ECLI:NL:RBUTR:2005:AU9014

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 december 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
189436/ HA ZA 05-151
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Merkinbreukzaak tussen C&A en Kruidvat betreffende het merk 'Babyclub'

In deze merkinbreukzaak vorderde C&A, vertegenwoordigd door procureur mr. B.F. Keulen, dat de rechtbank Kruidvat zou verbieden het teken 'Kruidvat Babyclub' te gebruiken, omdat dit inbreuk zou maken op hun merk 'Babyclub'. C&A stelde dat Kruidvat met dit teken identieke babykleding verkocht, wat in strijd is met de Benelux-Merkenwet (BMW). Kruidvat, vertegenwoordigd door procureur mr. I.M. Jebbink, voerde aan dat het merk 'Babyclub' van C&A geen merkrechtelijke bescherming verdient omdat het beschrijvend zou zijn. De rechtbank oordeelde dat het merk 'Babyclub' voldoende onderscheidend vermogen heeft en dat Kruidvat door het gebruik van het teken 'Kruidvat Babyclub' inbreuk maakt op de merkrechten van C&A. De rechtbank wees de vorderingen van C&A toe, waaronder een gebruiksverbod en een vordering tot afgifte van producten voorzien van het teken 'Babyclub'. Daarnaast werd Kruidvat veroordeeld tot het afdragen van genoten winst en het vergoeden van proceskosten. In reconventie verklaarde de rechtbank het merk van A.S. Watson (Health & Beauty Continental Europe) B.V. nietig, omdat het niet meer gebruikt werd. De rechtbank compenseerde de proceskosten tussen partijen.

Uitspraak

VONNIS
van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in de zaak van
1.de commanditaire vennootschap
C&A NEDERLAND,
gevestigd te Amsterdam,
2.de vennootschap naar buitenlands recht
ALDEMAR AG,
zonder bekend kantoor- of vestigingsadres in Nederland, daarbuiten echter gevestigd, althans kantoorhoudend te Zug, Zwitserland,
eiseressen in conventie,
verweersters in reconventie,
procureur mr. B.F. Keulen,
tegen
1.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
KRUIDVAT RETAIL B.V.,
gevestigd te Renswoude,
2.de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid
A.S. WATSON (Health & Beauty Continental Europe) B.V.,
gevestigd te Renswoude,
gedaagden in conventie,
eiseressen in reconventie,
procureur mr. I.M. Jebbink.
Partijen zullen hierna ook C&A en Kruidvat genoemd worden.
1. De procedure
1.1 Het verloop van de procedure blijkt uit:
- de dagvaarding met producties;
- de akte opgave getuigen van de zijde van C&A;
- de conclusie van antwoord in conventie en van eis in reconventie;
- de conclusie van repliek in conventie en van antwoord in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in conventie en van repliek in reconventie, met producties;
- de conclusie van dupliek in reconventie, met een productie.
1.2 Ten slotte is vonnis bepaald.
2. De feiten
2.1 C&A exploiteert detailhandels in kleding, onder meer in de Benelux. In haar winkels biedt zij verschillende deelassortimenten aan die zijn voorzien van verschillende merken.
2.2 C&A heeft in 1983 “Babyclub” gedeponeerd als merk in de Benelux voor, onder andere, kleding (waren in klasse 25). Het merk is ingeschreven onder nummer 0392180. Daarnaast heeft C&A in 1984 een beeldmerk gedeponeerd in de Benelux onder nummer 402301, waarvan het woordelement “Babyclub” en een veiligheidsspeld onderdeel uitmaakt. C&A gebruikt het merk “Babyclub” sindsdien voor haar kledingcollectie voor kinderen in de leeftijd tot 2 jaar.
2.3 Kruidvat exploiteert een keten van winkels die naast producten op het gebied van de persoonlijke verzorging een breed assortiment van andere producten verkopen, waaronder ook babykleding.
2.4 Sinds oktober 2003 verkocht Kruidvat babykleding die is voorzien van het teken “Kruidvat Babyclub”. Kruidvat heeft dit teken op 31 juli 2000 gedeponeerd als merk in de Benelux onder nummer 678511.
2.5 De voorzieningenrechter van deze rechtbank heeft bij vonnis van 8 juli 2004 op vordering van C&A Kruidvat onder meer geboden ieder gebruik van het teken “Babyclub” alsmede ieder gebruik van daarmee overeenstemmende tekens voor kleding en daaraan soortgelijke waren te staken en gestaakt te houden.
3. Het geschil
in conventie
3.1 C&A vordert dat de rechtbank, voor zover mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. Kruidvat ieder gebruik zal verbieden van met de merken van C&A overeenstemmende tekens voor kleding alsmede alle daaraan soortgelijke waren, meer in het bijzonder Kruidvat ieder gebruik zal verbieden, waaronder verkoop, tot verkoop aanbieding, productie en het in voorraad houden voor een van deze doeleinden, van producten die zijn voorzien van het teken “Babyclub”, een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 10.000,-- per overtreding, alsmede per dag waarop een overtreding voortduurt, dan wel – ter keuze van C&A – per product waarmee een overtreding wordt begaan;
2. Kruidvat zal bevelen om aan C&A, binnen 14 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis, op een nader door C&A daartoe aan te wijzen adres, af te geven de totale hoeveelheid bij hen in voorraad zijnde producten voorzien van het teken “Babyclub”, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 10.000,-- per dag waarop Kruidvat geheel of gedeeltelijk in gebreke blijft om aan dit bevel te voldoen;
3. Kruidvat te veroordelen om binnen 14 dagen na betekening van het te dezen te wijzen vonnis aan C&A het bedrag van EUR 42.942,-- aan genoten winst af te dragen;
4. Kruidvat te veroordelen tot vergoeding aan C&A van de door hen gemaakte buitengerechtelijke kosten en de geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag vanaf de dag waarop de schade een aanvang nam, althans vanaf de dag der dagvaarding, tot die der algehele voldoening;
5. Nietig zal verklaren de merkinschrijving op naam van A.S. Watson (Health & Beauty Continental Europe) B.V. met nummer 678511 en de doorhaling zal uitspreken van deze inschrijving;
