernstige afhankelijkheid van harddrugs, methadon, alcohol en tranquillizers bij een affectief verwaarloosde, zwaksociale vrouw met een ernstige persoonlijkheidsstoornis met antisociale en borderline trekken. Er is sprake van een lacunaire gewetensfunctie, directe behoefte bevrediging, sterk egocentrische opstelling, forse primitieve afweer, zich niet kunnen handhaven in het dagelijks leven, een sterke koppigheid, een ernstige stagnatie van de persoonlijkheidsontwikkeling en een sterke familiaire belasting met criminaliteit, geweld en afhankelijkheid van alcohol en drugs.
Volgens de verklaring van de getuige-deskundigen ter zitting is bij de advisering aan de directeur van PI Zwolle omtrent de vraag of het reeds geplande intake gesprek bij de Dubbele Diagnose Kliniek te Den Dolder doorgang moest vinden geen psycholoog of psychiater betrokken en is met het psychiatrisch aspect niets gedaan. Dit terwijl door de rechtbank in het vonnis uitdrukkelijk was geadviseerd om de veroordeelde op te nemen en
te behandelen in de Dubbele Diagnose Kliniek te Den Dolder dan wel in een andere behandelsetting.
Bovendien is de rechtbank gebleken, dat de personen die volgens de verklaringen ter zitting bij voormelde advisering betrokken waren geen specifieke deskundigheid op psychiatrisch c.q. psychologisch gebied hadden. De trajectbegeleider van de PI Zwolle die de directeur adviseert heeft een opleiding op mbo-niveau, zo verklaarde hij desgevraagd ter zitting.
Vervolgens heeft men tot een intern psychologisch onderzoek besloten. Volgens de rapportages van het CAD d.d. 6 april 2006 en de PI Overijssel d.d. 11 april 2006 was dat "omdat er vragen waren omtrent de mogelijke aanwezigheid van psychologische of psychiatrische problematiek bij de veroordeelde".
Dit bevreemdt de rechtbank gelet op de rapportage van de FPD voormeld en de daarin gestelde diagnose.
Het interne psychologisch onderzoek heeft lange tijd op zich laten wachten.
De rapportage is thans nog niet gereed en de diagnose blijkt nog niet te kunnen worden gesteld.
Onduidelijk is gebleven of en op welke wijze hierbij gebruik wordt gemaakt van de rapportage van de FPD voormeld. Met het voorlopig advies van de psycholoog om een verslavingsarts te raadplegen lijkt het erop, dat in een kringetje wordt rondgedraaid.
Daarnaast blijkt uit het voorlopig adviesrapport reïntegratieplan TR van de heer Veersma, reclasseringswerker, d.d. 27 maart 2006 dat de interventies (voor de essentiële problematiek) voor het merendeel niet bepaald of niet bekend zijn. Bovendien zou volgens het Centrum Maliebaan een aantal wel gemelde interventies al hebben plaatsgehad in andere penitentiaire inrichtingen waar de veroordeelde heeft verbleven. Dit laatste is evenwel door de PI Zwolle niet gecontroleerd.
Naar het oordeel van de rechtbank was bij het opleggen van de maatregel ISD duidelijk dat een opname in een klinische setting voor de veroordeelde van groot belang was om behandeld te worden voor haar verslaving en haar psychiatrische problematiek teneinde daarmee verdere recidive te voorkomen.
De PI Zwolle is zelf geen behandelinrichting.
Niet alleen is door de PI Zwolle tot nu toe onvoldoende voortvarend gehandeld, tevens is naar het oordeel van de rechtbank ook thans nog onvoldoende duidelijk wanneer er een concreet behandelplan zal worden opgesteld en hoe dat zal worden gerealiseerd.
Dit klemt temeer nu de veroordeelde ten tijde van het opleggen van de maatregel en ook thans zeer gemotiveerd was/is om een behandeling in de Dubbele Diagnose Kliniek te ondergaan.
Alles overziende is de rechtbank van oordeel dat vanaf het moment dat het vonnis van 13 september 2005, waarbij aan de veroordeelde de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders is opgelegd, onherroepelijk is geworden tot het moment van het onderzoek ter terechtzitting, 19 april 2006, onvoldoende inhoudelijke uitvoering aan de ISD- maatregel is gegeven, terwijl daarop op korte termijn ook geen uitzicht bestaat.
De rechtbank is derhalve van oordeel dat de voortzetting van de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders dient te worden beëindigd met ingang van 8 mei 2006.
De rechtbank heeft gelet op artikel 38s van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beëindigt de tenuitvoerlegging van de maatregel tot plaatsing in een inrichting voor stelselmatige daders, opgelegd aan [veroordeelde] voornoemd, met ingang van 8 mei 2006.
Aldus gedaan door mrs. M.J. Veldhuijzen, J.F. Dekking en F.L. Muskens, bijgestaan door mr. S. Prinsen als griffier, en uitgesproken ter openbare zitting van deze rechtbank van 3 mei 2006.