RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton
zaaknummer: 428826 CU EXPL 05-8907 FT
vonnis d.d. 29 maart 2006
1. [eiser],
verder ook te noemen eiser sub 1
2. [eiser],
verder ook te noemen eiser sub 2,
beiden wonende te Utrecht,
eisende partij in conventie,
verwerende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. O. Diemel, werkzaam bij ARAG Rechtsbijstand te Leusden,
de naamloze vennootschap GroeiVermogen N.V.,
gevestigd te Utrecht,
verder ook te noemen GroeiVermogen,
gedaagde partij in conventie,
eisende partij in reconventie,
gemachtigde: mr. W. de Jong, advocaat te Amsterdam.
1. Verloop van de procedure
Eiser sub 1 en eiser sub 2 hebben een vordering ingesteld.
GroeiVermogen heeft geantwoord op de vordering.
Eiser sub 1 en eiser sub 2 hebben voor repliek en GroeiVermogen heeft voor dupliek geconcludeerd.
Eiser sub 1 en eiser sub 2 hebben schriftelijk gereageerd op de bij dupliek in het geding gebrachte producties.
Hierna is uitspraak bepaald.
GroeiVermogen heeft een tegeneis ingediend.
Eiser sub 1 en eiser sub 2 hebben geantwoord op de tegeneis.
GroeiVermogen heeft voor repliek en eiser sub 1 en eiser sub 2 hebben voor dupliek geconcludeerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
2. Het geschil in conventie en in reconventie
2.1. Tussen partijen staan de volgende feiten vast.
2.1.1. Op 9 maart 2000 heeft eiser sub 1 met GroeiVermogen een BeursVersneller-overeenkomst (hierna: de overeenkomst) gesloten. De overeenkomst heeft een looptijd van 60 maanden waarbij eiser sub 1 van GroeiVermogen door GroeiVermogen aangekochte AEX-Garantiecertificaten met een aankoopbedrag van € 3.390,80 (ƒ 7.472,34) least. De ingangsdatum van de overeenkomst is 1 april 2000, de einddatum is 31 maart 2005. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst dient het door GroeiVermogen geleende bedrag te worden terugbetaald.
2.1.2. De AEX-Garantiecertificaten zijn certificaten op naam die worden uitgegeven door Fortis Bank Nederland N.V. De waarde van de certificaten beweegt mee met de AEX-index. De certificaten zelf zijn niet beursgenoteerd. De AEX-Garantiecertificaten hebben een garantiewaarde, hetgeen eiser sub 1 na een periode van vijf jaar gegarandeerd terugkrijgt, ook als de AEX-index lager staat. Voorts is aan de BeursVersneller een Beste Start Garantie verbonden. Deze garantie houdt in dat GroeiVermogen aan eiser sub 1 op de afloopdatum per AEX-Garantiecertificaat een uitkering doet die compensatie biedt voor een mogelijke koersdaling gedurende de eerste twaalf maanden van de contactperiode. De Beste Start Garantie keert alleen uit indien de slotkoers van de AEX-index op afloopdatum hoger is dan het laagste niveau in het eerste jaar. In dit geval heeft de Baste Start garantie geen waarde aan het einde van de looptijd van de overeenkomst.
2.1.3. Volgens de overeenkomst dient eiser sub 1 maandelijks een bedrag van € 45,38 (ƒ 100,00) te betalen aan GroeiVermogen. Dit bedrag bestaat uit aflossing van het verschil tussen de aankoopprijs van de AEX-Garantiecertificaten en de garantiewaarde, premies voor de Beste Start Garantie en rente over zowel de aankoopprijs van de AEX-Garantiecertificaten als de premie.
2.1.4. Artikel 2. van de overeenkomst luidt: “Gedurende de periode van zestig maanden vanaf de eerste dag van de maand waarin de Aankoopdag valt (…), zijn alle voor- en nadelen van de Certificaten voor rekening van de deelnemer, (…). De certificaten zijn eigendom van GroeiVermogen tot de deelnemer aan al zijn verplichtingen uit hoofde van de Overeenkomst heeft voldaan.”
2.1.5. Eiser sub 1 heeft gedurende de looptijd van de overeenkomst in ieder geval 59 maandtermijnen tijdig aan GroeiVermogen betaald. Aan het einde van de looptijd van de overeenkomst is geen restschuld voor eiser sub 1 ontstaan.