6. Kruidvat zal veroordelen in de kosten van deze procedure.
3.2 Kruidvat c.s. voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
in reconventie
3.3 Kruidvat vordert dat de rechtbank, voor zoveel mogelijk uitvoerbaar bij voorraad:
1. het woordmerk “Babyclub” van C&A (Benelux inschrijvingsnummer 392180 van 11 augustus 1983) met onmiddellijke ingang nietig te verklaren en de doorhaling van dit merk zal bevelen;
2. het beeldmerk “Babyclub” & veiligheidsspeld van C&A (Benelux inschrijvingsnummer 402301 van 17 juli 1984) met onmiddellijke ingang vervallen te verklaren wegens niet-normaal gebruik en de doorhaling van dit merk zal bevelen;
3. C&A zal veroordelen om, uiterlijk binnen twee weken na het in deze te wijzen vonnis, aan Kruidvat te vergoeden de door haar geleden schade, bestaande uit de door Kruidvat gemaakte kosten voor het laten verwijderen van de labels van de Kruidvat Babyclub producten, begroot op totaal EUR 13.067,16;
4. C&A zal veroordelen om aan Kruidvat te vergoeden de overige door Kruidvat geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet;
5. C&A zal veroordelen in de kosten van het geding in reconventie.
3.4 C&A voert verweer. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voor zover van belang, nader ingegaan.
4. De beoordeling
in conventie
4.1 Met de onderhavige vorderingen komt C&A op tegen het gebruik door Kruidvat van het teken “Kruidvat Babyclub”, waarmee Kruidvat, naar C&A stelt, inbreuk maakt op de exclusieve merkrechten van C&A ten aanzien van het woordmerk “Babyclub”. Zij baseert – samengevat – haar vorderingen primair op de stelling dat Kruidvat een identiek teken gebruikt aan het merk van C&A voor identieke waren, waartegen zij zich kan verzetten op grond van artikel 13A, eerste lid en onder a, van de Benelux-Merkenwet (BMW). Subsidiair stelt C&A zich op het standpunt dat zij zich tegen het gebruik van het teken van Kruidvat kan verzetten op grond van artikel 13A, eerste lid en onder b, BMW omdat het teken van Kruidvat een met haar merk overeenstemmend teken is als in deze bepaling bedoeld, terwijl daardoor verwarringsgevaar bij het in aanmerking komende publiek is te duchten. Meer subsidiair beroept C&A zich op artikel 13A, eerste lid en onder c, BMW, stellende dat haar merk een bekend merk is als in die bepaling bedoeld en dat door gebruik van het teken van Kruidvat ongerechtvaardigd voordeel wordt getrokken uit de reputatie van het merk van C&A, althans dat aan die reputatie op ongerechtvaardigde wijze afbreuk wordt gedaan, althans dat het onderscheidend vermogen van het merk van C&A wordt aangetast.
4.2 Kruidvat heeft ter afwering van de vorderingen een aantal verweren gevoerd, strekkende primair tot betwisting van de geldigheid van het merk van C&A en subsidiair van de gestelde inbreuk daarop, te weten, samengevat:
- het woordmerk “Babyclub” van C&A is geen geldig merk, want het is louter beschrijvend van aard, heeft daarom van huis uit geen onderscheidend vermogen en geniet dus geen merkrechtelijke bescherming;
- het merk heeft, anders dan C&A stelt, geen onderscheidend vermogen door inburgering verkregen;
- er is geen sprake van gebruik van een aan het merk van C&A identiek teken in de zin van artikel 13A, eerste lid en onder a, BMW;
- er is evenmin sprake van een verwarringwekkende overeenstemming tussen het woordmerk van C&A en het teken van Kruidvat, omdat er noch sprake is van overeenstemming, noch van verwarringsgevaar als bedoeld in artikel 13A, eerste lid en onder b, BMW;
- het woordmerk van C&A is geen bekend merk als bedoeld in artikel 13A, eerste lid en onder c, BMW;
Daarnaast heeft Kruidvat verweer gevoerd tegen de vordering ten aanzien van het gebruiksverbod, de vordering tot afgifte, de gevorderde winstafdracht en de schadevordering.
Geldigheid van het woordmerk “Babyclub” van C&A
4.3 De rechtbank staat allereerst voor de beoordeling van het meest verstrekkende verweer van Kruidvat, dat het woordmerk “Babyclub” van C&A geen merkrechtelijke bescherming verdient omdat het louter beschrijvend van aard is. Kruidvat heeft ter onderbouwing van dit verweer betoogd dat de woordcombinatie “baby” en “club” geen andere conclusie toelaat dan dat zij in haar totaliteit kenmerkend, en dus beschrijvend is voor babykleding, als bedoeld in artikel 6bis, eerste lid en onder c (alsmede artikel 14A, eerste lid en onder c) BMW. Kruidvat stelt dat het woord “club” veelvuldig wordt gebruikt in verband met kleding en dat het weinig tot niets toevoegt aan het uitsluitend beschrijvende bestanddeel “baby”, waaruit niets anders volgt dan dat het product voor baby’s is bestemd. De term “Babyclub” valt aldus, volgens Kruidvat, precies samen met de bestemming van de waar. Zij wijst op diverse jurisprudentie met betrekking tot de vraag in hoeverre beschrijvende tekens voor merkbescherming in aanmerking komen, en doet in dat verband in het bijzonder een beroep op de uitspraak van HvJ 23 oktober 2003, IER 2004, p.51 Doublemint, waaruit volgt dat het algemeen belang met zich brengt dat een beschrijvende aanduiding als merk moet worden geweigerd indien het in minstens één van de potentiële betekenissen een kenmerk van de betrokken waren aanduidt. Kruidvat wijst daarbij ook op HvJ 12 februari 2004, IER 2004, p.129 Postkantoor. Uit deze uitspraak volgt voorts dat wanneer een merk bestaat uit een samengesteld woord waarvan beide bestanddelen beschrijvend zijn voor de betreffende waren of diensten, ook het samengestelde woord in zijn geheel beschrijvend is, tenzij de woordcombinatie een indruk wekt die ver genoeg verwijderd is van de indruk die uitgaat van de eenvoudige aaneenvoeging van de beschrijvende bestanddelen. Kruidvat stelt dat genoemde uitspraken de juistheid van haar stellingen ondersteunen.
4.4 De rechtbank verwerpt dit verweer van Kruidvat. Naar het oordeel van de rechtbank kan niet worden volgehouden dat het woord “Babyclub” beschrijvend is voor babykleding. Aan Kruidvat kan worden toegegeven dat het bestanddeel “baby” beschrijvend is, waaruit eenvoudig kan worden afgeleid dat het een product of dienst betreft dat direct of indirect voor baby’s is bestemd. Soorten babyproducten zijn er echter zeer veel. Het voert te ver te stellen dat uit de toevoeging van het bestanddeel “club” volgt dat het samengestelde woord “Babyclub” in zijn geheel beschouwd dus beschrijvend is voor babykleding of – algemener, naar Kruidvat ook lijkt te willen betogen – babyproducten, in die zin dat het als een soortaanduiding kan dienen of de bestemming van de aldus gemerkte waren aangeeft. Het woord “club” is immers in zijn algemeenheid niet beschrijvend of kenmerkend voor babyproducten en evenmin voor kleding. Dat het woord “club” veelvuldig wordt gebruikt in verband met kleding, zoals Kruidvat stelt, maakt dat niet anders. Zulks betekent niet zonder meer dat het woord “club” op zich zelf beschouwd, dan wel als bestanddeel in een willekeurige, en dus ook in de onderhavige, woordcombinatie door het relevante publiek primair met kleding zal worden geïdentificeerd. Gelet op de gangbare betekenissen van “club” in het normale spraakgebruik acht de rechtbank dat, zonder nader stellingen, die ontbreken, ook niet aannemelijk. Omdat “club” niet beschrijvend is voor kleding, is de loutere optelsom van de bestanddelen “baby” en “club” dat niet voor babykleding. Het beroep van Kruidvat op HvJ 12 februari 2004, IER 2004, p. 129 Postkantoor faalt om die reden. Ook het beroep op HvJ 23 oktober 2003, IER 2004, p.51 Doublemint kan Kruidvat niet baten. De rechtbank vermag, mede in het licht van het voorgaande, niet in te zien op grond waarvan zou moeten worden aangenomen dat de woordcombinatie “Babyclub” in zijn geheel beschouwd mogelijkerwijs wel zou kúnnen gaan dienen ter aanduiding van de kenmerken van babykleding, of, anders gezegd, dat het woord “Babyclub” in minstens één van de potentiële betekenissen een kenmerk van babykleding inhoudt. Kruidvat heeft dit wel gesteld, maar zij heeft niet onderbouwd waarom het woord “Babyclub” (in de toekomst) in één van zijn betekenissen wél een kenmerk van babykleding zou kunnen gaan aanduiden, waar het dat thans niet doet. De rechtbank ziet voor de juistheid van die stelling geen aanknopingspunten. Dit te minder nu – naar C&A naar het oordeel van de rechtbank terecht heeft gesteld – daarbij tevens een rol dient te spelen in hoeverre een dergelijk gebruik van het woord “babyclub” in de toekomst redelijkerwijs valt te verwachten, althans niet valt uit te sluiten. De enkele theoretische mogelijkheid van een dergelijk gebruik in de toekomst, zo daar al in het onderhavige geval al sprake van is, rechtvaardigt niet de conclusie dat het woord “babyclub” om die reden uitsluitend beschrijvend van aard is en om die reden onderscheidend vermogen ontbeert.
4.5 Conclusie van het voorgaande is dat het merk “Babyclub” van C&A niet als uitsluitend beschrijvend heeft te gelden als bedoeld in de artikelen 6bis, eerste lid en onder c, BMW, respectievelijk artikel 14A, eerste lid en onder c, BMW en aldus van huis uit voldoende onderscheidend vermogen bezit om de door C&A ingeroepen merkrechtelijke bescherming te genieten.
4.6 De door Kruidvat subsidiair opgeworpen vraag of het merk “Babyclub” van C&A onderscheidend vermogen heeft verkregen door inburgering kan aldus onbesproken blijven.
Inbreuk op het woordmerk “Babyclub” van C&A
4.7 C&A heeft primair een beroep gedaan op artikel 13A, eerste lid en onder a, BMW. Krachtens deze bepaling heeft de houder van een ingeschreven merk een uitsluitend recht, op grond waarvan de merkhouder iedere derde die daartoe niet zijn toestemming heeft verkregen het gebruik van een teken kan verbieden wanneer dat teken gelijk is aan het merk en in het economisch verkeer wordt gebruikt voor dezelfde waren als die waarvoor het merk is ingeschreven.
Vast staat dat Kruidvat haar teken “Kruidvat Babyclub” in het economisch verkeer gebruikt voor dezelfde waren als C&A, te weten babykleding. De vraag die aldus voorligt is of het door Kruidvat gehanteerde teken identiek is aan het in geding zijnde merk van C&A als in deze bepaling bedoeld. De rechtbank is van oordeel dat deze vraag bevestigend moet worden beantwoord. Daartoe dient het navolgende.
4.8 Omdat C&A de bescherming van haar woordmerk “Babyclub” inroept, is het feit dat Kruidvat dit woord gebruikt door middel van een speciaal lettertype en in een eigen kleurstelling in het kader van de aan de orde zijnde vraag niet van doorslaggevend belang. Het draait naar het oordeel van de rechtbank om de vraag of toevoeging van het woord “Kruidvat” aan het bestanddeel “Babyclub”, dat volledig gelijk is aan het woordmerk van C&A, van dien aard is dat niettemin niet van een identiek merk of teken kan worden gesproken.
4.9 Uitgangspunt is dat het criterium van gelijkheid tussen teken en merk strikt moet worden uitgelegd en dat de absolute bescherming die de hier aan de orde zijnde bepaling verleent niet moet worden uitgebreid tot situaties waarvoor zij niet is bedoeld, in het bijzonder niet tot situaties waarin een specifieke bescherming geldt op grond van verwarringwekkende overeenstemming tussen merk en teken als bedoeld in artikel 13A, eerste lid en onder b, BMW. Een teken is gelijk aan een merk wanneer het zonder wijziging of toevoeging alle bestanddelen van het merk afbeeldt, of wanneer het in zijn geheel beschouwd verschillen vertoont die dermate onbeduidend zijn dat zij aan de aandacht van de gemiddelde consument kunnen ontsnappen (HvJ 20 maart 2003, IER 2003, p. 239, Arthur & Felicie). Immers, aangezien de waarneming van gelijkheid tussen een teken en een merk niet berust op een rechtstreekse vergelijking van alle kenmerken van de vergeleken bestanddelen, kunnen onbeduidende verschillen tussen een teken en een merk aan de aandacht van de gemiddelde consument ontsnappen.
4.10 Het bestanddeel “Kruidvat” van het teken “Kruidvat Babyclub” is in alle opzichten gelijk aan het door Kruidvat gehanteerde beeldmerk/logo, dat op en in al haar winkels, alsmede op de door Kruidvat onder haar eigen merk verkochte producten, prominent figureert. Kruidvat manifesteert haar winkels en deels ook de aldaar onder eigen merk aangeboden producten aan de consument aldus nadrukkelijk met haar “Kruidvat”-logo. De rechtbank acht het aannemelijk dat de gemiddelde consument het bestanddeel “Kruidvat” in het teken “Kruidvat Babyclub” op de wijze zoals het door Kruidvat wordt gebruikt en dat bovendien – naar C&A onweersproken heeft gesteld – is aangebracht op waren die alleen in de winkels van Kruidvat zelf worden verkocht, slechts zal beschouwen als een verwijzing naar de naam van de winkel die het product met de kennelijke merknaam “Babyclub” aanbiedt en aldus de indruk zal krijgen dat het logo van Kruidvat en de aldus ervaren merknaam “Babyclub” twee naast elkaar bestaande elementen zijn. De toevoeging van het bestanddeel “Kruidvat”, opgemaakt in de huisstijl van Kruidvat, zal in de omgeving van een Kruidvat winkel in het algemeen dus niet de aandacht vangen. Dit gegeven, gecombineerd met het feit dat het enige andere bestanddeel van het teken “Kruidvat Babyclub” bestaat uit een aan het woordmerk van C&A identiek woord, maakt dat moet worden geoordeeld dat het verschil tussen het teken van Kruidvat en het merk van C&A dermate onbeduidend is dat dit aan de aandacht van de gemiddelde consument zou kunnen ontsnappen. Aldus is de conclusie dat het teken van Kruidvat gelijk is aan het woordmerk “Babyclub” van C&A als bedoeld in artikel 13A, eerste lid en onder a, BMW, op grond waarvan C&A aan Kruidvat het gebruik van het teken “Kruidvat Babyclub” kan verbieden.
4.11 Bovendien zij opgemerkt dat ook indien zou moeten worden geoordeeld dat géén sprake is van inbreuk door Kruidvat op het merkrecht van C&A op grond van artikel 13A, eerste lid en onder a, BMW, C&A tegen een dergelijke inbreuk in ieder geval de bescherming kan inroepen op grond van artikel 13A, eerst lid en onder b, BMW. Het betoog van Kruidvat dat met “Kruidvat Babyclub” geen sprake is van een met het woordmerk “Babyclub” van C&A overeenstemmend teken kan reeds daarom niet worden gevolgd, nu in het teken van Kruidvat het woordmerk van C&A in het geheel is geïncorporeerd zodat de semantische, visuele en auditieve overeenstemming gegeven is, bovendien voor dezelfde producten als waarvoor het woordmerk van C&A is gedeponeerd. Kruidvat heeft in dit verband ten onrechte betoogd dat een vergelijking moet worden gemaakt tussen het merk van C&A zoals dat wordt gebruikt, dus met de toevoeging with care from C&A, met het teken van Kruidvat zoals feitelijk gebruikt. Uitgangspunt bij die vergelijking is het merk van C&A zoals dat is geregistreerd. Aan de stellingen van Kruidvat die zij inneemt ter argumentatie van haar standpunt dat geen sprake is van verwarringwekkende overeenstemming en die teruggrijpen op haar – reeds verworpen – betoog dat het bestanddeel “babyclub” beschrijvend van aard is, wordt voorbijgegaan. De aard en de mate van overeenstemming (in semantisch, visueel en auditief opzicht) tussen het merk van C&A en het teken van Kruidvat maken reeds dat van verwarringsgevaar sprake is, in die zin dat het publiek ten onrechte een verband zou kunnen leggen tussen de beide ondernemingen, de herkomst van de bij Kruidvat verkochte babykleding, die het teken “Kruidvat Babyclub” draagt, ten onrechte aan C&A zou kunnen toeschrijven, dan wel te dien aanzien ten onrechte een vorm van commerciële verbondenheid tussen Kruidvat en C&A zou kunnen veronderstellen. Dit geldt temeer wanneer daarbij wordt betrokken hetgeen in rechtsoverweging 4.10. is overwogen ten aanzien van de perceptie bij de gemiddelde consument van het bestanddeel “Kruidvat”. De stelling van Kruidvat dat het woordmerk van C&A slechts een zwak onderscheidend vermogen heeft, legt – wat daar verder ook van zij – in het licht van het voorgaande onvoldoende gewicht in de schaal. Dat Kruidvat en C&A zich niet op dezelfde consument richten en de consument deze winkels dus met verschillende doelen bezoekt kan Kruidvat evenmin baten. Wat daar ook van zij, vast staat dat Kruidvat naast haar primaire assortiment aan drogisterij artikelen een brede variëteit aan andersoortige waren aanbiedt. Voor wat betreft de in haar winkels aangeboden babykleding heeft zij het oog op dezelfde afzetmarkt, en, gelet op het marktsegment waarbinnen beide ondernemingen opereren, op (in elk geval deels) hetzelfde relevante deel van het publiek als C&A voor wat betreft die waren waarvoor C&A de bescherming van haar woordmerk inroept, namelijk babykleding. Bij dit deel van het publiek moet gevaar voor verwarring als hiervoor bedoeld wel degelijk aanwezig worden geacht.
4.12 Slotsom van het voorgaande is dat Kruidvat door het gebruik van “Kruidvat Babyclub” inbreuk maakt op het woordmerk “Babyclub” van C&A. De rechtbank zal hieronder de hierop gebaseerde verschillende vorderingen van C&A afzonderlijk bespreken.
De vorderingen van C&A
Het gebruiksverbod
4.13 Het door C&A gevorderde gebruiksverbod kan worden toegewezen voor zover het betreft kleding en daaraan soortgelijke waren op de wijze als na te melden. Kruidvat heeft echter naar het oordeel van de rechtbank terecht aangevoerd dat het gevorderde gebruiksverbod te ruim is waar het daarnaast betreft “producten die zijn voorzien van het teken “Babyclub”. De inhoudelijke onderbouwing van haar vorderingen door C&A heeft concreet geheel betrekking op kleding, meer in het bijzonder op babykleding. Kruidvat heeft haar merk “Kruidvat Babyclub” geregistreerd niet alleen voor kleding (waren in klasse 25), maar ook voor, onder meer, zeep, parfum, cosmetische middelen, hygiënische producten, papierwaren en verkooppromotie (waren in de klassen 3, 5, 16 en 35). De stelling van C&A dat deze waren moeten worden beschouwd als soortgelijk aan babykleertjes heeft zij echter niet onderbouwd en kan door de rechtbank in zijn algemeenheid niet worden gevolgd. Dat C&A zich ook tegen gebruik van haar woordmerk voor de door Kruidvat genoemde niet soortgelijke waren kan verzetten, reeds omdat haar merk een bekend merk is, baat haar evenmin. Daargelaten het debat dat partijen hebben gevoerd over de vraag óf C&A’s “Babyclub” een bekend merk is als bedoeld in artikel 13A, eerste lid en onder c, BMW, C&A heeft niet, dan wel niet voldoende concreet en niet onderbouwd, gesteld dat ten aanzien van de door Kruidvat bedoelde waren in de klassen 3, 5, 16 en 25 aan alle in die bepaling genoemde vereisten is voldaan om de verlangde bescherming tegen het gebruik voor die waren te kunnen inroepen. In het bijzonder heeft C&A niet concreet gesteld en onderbouwd dat Kruidvat ten aanzien van de waren in de door Kruidvat genoemde klassen ongerechtvaardigd voordeel trekt uit of afbreuk doet aan het onderscheidend vermogen of de reputatie van het woordmerk van C&A. Derhalve zal het gevorderde gebruiksverbod met in achtneming van hetgeen hier is overwogen worden toegewezen in na te melden zin, onder afwijzing van het overige. De stelling van Kruidvat dat C&A bij toewijzing van deze vordering geen belang heeft omdat zij reeds aan het door de voorzieningenrechter uitgesproken gebruiksverbod heeft voldaan, wordt gepasseerd. Dat maakt immers niet dat C&A bij toewijzing van deze vordering in de onderhavige bodemzaak geen belang heeft.
