ECLI:NL:RBUTR:2006:AV7611

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
30 maart 2006
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
2
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak voor oplichting en veroordeling voor poging tot ontploffing en verduistering

In deze strafzaak heeft de Rechtbank Utrecht op 30 maart 2006 uitspraak gedaan in een meervoudige kamer. De verdachte werd vrijgesproken van de tenlastegelegde oplichting, omdat niet bewezen kon worden dat hij zich voordeed als een bonafide rijschoolhouder. De rechtbank oordeelde dat het feit dat de verdachte in gebreke bleef bij het leveren van overeengekomen diensten niet voldoende was om te concluderen dat hij een valse hoedanigheid had aangenomen volgens artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht.

Echter, de rechtbank vond de verdachte wel schuldig aan de poging tot opzettelijk een ontploffing teweegbrengen, waarbij gemeen gevaar voor goederen en levensgevaar voor anderen was te duchten. De verdachte had zijn woning voorbereid op een ontploffing door gaskranen open te draaien en brandbare stoffen te verspreiden, wat leidde tot ernstige gevoelens van onveiligheid bij omwonenden. Daarnaast werd de verdachte veroordeeld voor verduistering van een huurauto, die hij niet tijdig had geretourneerd.

De rechtbank hield rekening met de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, waaronder een uittreksel uit de justitiële documentatie en een voorlichtingsrapport van het Leger des Heils. De officier van justitie had een gevangenisstraf van 30 maanden geëist, waarvan 10 maanden voorwaardelijk. Uiteindelijk werd de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van 21 maanden, met een proeftijd van 2 jaar en bijzondere voorwaarden, waaronder reclasseringstoezicht. De rechtbank verklaarde de benadeelde partijen niet-ontvankelijk in hun vordering, aangezien de verdachte van het onder 2 tenlastegelegde werd vrijgesproken.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector strafrecht
Parketnummer:
Datum uitspraak: 30 maart 2006
Verkort vonnis van de meervoudige kamer voor strafzaken op tegenspraak
gewezen in de zaak tegen:
[verdachte]
Raadsvrouwe: mr. M. Veldman.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van
16 maart 2006.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Een kopie van die dagvaarding is als bijlage I aan dit vonnis gehecht.
De inhoud daarvan geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
Niet wettig en overtuigend is bewezen hetgeen aan verdachte onder 2 is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken, met name het oogmerk op het tenlastegelegde acht de rechtbank niet bewezen. Uit het proces-verbaal en het verhandelde ter terechtzitting is niet gebleken dat verdachte zich in strijd met de waarheid voordeed als een bonafide rijschoolhouder. Het feit dat hij in gebreke is gebleven de overeengekomen diensten te leveren, levert onder die omstandigheden niet op dat hij een valse hoedanigheid in de zin van artikel 326 van het Wetboek van Strafrecht heeft aangenomen.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage II van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet
hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1 tenlastegelegde:
Poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan gemeen gevaar voor goederen te duchten is,
en
Poging tot opzettelijk een ontploffing teweeg brengen, terwijl daarvan levensgevaar voor een ander te duchten is.
Ten aanzien van het onder 3 tenlastegelegde:
Verduistering.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft gepoogd zijn woning tot ontploffing te brengen door in deze woning een groot aantal gaskranen open te draaien en de woning voor de bedoelde ontploffing te prepareren door een groot aantal brandbare stoffen zoals spiritus en vuurwerk door de woning te verspreiden. Hierdoor is groot gevaar voor goederen en met name levensgevaar voor de bewoners van de belendende percelen ontstaan. De rechtsorde is door dit feit geschokt en er zijn ernstige gevoelens van onrust en van onveiligheid met name bij de omwonenden teweeggebracht.
Voorts heeft verdachte een huurauto niet tijdig bij de verhuurder geretourneerd.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d.
5 december 2005, waaruit blijkt dat de verdachte in dit register onbekend is;
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte van het Leger des Heils te Utrecht,
d.d. 13 maart 2006, opgemaakt door C.J. Rijkaard, reclasseringswerker;
- een brief d.d. 30 december 2005 van Drs. H.A. Gerritsen, psychiater, betreffende de weigering van verdachte een psychiatrisch onderzoek door deze deskundige te ondergaan.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 30 maanden, met aftrek van het voorarrest, waarvan 10 maanden voorwaardelijk, met als bijzondere voorwaarde reclasseringstoezicht.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur met bijzondere voorwaarde als na te melden passend en geboden.
In deze strafzaak heeft een groot aantal personen zich als benadeelde partij gesteld en bij deze rechtbank een vordering ingediend.
De rechtbank zal deze benadeelde partijen, met name genoemd in het dictum van dit vonnis, in hun vordering niet-ontvankelijk verklaren, nu verdachte van het hem onder 2. tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
Bij dit vonnis is als bijlage III een foto-copie gevoegd van de in deze strafzaak inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen.
Met betrekking tot de onder nummers 3, 4, 5, 6 en 7 op deze lijst vermelde goederen zal de rechtbank bepalen dat deze aan verdachte zullen worden teruggegeven.
Met betrekking tot de onder nummer 8 op deze lijst vermelde goederen zal de rechtbank bepalen dat zij zullen worden onttrokken aan het verkeer, nu het ongecontroleerde bezit van deze voorwerpen in strijd is met het algemeen belang.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 36b, 36c, 57, 157 en 321 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder 2 ten laste gelegde heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 3 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage II van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 3 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van
ÉÉN EN TWINTIG MAANDEN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot ZEVEN MAANDEN, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van TWEE jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft, te weten dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens het Leger des Heils te Utrecht te geven aanwijzingen, ook als zulks inhoudt dat veroordeelde een behandeling bij de Waag te Utrecht zal ondergaan, van welke behandeling de duur die van de proeftijd niet mag overtreffen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, met opdracht aan voornoemde reclasseringsinstelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast de teruggave van de inbeslaggenomen goederen, onder de nummers 3, 4, 5, 6 en 7 vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, bijlage III.
Gelast de onttrekking aan het verkeer van de voorwerpen, onder het nummer 8 vermeld op de aan dit vonnis gehechte lijst van inbeslaggenomen voorwerpen, bijlage III.
Verklaart de na te noemen benadeelde partijen:
(…) niet-ontvankelijk in hun vordering.
Dit vonnis is gewezen door mrs. Ch. Van Linschoten, A. Muller en A.J.P. Schotman, bijgestaan door F.P.L. van der Lee, als griffier, en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 30 maart 2006.
Mr. Muller voornoemd is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen