ECLI:NL:RBUTR:2006:AW1814
Rechtbank Utrecht
- Voorlopige voorziening
- M.H.F. van Vugt
- M.S.D. de Weerd
- Rechtspraak.nl
Afwijzing van het verzoek om schorsing van de kapvergunning voor bomen aan de Spoorlaan te Veenendaal
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 13 april 2006 uitspraak gedaan over een verzoek tot het treffen van een voorlopige voorziening met betrekking tot een kapvergunning die was verleend aan ProRail. De kapvergunning betrof het kappen van 29 berken en 3 esdoorns in de groenstrook aan de Spoorlaan te Veenendaal, ten behoeve van de realisatie van een keerspoor dat onderdeel uitmaakt van het landelijke project 'Randstadspoor'. Verzoeker, een inwoner van Veenendaal, verzocht om schorsing van deze vergunning, omdat hij meende dat zijn uitzicht ernstig zou worden aangetast door de kap van de bomen.
De voorzieningenrechter overwoog dat de gemeente Veenendaal bij de afweging van belangen in het kader van de Algemene Plaatselijke Verordening (APV) het belang van de vergunninghouder, ProRail, bij de realisatie van het keerspoor, in redelijkheid zwaarder mocht laten wegen dan het belang van verzoeker. De voorzieningenrechter stelde vast dat de kapvergunning was verleend met de verplichting tot herplanting, wat de negatieve impact op de natuurwaarde zou compenseren. Bovendien werd opgemerkt dat de bomen geen bijzondere waarde vertegenwoordigden en dat niet alle bomen aan de Spoorlaan gekapt zouden worden.
De voorzieningenrechter concludeerde dat er geen aanleiding was om een voorlopige voorziening te treffen en wees het verzoek van verzoeker af. De uitspraak benadrukte dat de belangenafweging die door de gemeente was gemaakt, voldoende was gemotiveerd en dat de procedure rondom de kapvergunning niet in strijd was met de geldende wet- en regelgeving. De beslissing werd openbaar uitgesproken door de voorzieningenrechter en de griffier op dezelfde datum.