De nietigverklaring
4.14 Hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.13. is overwogen geldt in gelijke mate voor de door C&A gevorderde nietigverklaring van het merk van A.S. Watson (Health & Beauty Continental Europe) B.V. met nummer 678511 en de gevorderde doorhaling ervan op grond van artikel 14B en onder 1, en 14D BMW. Deze vordering voor wat betreft de registratie van het merk “Kruidvat Babyclub” kan aldus niet verder strekken dan voor waren uit klasse 25 en zal in zoverre worden toegewezen. De doorhaling van het merk als gevolg daarvan zal worden bevolen als na te melden.
De vordering tot afgifte en winstafdracht
4.15 Kruidvat heeft de gehoudenheid tot afgifte en winstafdracht op grond van de artikelen 13A, vijfde lid, BMW en 13bis, eerste lid, BMW betwist, onder meer stellende dat van de voor toewijzing van die vorderingen vereiste kwade trouw bij haar heeft ontbroken. Hoewel aan Kruidvat kan worden toegegeven dat de stellingen van C&A ter onderbouwing van de kwade trouw betrekkelijk summier zijn, constateert de rechtbank dat Kruidvat niet de stelling van C&A heeft weersproken dat Kruidvat welbewust heeft gekozen voor gebruik van het merk van C&A. Aldus moet als vaststaand worden aangenomen dat sprake is van moedwillig gebruik door Kruidvat van het merk van C&A, hetgeen naar het oordeel van de rechtbank volstaat om kwade trouw aan de zijde van Kruidvat aan te nemen.
4.16 De vordering tot afgifte van de bij Kruidvat in voorraad zijnde producten die zijn voorzien van het teken “Babyclub” kan worden toegewezen op grond van het bepaalde in artikel 13bis, eerste lid, BMW. Kruidvat stelt dat alle producten die het etiket “Kruidvat Babyclub” hadden direct na de uitspraak van de voorzieningenrechter van dit etiket zijn ontdaan, zodat afgifte van die producten zou leiden tot niet gerechtvaardigde schade bij Kruidvat en ongerechtvaardigde verrijking van C&A. Nu Kruidvat deze producten na verwijdering van het gewraakte etiket bovendien aan derden heeft verkocht kan zij ook feitelijk niet aan de gevorderde afgifte voldoen, zo stelt zij.
Dit verweer kan niet slagen, omdat de producten die Kruidvat feitelijk reeds van het teken “Kruidvat Babyclub” heeft ontdaan niet onder de reikwijdte van de vordering tot afgifte vallen. Wel stelt Kruidvat terecht dat de onderhavige vordering tot afgifte van alle aldus getekende producten te ruim is in die zin, dat deze slechts kan worden toegewezen voor zover het betreft kleding en soortgelijke waren.
4.17 De rechtbank zal de gevorderde winstafdracht toewijzen. De stelling van Kruidvat dat geen causaal verband aanwezig is tussen de met de verkoop van de producten genoten winst en de etiketten “Kruidvat Babyclub” op grond waarvan geen aanleiding voor deze winstafdracht zou bestaan, wordt verworpen. Voorop staat immers dat Kruidvat de betreffende winst ten onrechte heeft verkregen, omdat zij die producten voorzien van het etiket “Kruidvat Babyclub” aldus hoegenaamd niet had mogen verkopen. Aldus moet worden aangenomen dat Kruidvat de winst op deze producten heeft verkregen ten gevolge van de inbreuk als in artikel 13A, vijfde lid, BMW bedoeld. De ratio van deze bepaling is er in gelegen het de merkhouder eenvoudiger te maken zijn schade ten gevolge van een inbreuk op zijn merk vergoed te krijgen. Daarbij past het niet van de merkhouder te verlangen dat hij een causaal verband aantoont tussen de inbreuk en de daarmee gerealiseerde winst in de door Kruidvat betoogde, vergaande, zin. Aan de stelling dat Kruidvat de producten ook en in dezelfde mate zou hebben verkocht als zij van een ander etiket waren voorzien, kan geen argument worden ontleend om C&A de afdracht te ontzeggen van de winst die Kruidvat heeft gemaakt door de verkoop van op het merk van C&A inbreukmakende producten.
Het door C&A gevorderde bedrag aan winstafdracht is door Kruidvat zelf opgegeven in het kader van de door de voorzieningenrechter gelaste rekening en verantwoording te dien aanzien. Kruidvat heeft nog betoogd dat een bedrag van EUR 3.745,-- niet met de verkoop van babykleding is gerealiseerd, maar met andere babyproducten, en om die reden in elk geval de verschuldigdheid van laatstgenoemd bedrag betwist. C&A heeft hierop niet gereageerd. Mede gelet op hetgeen hiervoor in rechtsoverweging 4.13. is overwogen zal de rechtbank dit verweer van Kruidvat honoreren en de vordering toewijzen voor zover het betreft de met de verkoop van babykleding genoten winst, derhalve tot een bedrag van EUR 39.197,--.
