ECLI:NL:RBUTR:2005:BO4423

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
16 februari 2005
Publicatiedatum
5 april 2013
Zaaknummer
175378 HAZA 04-641
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot schadevergoeding en aandelenoverdracht in faillissement van Magma Group B.V.

In deze zaak heeft eiser, [eiser], een vordering ingesteld tegen de gedaagden, de commanditaire vennootschap Hollandse Bezit Maatschappij VI C.V. en de besloten vennootschap Hollandse Bezit Maatschappij II B.V., in verband met de niet-nakoming van een verplichting tot de overdracht van aandelen in de failliete Magma Group B.V. Eiser was in dienst van Magma en had een aandeel van 6% in het bedrijf. Na de opzegging van zijn arbeidsovereenkomst door Magma op 1 december 2003, heeft eiser geprobeerd zijn aandelen te verkopen, maar het aanbod tot overname werd ingetrokken. De rechtbank heeft eerder de Magma Group B.V. in staat van faillissement verklaard, waardoor de procedure tegen deze vennootschap is geschorst.

Eiser vordert onder andere schadevergoeding en medewerking aan de overname van zijn aandelen. Gedaagden hebben de vorderingen gemotiveerd betwist en geconcludeerd dat eiser niet ontvankelijk moet worden verklaard. De rechtbank heeft besloten dat er behoefte is aan nadere toelichting van de stellingen van partijen en heeft een comparitie van partijen gelast. De zitting is gepland op 24 maart 2005, waarbij partijen in persoon of rechtsgeldig vertegenwoordigd moeten verschijnen. De rechtbank heeft benadrukt dat niet verschijnen kan leiden tot nadelige gevolgtrekkingen.

De rechtbank heeft de verdere beslissing aangehouden en zal de zaak opnieuw beoordelen na de comparitie.