2.2. Eiser sub 1 en eiser sub 2 vorderen dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad,
inzake eiser sub 1
- GroeiVermogen veroordeelt tot betaling van € 2.722,80, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 3 mei 2005, althans de dag van dagvaarding, tot de voldoening;
- GroeiVermogen veroordeelt tot betaling van € 535,50 (inclusief BTW) ter zake van buitengerechtelijke kosten;
inzake eiser sub 2
- GroeiVermogen veroordeelt tot betaling van € 2.722,80, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf de dag van dagvaarding, tot de voldoening;
inzake eiser sub 1 en eiser sub 2
met veroordeling van GroeiVermogen in de proceskosten.
2.2.1. Het door eiser sub 1 en eiser sub 2 gevorderde bedrag van € 2.722,80 bestaat uit het volgens eiser sub 1 aan GroeiVermogen betaalde bedrag inzake de overeenkomst.
2.3. GroeiVermogen voert verweer tegen de vorderingen van eiser sub 1 en eiser sub 2 en concludeert tot afwijzing daarvan.
2.4. GroeiVermogen vordert in reconventie dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, eiser sub 1 veroordeelt tot betaling binnen twee dagen na het vonnis van € 45,37, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 29 mei 2005, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot de voldoening.
GroeiVermogen vordert in reconventie dat de kantonrechter bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, eiser sub 2 veroordeelt tot betaling binnen twee dagen na het vonnis van een bedrag gelijk aan het bedrag dat GroeiVermogen in geval van een veroordeling in conventie is verplicht te betalen aan eiser sub 1, te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf de dag van het vonnis, althans vanaf een in goede justitie te bepalen datum, tot de voldoening.
2.5. Eiser sub 1 en eiser sub 2 voeren verweer tegen de vorderingen van GroeiVermogen en concluderen tot afwijzing daarvan.
3. De beoordeling in conventie en in reconventie
3.1. Eiser sub 1 legt primair aan haar vordering ten grondslag dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met de Wet op het Consumentenkrediet (WCK).
GroeiVermogen betwist dat en voert - kort gezegd - aan dat de WCK niet op de overeenkomst van toepassing is.
3.2. Ten aanzien van de toepasselijkheid van de WCK overweegt de kantonrechter als volgt.
3.3. De in de overeenkomst opgenomen kredietsom blijft onder de in artikel 3 lid 1 WCK genoemde limiet.
3.4. In de WCK wordt onder krediettransactie verstaan iedere overeenkomst en ieder samenstel van overeenkomsten met de strekking dat:
- door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer een geldsom ter beschikking wordt gesteld en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (art. 1 aanhef en sub a onder 1 WCK),
- door of vanwege de kredietgever aan de kredietnemer het genot van een roerende zaak wordt verschaft of een bij algemene maatregel van bestuur aangewezen dienst wordt verleend en de kredietnemer aan de kredietgever een of meer betalingen doet (art. 1 aanhef en sub a onder 2 WCK).
Blijkens de Memorie van Toelichting staat in de wet centraal het begrip krediettransactie, dat beoogt alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten. Daarbij is uitgangspunt dat een feitelijke omschrijving wordt gegeven van de verschillende elementen waaruit een krediettransactie kan bestaan.
3.5. De onderhavige overeenkomst kenmerkt zich hierdoor dat GroeiVermogen als aanbieder van de certificaten aan eiser sub 1 ter financiering van die certificaten een bedrag ter beschikking heeft gesteld, waarover eiser sub 1 periodiek rente diende te betalen en welk bedrag eiser sub 1 aan het einde van de looptijd diende terug te betalen.
Voor de vraag of de WCK van toepassing is op een overeenkomst met deze kenmerken is allereerst van belang of de overeenkomst geacht moet worden een relevante vorm van consumentenkrediet te zijn, met andere woorden of het hier gaat om een transactie waarvoor de wet beoogt de consument bescherming te bieden.
De kantonrechter is van oordeel dat dat het geval is. Als gevolg van de marktstrategie van de aanbieders, waaronder GroeiVermogen, is de effectenleaseconstructie door (potentiële) afnemers in toenemende mate opgevat als een voor iedereen toegankelijke mogelijkheid om een graantje mee te pikken van de gunstige beursontwikkelingen.
Daarbij is door de aanbieders de nadruk gelegd op het reeds profiteren, met andere woorden consumeren, van het genot verbonden aan de aandelen die met geleend geld zijn, respectievelijk nog zullen worden, aangeschaft vóórdat, en in sommige gevallen zonder dat, de eigendom is overgedragen. Aldus is naar het oordeel van de kantonrechter naar de strekking sprake van een krediettransactie als waarop de wet ziet.
3.6. De kantonrechter stelt vast dat noch uit de bewoordingen van de wet, noch uit de parlementaire geschiedenis valt op te maken dat de wetgever effectenleaseconstructies als de onderhavige expliciet onder de werking van de wet heeft willen brengen.
Tegen deze achtergrond dient de vraag te worden beantwoord of GroeiVermogen thans nadeel dient te ondervinden van de vaststelling dat een overeenkomst als de onderhavige naar haar strekking valt onder de reikwijdte van de WCK, met andere woorden of de rechtszekerheid toelaat dat de beschermende werking van de wet zich, niettegenstaande voormelde vaststelling, uitstrekt tot de effectenleaseconstructie.
3.7. Met de effectenleaseconstructie heeft GroeiVermogen een complex financieel product aangeboden dat nieuwe mogelijkheden bood die tot dan toe niet waren voorzien. Zoals hiervoor is vastgesteld is dat product naar zijn aard een krediettransactie als bedoeld in de WCK. Concreet is nu de vraag of GroeiVermogen aan het feit dat noch sprake is van het daadwerkelijk ter beschikking stellen van een geldsom, noch van het verschaffen van roerende zaken, de zekerheid heeft mogen ontlenen dat de werking van de wet aan de effectenleaseconstructie voorbij zou gaan. Dat is niet het geval. Wie nieuwe (maatschappelijke, financiële, technologische of andere) ontwikkelingen introduceert heeft er rekening mee te houden dat het recht daarmee, zoveel als mogelijk, gelijke tred zal trachten te houden. De WCK biedt die mogelijkheid. Uit de wetsgeschiedenis blijkt niet dat het toepassingsbereik van de WCK op principiële gronden is beperkt tot roerende zaken.
Voorts beoogt de wet, zoals hiervoor is overwogen, alle relevante vormen van consumentenkrediet te omvatten, waarbij uitgangspunt is dat de wet een feitelijke omschrijving geeft van de verschillende elementen waaruit een krediettransactie kan bestaan, omdat bij een meer formeel-juridische benadering het gevaar bestaat van ontduiking van de wet via juridische constructies die de economische werkelijkheid maskeren.
De conclusie moet zijn dat de wet beoogt ook een niet eerder “bedachte” vorm van consumentenkrediet als effectenlease onder zijn toepassingsbereik te brengen, mits de betreffende transactie naar zijn strekking een krediettransactie is. Daarmee heeft GroeiVermogen, tegen de achtergrond van het innovatieve karakter van haar effectenleaseproduct, rekening behoren te houden.
3.8. Voorts overweegt de kantonrechter dat de overeenkomst niet voldoet aan de uitzonderingsbepaling van art. 4 lid 1 onder h WCK. Er is immers geen sprake van het verstrekken van zekerheid door middel van “belening” van effecten van eiser sub 1, reeds omdat volgens de voorwaarden de certificaten niet door GroeiVermogen in eigendom aan eiser sub 1 zijn of worden overgedragen.
3.9. Daar komt bij dat de effectenleaseconstructie naar het oordeel van de kantonrechter in elk geval valt onder de definitie van de kredietovereenkomst in Richtlijn 87/102/EEG, PB12.2.1987, L 42/48 zoals laatstelijk gewijzigd op 16 februari 1998. De kantonrechter acht bij de uitlegging van de WCK als hiervoor gegeven de verdragsrechtelijke opdracht om richtlijnconform te interpreteren niet doorslaggevend maar beschouwt die wel als een krachtig argument om de nationale wet in de richting van conformiteit te interpreteren.
Ook door die werking van de communautaire regelgeving behoeft GroeiVermogen niet verrast te zijn.
3.10. Volgens art. 9 WCK is het verboden zonder daartoe verleende vergunning krediet te verlenen.
3.11. GroeiVermogen heeft aangegeven dat zij ten tijde van het aangaan van de onderhavige overeenkomst niet over een vergunning als bedoeld in art. 9 WCK beschikte. Dit brengt ingevolge art. 3:40 lid 2 Burgerlijk Wetboek (BW) mee dat de overeenkomst nietig is wegens strijd met een dwingende wetsbepaling. De overeenkomst tussen partijen is nietig, en niet vernietigbaar, omdat artikel 9 WCK niet uitsluitend ziet op de bescherming van een van de partijen bij de overeenkomst. Uit de wetsgeschiedenis blijkt dat het vergunningenstelsel ook strekt ter bescherming van een algemeen belang en wel een goed functionerende markt voor consumentenkredieten. Nu de WCK wel mede beoogt consumenten te beschermen tegen onvoldoende informatie en ondeskundig optreden is er geen reden om te veronderstellen dat de uitzondering van artikel 3:40 lid 3 BW (de wetsbepaling heeft niet de strekking de geldigheid van de daarmee strijdige rechtshandelingen aan te tasten) van toepassing is.
3.12. Omdat de overeenkomst nietig blijkt te zijn heeft de rechtsgrond die ten grondslag lag aan de door partijen verrichte prestaties van meet af aan ontbroken. Hetgeen ter uitvoering van de overeenkomst over en weer is betaald dient daarom als onverschuldigd in beginsel te worden terugbetaald (art. 6:203 e.v. BW). Het uitgangspunt hierbij is dat beide partijen hersteld dienen te worden in de situatie waarin zij zich bevonden ten tijde van het sluiten van de overeenkomst. Dit uitgangspunt brengt mee dat de aangekochte certificaten voor rekening van GroeiVermogen blijven, nu de aankoopprijs van de aandelen gelijk is aan het ter beschikking gestelde geldbedrag, en dat GroeiVermogen de door eiser sub 1 betaalde rente, aflossing en premies (derhalve de betaalde maandbedragen) als onverschuldigd dient terug te betalen.
3.13. Met betrekking tot de gevolgen van de nietigheid overweegt de kantonrechter het volgende. Vast staat dat eiser sub 1 geld in aandelen heeft willen steken. Aangenomen moet worden dat eiser sub 1 bereid was het bedrag dat zij maandelijks heeft betaald te besteden aan een beleggingsproduct en dat zij zich ook ervan bewust moet zijn geweest dat zij door deze bestedingen aan een belegging koersrisico zou lopen. Uit het deelnameformulier, de overeenkomst op de achterzijde en de brochure blijkt voldoende duidelijk dat het om een belegging gaat en dat de inleg – in het slechtste geval – verloren kan gaan. De stelling van eiser sub 1 dat een inspecteur van Fortis heeft gegarandeerd dat ook de maandbedragen gegarandeerd zou worden terugbetaald is in het licht van hetgeen GroeiVermogen naar voren brengt onvoldoende onderbouwd.
Nu dat beleggingsrisico zich heeft gerealiseerd is het naar maatstaven van redelijkheid en billijkheid onaanvaardbaar dat de overeenkomst met terugwerkende kracht geheel ten nadele van GroeiVermogen teniet wordt gedaan. De waardedaling dient dan ook voor een deel voor rekening van eiser sub 1 te blijven, doch niet verder dan voor het deel waarvan aannemelijk is dat zij het risico heeft kunnen overzien, in deze gelijk te stellen aan de waardedaling van de AEX-Garantiecertificaten gedurende de looptijd van de overeenkomst. Dit brengt mee dat op het aan eiser sub 1 te restitueren bedrag (de betaalde maandbedragen) in mindering mag worden gebracht een bedrag dat overeenkomt met het percentage van dat bedrag waarmee de waarde van de AEX-Garantiecertificaten is gedaald in de periode van 1 april 2000, de aankoopdatum van de certificaten, tot 31 maart 2005, het tijdstip waarop de voor 60 maanden aangegane overeenkomst tot een einde kwam (vergelijk ook de uitspraak van de Commissie van Beroep DSI van 27 januari 2005 te vinden op www.dsi.nl).
3.14. Eiser sub 1 stelt alle termijnbedragen (totaal € 2.722,80) aan GroeiVermogen te hebben voldaan, terwijl GroeiVermogen betoogt dat een bedrag van € 45,37 ter zake van de termijnbedragen openstaat.