De gevorderde verwijzing naar een schadestaatprocedure
4.18 C&A heeft gesteld dat de schade die zij stelt te hebben geleden onder meer bestaat uit reputatieschade en gederfde winst, alsmede de kosten voor het ter weerlegging van de verweren van Kruidvat uitgevoerde marktonderzoek. Hoewel, naar Kruidvat terecht aanvoert, C&A zich over deze schade uiterst summier heeft uitgelaten, is de rechtbank van oordeel dat de mogelijkheid bestaat dat C&A schade heeft geleden ten gevolge van de vastgestelde merkinbreuk die naast de gevorderde winstafdracht voor vergoeding in aanmerking komt. Naar vaste rechtspraak volstaat deze mogelijkheid voor toewijzing van de onderhavige vordering. Het verweer van Kruidvat dat geen ruimte bestaat voor een vergoeding van de gederfde winst náást de in deze procedure gevorderde en toe te wijzen winstafdracht, althans dat slechts ruimte bestaat voor toewijzing van niet meer dan een bedrag gelijk aan het hoogste van die beide bedragen, zal in de schadestaatprocedure aan de orde dienen te komen.
De gevorderde wettelijke rente over een eventueel nog toe te wijzen bedrag is toewijsbaar vanaf de dag der onderhavige dagvaarding.
Dwangsommen
4.19 De rechtbank ziet geen aanleiding tot de door Kruidvat bepleite maximering van de door C&A gevorderde dwangsommen. Het door Kruidvat daartoe gehanteerde argument dat zij destijds onmiddellijk aan het vonnis van de voorzieningenrechter heeft voldaan is daartoe onvoldoende redengevend.
Kostenveroordeling
4.20 Kruidvatzal als de in het ongelijk gestelde partij in de proceskosten worden veroordeeld. De kosten aan de zijde van C&A worden begroot op:
- dagvaarding EUR 71,93
- overige explootkosten 0,00
- vast recht 945,00
- getuigenkosten 0,00
- deskundigen 0,00
- overige kosten 0,00
- salaris procureur 1.788,00 (2,0 punten × tarief EUR 894,00)
Totaal EUR 2.804,93
in reconventie
4.21 Kruidvat heeft in reconventie gevorderd dat met woordmerk “Babyclub” van C&A nietig zal worden verklaard omdat het uitsluitend beschrijvend is. Ook vordert Kruidvat de schade die zij stelt te hebben geleden doordat zij – kort gezegd – gevolg heeft gegeven aan het vonnis van de voorzieningenrechter, terwijl C&A zich, naar Kruidvat betoogt, jegens haar ten onrechte op het – ongeldige - merkrecht heeft beroepen.
4.22 Deze vorderingen van Kruidvat vloeien voort uit de stellingen die zij in het kader van haar verweer in conventie heeft gevoerd. Deze stellingen zijn in conventie gepasseerd. De rechtbank verwijst naar hetgeen zij daartoe in conventie heeft overwogen. De onderhavige vorderingen van Kruidvat in reconventie ontberen derhalve een deugdelijke grondslag en zullen worden afgewezen.
4.23 Kruidvat heeft voorts gevorderd dat het beeldmerk “Babyclub & veiligheidsspeld” (Benelux inschrijvingsnummer 402301 van 17 juli 1984) vervallen wordt verklaard en dat de doorhaling daarvan wordt bevolen wegens niet normaal gebruik ervan op grond van de artikelen 5, tweede lid en onder a, en 14C, eerste lid, BMW. Zij stelt dat C&A dit beeldmerk niet meer gebruikt sinds 1999 en dat zulks mede volgt uit de eigen stellingen van C&A, ingenomen in de kort geding procedure, alwaar door C&A is aangegeven dat het logo met veiligheidsspeld in 1999 is vervangen door een nieuwe styling van de babyclub-labels. Sindsdien maakt C&A gebruik van een logo met een gestileerd vogeltje, aldus Kruidvat. Zij betoogt gemotiveerd dat gebruik van dit logo niet heeft te gelden als instandhoudend gebruik van het merk als bedoeld in artikel 5, derde lid, BMW en dat hetzelfde geldt voor het woordmerk “Babyclub”.
4.24 C&A heeft niet betwist dat Kruidvat belanghebbende is in de zin van artikel 14C, eerste lid, BMW. Zij heeft evenmin betwist dat zij sinds 1999 geen gebruik meer maakt van het beeldmerk met veiligheidsspeld, doch alleen van een logo dat de naam “Babyclub” met daarbij een gestileerd vogeltje omvat, welk logo ook blijkt uit door C&A overgelegde producties. C&A heeft volstaan met te stellen dat Kruidvat niet aannemelijk heeft gemaakt dat C&A haar merk niet heeft gebruikt en dat het gebruik van – naar de rechtbank begrijpt – haar woordmerk en het nieuwe logo heeft te gelden als instandhoudend gebruik als bedoeld in artikel 5, derde lid, BMW.