Uitspraak

VONNIS
van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken,
in de zaak van:
[eiser],
wonende te [woonplaats],
gemeente [gemeente],
e i s e r,
hierna te noemen: [eiser],
procureur: mr. E.L. Pasma,
- t e g e n -
1. de commanditaire vennootschap
HOLLANDSCHE BEZIT MAATSCHAPPIJ VI C.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Oosterbeek, gemeente Renkum,
2. de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
HOLLANDSCHE BEZIT MAATSCHAPPIJ II B.V.,
beherend vennoot van gedaagde sub 2,
gevestigd en kantoorhoudende te Oosterbeek,
gemeente Renkum,
g e d a a g d e n,
hierna te noemen: HBM IV respectievelijk HBM II,
procureur: mr. B.F. Keulen.
1. Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- dagvaarding van 11 maart 2004 en 12 maart 2004 met producties;
- conclusie van antwoord in conventie en eis in reconventie;
- akte tot rectificatie tevens tot overlegging producties en tot vermeerdering van eis in reconventie;
- ambtshalve gewezen tussenvonnis van 9 juni 2004 waarbij een comparitie van partijen is bepaald;
- conclusie van antwoord in reconventie tevens akte houdende producties;
- akte uitlating producties van de zijde van gedaagden in conventie;
- de brieven van de zijde gedaagden in conventie van 23 september 2004, 14 oktober 2004, 9 december 2004 en 27 december 2004;
- de brieven van de zijde van [eiser] van 24 september 2004, 9 december 2004.
Vervolgens is vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1.
Aanvankelijk heeft [eiser] tevens als gedaagde gedagvaard de Magma Group B.V. Bij beslissing van deze rechtbank van 27 oktober 2004 is de Magma Group B.V., hierna te noemen: Magma, in staat van faillissement verklaard. Ten aanzien van Magma is de procedure in conventie en in reconventie geschorst en verwezen naar de parkeerrol.
2.2.
[eiser] is met ingang van 1 februari 2000 in dienst getreden van Magma en benoemd tot bestuurder van Magma. Tegen 1 december 2003 heeft Magma de arbeidsovereenkomst opgezegd.
2.3.
HBM VI is voor 88% houdster van de aandelen in Magma. HBM II is de enig beherend vennoot van HBM VI.
2.4.
[eiser] heeft na zijn proeftijd 3% van de aandelen in Magma verworven en nadien een additionele 3% zodat hij houder is van 6% van de aandelen in Magma. Voorts is aan [eiser] bij brief van 8 februari 2002 en van 19 november 2002 het voorstel gedaan tot de overname van nog 4% van de aandelen in Magma. Bij brief van 15 april 2003 is dit aanbod ingetrokken.
3. De vordering en het verweer
3.1.
[eiser] vordert bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, gedaagden:
1. ieder hoofdelijk te veroordelen tot vergoeding van de schade welke [eiser] heeft geleden als gevolg van de niet nakoming van de op hen rustende verplichting aan [eiser] 4% van de aandelen in Magma over te dragen, dan wel op grond van onzorgvuldig handelen van gedaagden jegens [eiser];
2. te gelasten mede te werken aan de overname van de door [eiser] gehouden aandelen tegen een in goede justitie te bepalen prijs op straffe van verbeurte van een dwangsom van € 20.000,-- per dag;
3. ieder hoofdelijk te veroordelen tot betaling van € 6.527,75 aan buitengerechtelijke kosten;
4. ieder hoofdelijk te veroordelen in de kosten van deze procedure, daaronder tevens te verstaan de kosten van deskundigen ingevolge artikel 3:343 BW.
3.2.
Gedaagden hebben de vorderingen gemotiveerd betwist en geconcludeerd dat [eiser] in zijn vorderingen niet ontvankelijk dient te worden verklaard, althans de vorderingen dienen te worden afgewezen, en in de kosten van dit geding wordt veroordeeld.
4. De beoordeling
4.1.
De procedure tegen Magma is geschorst en verwezen naar de parkeerrol. De rechtbank zal derhalve hieronder uitsluitend ingaan op de vorderingen die [eiser] jegens HBM IV en HBM II, heeft ingesteld.
4.2.
Gedaagden hebben aangevoerd dat de vordering van [eiser] jegens hen thans enkel nog betrekking heeft op de door hem gestelde verplichting tot vergoeding van de door [eiser] geleden schade in verband met de niet nakoming van de volgens [eiser] op onder meer gedaagden rustende verplichting om 4% van de aandelen in Magma aan [eiser] over de dragen en de overname van de aandelen van [eiser] in Magma. Gelet op het faillissement van Magma en nu de aandelen geen financiële waarde meer vertegenwoordigen is het belang van [eiser] om voort te procederen weggevallen, aldus gedaagden. Vervolgens hebben zij verzocht een comparitie van partijen te gelasten.
4.3.
[eiser] heeft op de onder 4.2. genoemde stellingen van gedaagden nog niet gereageerd.
4.4.
De rechtbank acht zich in dit stadium van het geding onvoldoende ingelicht over de vraag over welke geschilpunten tussen de partijen in deze procedure resteren en hoe zij de procedure op deze punten wensen voort te zetten. Voorts heeft de rechtbank behoefte aan nadere toelichting van de stellingen van partijen op deze punten. Zij zal een persoonlijke verschijning van partijen gelasten om hierover nadere inlichtingen in te winnen alsmede om te onderzoeken of de zaak vatbaar is voor een minnelijke regeling.
4.5.
Elk van partijen wordt verzocht uiterlijk twee weken voor de zittingsdatum aan de rechter (via de secretaresse van de rechters, mevrouw H. Alberts, kamer A2-16 in het gebouw van de rechtbank aan de Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht) en aan de wederpartij toe te zenden (kopieën van) de bescheiden (voor zover nog niet in het geding gebracht) waarop zij ter comparitie een beroep wenst te doen.
4.6.
De rechtbank wijst erop dat uit een niet verschijnen van een partij ter comparitie de gevolgtrekkingen – ook in het nadeel van die partij – kan maken die zij geraden zal achten.
5. De beslissing.
De rechtbank:
5.1.
Partijen moeten in persoon ([eiser]), dan wel rechtsgeldig vertegenwoordigd (HBM VI en HBM II) en vergezeld van hun raadslieden verschijnen op een zitting van mr. J.P. Killian voor het geven van inlichtingen en het beproeven van een minnelijke regeling.
5.2.
Deze zitting zal worden gehouden op donderdag 24 maart 2005 te 13.30 uur in het gebouw van de rechtbank, Vrouwe Justitiaplein 1 te Utrecht. Voor de zitting is anderhalf uur uitgetrokken.
5.3.
Als een van partijen op dit bepaalde tijdstip niet kan verschijnen, moet zij binnen twee weken na de datum van dit vonnis schriftelijk en gemotiveerd aan de secretaresse (mevrouw H. Albers, kamer A2-16 in bovengenoemd gebouw) van mr. J.P. Killian om een nadere dagbepaling vragen, zulks onder opgave van verhinderdata van beide partijen. Uitstel zal slechts worden verleend overeenkomstig artikel 9.3 en artikel 9.4 van het rolreglement.
5.4.
Iedere verdere beslissing wordt aangehouden.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.P. Killian en uitgesproken ter openbare terechtzitting van woensdag 16 februari 2005.