Eiser sub 1 heeft hiertegenover geen nadere feiten gesteld ter onderbouwing van haar stelling, terwijl dit gelet op de gemotiveerde betwisting van GroeiVermogen verwacht mag worden. Gelet hierop is een bedrag van € 2.722,80 - € 45,37 = € 2.677,43 in conventie aan eiser sub 1 toewijsbaar, met inachtneming van het hierboven onder 3.13 vermelde.
3.15. Eiser sub 1 heeft GroeiVermogen bij brief van 18 april 2005 gewezen op de nietigheid van de overeenkomst. Zij heeft Groeivermogen een termijn van veertien dagen gegund om aan haar ongedaanmakingsverplichting te voldoen, maar GroeiVermogen is hiertoe niet overgegaan. Derhalve was GroeiVermogen op 3 mei 2005 in verzuim. De gevorderde rente wordt vanaf die datum toegewezen.
3.16. Eiser sub 1 heeft een bedrag aan (bedongen) buitengerechtelijke kosten gevorderd, waarvan de verschuldigdheid door GroeiVermogen is betwist.
Eiser sub 1 heeft die kosten ook gespecificeerd, maar daaruit valt niet af te leiden dat de gestelde verrichtingen meer hebben omvat dan een enkele (eventueel herhaalde) aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
De daarop betrekking hebbende kosten moeten nu een geding is gevolgd, worden aangemerkt als betrekking hebbende op verrichtingen waarvoor in art. 237-240 Rv. bedoelde kosten een vergoeding plegen in te sluiten.
De kantonrechter zal de gevorderde buitengerechtelijke kosten daarom afwijzen.
3.17. Hetgeen partijen verder over en weer hebben gesteld kan niet tot een ander oordeel leiden en behoeft daarom geen bespreking meer.
3.18. Uit het voorgaande volgt dat de vordering van eiser sub 1 in conventie als na te melden toewijsbaar is.
3.19. De nietigheid van de overeenkomst brengt met zich mee dat de vordering in conventie van eiser sub 2, gebaseerd op vernietigbaarheid van de overeenkomst, en de vordering in reconventie van GroeiVermogen tot nakoming van de overeenkomt (het betalen van het openstaande maandbedrag) niet voor toewijzing in aanmerking komen.
3.20. GroeiVermogen vordert in reconventie voorts veroordeling van eiser sub 2 tot betaling van hetgeen waartoe GroeiVermogen in conventie is veroordeeld. Eiser sub 2 is als tussenpersoon aansprakelijk voor de schade die eventueel aan eiser sub 1 betaald dient te worden vanwege verkeerde of onvolledige informatie die hij aan haar heeft verstrekt. Hij is immers degene geweest die de Beursversneller aan haar heeft geadviseerd, aldus GroeiVermogen.
Eiser sub 2 voert gemotiveerd verweer.
De kantonrechter wijst de vordering af reeds omdat van een veroordeling tot het betalen van schadevergoeding aan eiser sub 1 door GroeiVermogen geen sprake is. De grondslag voor de betaling aan eiser sub 1 is de nietigheid van de overeenkomst.
3.21. Nu beide partijen deels in het ongelijk zijn gesteld ziet de kantonrechter aanleiding om de proceskosten in conventie te compenseren, aldus dat elke partij zijn eigen kosten draagt. In reconventie zal GroeiVermogen als de in het ongelijk gestelde partij in de kosten worden veroordeeld.
veroordeelt GroeiVermogen om aan eiser sub 1 tegen bewijs van kwijting te betalen een bedrag van € 2.677,43, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf dag van het uitspreken van dit vonnis tot de voldoening;
bepaalt dat GroeiVermogen op dit bedrag in mindering mag brengen een bedrag dat overeenkomt met het percentage van € 2.677,43 waarmee de waarde van de AEX-Garantiecertificaten zijn gedaald in de periode van 1 april 2000 tot 31 maart 2005;
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
wijst af het meer of anders gevorderde;
compenseert de proceskosten tussen partijen in dier voege dat iedere partij de eigen kosten draagt;
veroordeelt GroeiVermogen tot betaling van de proceskosten aan de zijde van eiser sub 1 en eiser sub 2, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op € 300,00 aan salaris gemachtigde.
Dit vonnis is gewezen door mr. C.L. Keijzer, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 29 maart 2006.