4.25 De rechtbank is van oordeel dat de betwisting van de zijde van C&A in het licht van het onderbouwde betoog van Kruidvat te kort schiet om als voldoende gemotiveerd te kunnen gelden. Kruidvat heeft voldoende gesteld om van C&A een gemotiveerd verweer te mogen verwachten aangaande de wijze waarop zij sinds 1999 van het onderhavige beeldmerk gebruik maakt. Te meer nu C&A niet heeft weersproken dat zij sinds 1999 alleen nog van het nieuwe logo met vogeltje gebruik maakt. C&A heeft niet echter meer gedaan dan in algemene termen betogen dat sprake is van instandhoudend gebruik van haar beeldmerk. Een nadere onderbouwing van dit standpunt lag op haar weg, nu de juistheid van dit standpunt, mede in het licht van de gemotiveerde stellingen van het tegendeel van Kruidvat, niet zonder meer voor zich spreekt. Immers, op het oog is de vormgeving van het beeldmerk met veiligheidsspeld een geheel andere dan het logo met het vogeltje. De rechtbank beschikt ten aanzien van het ingeschreven beeldmerk over een afdruk in zwart-wit, waarop het woord “Babyclub” te zien is met rechts daarnaast afgebeeld een veiligheidsspeld, waarvan de knop de vorm van een hartje heeft. Het logo met het vogeltje geeft een rood gestileerd vogeltje te zien met daarboven, in een van het gedeponeerde beeldmerk afwijkend lettertype, het woord “baby” en meteen onder het vogeltje het woord “club”, met daar weer onder in kleinere letters “with care from C&A”. Dat dit instandhoudend is voor het beeldmerk zoals ingeschreven, in die zin dat sprake is van gebruik in een afwijkende vorm op onderdelen zonder dat het onderscheidend kenmerk van het merk in de vorm waarin het is ingeschreven wordt gewijzigd, valt niet zonder meer in te zien en behoefde een nadere uitleg van C&A, die achterwege is gebleven. Hetzelfde geldt voor het enkele gebruik van het afzonderlijk ingeschreven, in conventie aan de orde zijnde, woordmerk “Babyclub” van C&A.
4.26 Nu kennelijk tussen partijen geen punt van geschil is dat Kruidvat als belanghebbende geldt in de zin van artikel 14C, BMW en de vordering van Kruidvat onvoldoende gemotiveerd is weersproken, zal de rechtbank deze vordering van Kruidvat toewijzen. De rechtbank merkt ten overvloede op dat zij, gelet op de uitkomst van de zaak in conventie alsmede op van de overige vorderingen in reconventie, niet onmiddellijk inziet welk belang Kruidvat bij de onderhavige vervallenverklaring en doorhaling van het beeldmerk van C&A daadwerkelijk heeft, nu het Kruidvat immers niet vrijstaat het woord “Babyclub” te gebruiken voor kleding en soortgelijke waren als in conventie geoordeeld.
4.27 Omdat partijen in reconventie over en weer in het ongelijk zijn gesteld, ziet de rechtbank aanleiding voor compensatie van de proceskosten in reconventie, in die zin dat iedere partij haar eigen kosten draagt.
5. De beslissing
De rechtbank
in conventie
5.1 verklaart nietig de merkinschrijving op naam van A.S. Watson (Health & Beauty Continental Europe) B.V. met nummer 678511 en beveelt de doorhaling van deze inschrijving in het register;
5.2 verbiedt gedaagden gebruik, waaronder meer in het bijzonder verkoop, tot verkoop aanbieding, productie en het in voorraad houden voor een van deze doeleinden, van het teken “Babyclub”, alsmede ieder gebruik van daarmee overeenstemmende tekens, voor kleding alsmede alle daaraan soortgelijke waren, een en ander op straffe van een dwangsom van EUR 10.000,-- per overtreding, alsmede per dag dat een overtreding voortduurt, dan wel – ter keuze van eiseressen – per product waarmee een overtreding wordt begaan;
5.3 beveelt gedaagden om aan eiseressen, binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis, op een nader door eiseressen daartoe aan te wijzen adres, af te geven de totale hoeveelheid bij hen in voorraad zijnde kleding en soortgelijke waren voorzien van het teken “Babyclub”, zulks op straffe van een dwangsom van EUR 10.000,-- per dag waarop gedaagden geheel of gedeeltelijk in gebreke blijven aan dit bevel te voldoen;
5.4 veroordeelt gedaagden om binnen 14 dagen na betekening van dit vonnis aan eiseressen een bedrag van EUR 39.197,00 (negenendertig duizend honderd zevenennegentig euro) aan genoten winst af te dragen;
5.5 veroordeelt gedaagden tot vergoeding aan eiseressen van de door hen gemaakte buitengerechtelijke kosten en de geleden en nog te lijden schade, nader op te maken bij staat en te vereffenen volgens de wet, vermeerderd met de wettelijke rente over het toe te wijzen bedrag vanaf de dag der onderhavige dagvaarding tot die der algehele voldoening;
5.6 veroordeelt gedaagden in de proceskosten, aan de zijde van eiseressen tot op heden begroot op EUR 2.804,93;
5.7 verklaart dit vonnis in conventie tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.8 wijst het meer of anders gevorderde af;
in reconventie
5.9 verklaart vervallen het beeldmerk van C&A met Benelux inschrijvingsnummer 402301 van 17 juli 1984 (“Babyclub met veiligheidsspeld”) en beveelt de doorhaling van deze inschrijving in het register;
5.10 verklaart dit vonnis in reconventie wat betreft de onder 5.9. genoemde beslissing in reconventie uitvoerbaar bij voorraad;
5.11 compenseert de kosten van deze procedure tussen partijen, in die zin dat iedere partij de eigen kosten draagt;
5.12 wijst het meer of anders gevorderde af.
Dit vonnis is gewezen door mr. J.M. Willems en in het openbaar uitgesproken op 28 december 2005.