205287 / KG ZA 051228 BL
22 december 2005
RECHTBANK UTRECHT
Sector Handels- en Familierecht
VONNIS
van de voorzieningenrechter
in het kort geding van
DE ONDERNEMINGSRAAD VAN DE BESLOTEN
VENNOOTSCHAP NS REIZIGERS B.V.,
gevestigd te Utrecht,
eiser,
procureur mr. M.H. Vaandrager,
advocaat mr. J.A. KoopsScheele te Amsterdam,
de besloten vennootschap
NS REIZIGERS B.V.,
gevestigd te Utrecht,
gedaagde,
advocaat mr. R.A.A. Duk te 'sGravenhage.
Partijen zullen hierna de Ondernemingsraad respectievelijk NSR genoemd worden.
1. De procedure
1.1. Het verloop van de procedure blijkt uit:
de dagvaarding (NSR is vrijwillig verschenen op een eerder tijdstip dan gedagvaard)
de mondelinge behandeling
de pleitnota van de Ondernemingsraad
de pleitnota van NSR.
1.2. Ten slotte hebben partijen vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. NSR heeft tot doel het (doen) verrichten van vervoersdiensten per spoor. Bij NSR werken thans ongeveer 10.000 werknemers, voor het merendeel machinisten en conducteurs (het "rijdende personeel"). Voor NSR is een ondernemingsraad (eiser) ingesteld. Deze bestaat uit 17 leden.
2.2. Bij brief van 21 maart 2005 heeft NSR de Ondernemingsraad verzocht binnen vijf weken advies uit te brengen in de zin van artikel 25 lid 1 Wet op de ondernemingsraden (WOR) over haar voorgenomen besluit om de zogenoemde voor- en natijd te wijzigen. De voortijd is de tijd waarin het rijdende personeel werkzaamheden moet uitvoeren voordat de eerste trein van de dienst kan vertrekken. In de voortijd dient het personeel zich te voorzien van informatie over de trein en het traject, diverse testen uit te voeren en de trein in orde te maken. De natijd dient onder meer voor het controleren en het in de juiste positie plaatsen van de trein. De voor- en natijd vormen onderdeel van de diensttijd van het personeel. De voortijd bedroeg tot 11 december 2005 20 minuten en de natijd 15 minuten. NSR heeft in genoemde brief verklaard dat zij wegens de invoering van een nieuw computersysteem (het WiFi-systeem) de voortijd wenst te verminderen tot 10 minuten en de natijd tot 5 minuten.
Voormelde brief houdt verder onder meer in:
"Gevolgen voor het personeel
De werkwijze van het personeel wijzigt. Die wijziging past in een werkwijze waarbij het personeel optimaal wordt ondersteund door juiste en tijdige informatie uit geautomatiseerde systemen. In tegenstelling tot het verleden hoeft het personeel niet langer fysiek op de standplaats aanwezig te zijn om zich in dienst te melden, voor het werk noodzakelijke informatie op te halen, etc.
De nieuwe werkwijze (..) leidt tot een lagere behoefte aan rijdend personeel. Die vermindering is globaal berekend door NSR Logistiek. De reductie bedraagt totaal circa 200 fte's. Op een aantal standplaatsen zal het aantal reed bestaande "overs" worden vergroot.
(…)
Planning
Een groot deel van de werkzaamheden waarvoor de voor- en natijd bedoeld was, is reeds geautomatiseerd. Een aantal werkzaamheden dient nog te worden geautomatiseerd. (…)
Deze processen zijn in het najaar van 2005 operationeel. Daarom kan de voor- en natijd met ingang van dienstregeling 2006 gewijzigd worden.
In bijlage 2 bij genoemde brief staat onder meer het volgende vermeld:
"Medio 2005 worden de volgende processen geautomatiseerd:
? Rijdend personeel online in en uit dienst laten melden incl. ontvangen dienstkaartje (niet afhankelijk van fysieke plaats).
? TSB/IAM en aanschrijvingen online aanbieden aan rijdend personeel.
? Updaten gegevens railconnect loskoppelen van "eigen" standplaats (rijdend personeel krijgt keuze mogelijkheid om handeling elders te verrichten).
? Verruimen mogelijkheden afrekenen hoofdconducteurs door keuzevrijheid te bieden dit te doen voor, tijdens of na de dienst.
? Verruimen inlevertermijn uitstel van betaling door elektronische verwerking van de door hc's in de railpocket ingevoerde formulieren.
? Huidige dagelijkse update terugbrengen naar een wekelijkse."
In bijlage 3 bij genoemde brief staat omschreven wat de praktische gevolgen zijn van deze ontwikkelingen voor de activiteiten die het rijdend personeel na de inwerkingtreding van de nieuwe dienstregeling in voor- en natijd dienen te verrichten.
2.3. Bij brief van 24 maart 2005 heeft de Ondernemingsraad naar aanleiding van voormelde adviesaanvraag NSR verzocht haar adviesaanvraag in te trekken.
2.4. Bij brief van 30 mei 2005 heeft de directie van NSR aan de Ondernemingsraad onder meer meegedeeld dat zij, ondanks de door de Ondernemingsraad geuite bedenkingen, haar besluit neemt overeenkomstig het voorgenomen besluit d.d. 21 maart 2005. Deze brief houdt onder meer in:
"De processen die via GPRS worden uitgevoerd (dienstkaartje, in en uit dienst melden, aftekenen van de volgende dienst, etc.) zijn zeker met ingang van dienstregeling 2006 operationeel. (…) Het is op dit moment onzeker of per dienstregeling 2006 ieder station geheel wordt gedekt door dit draadloze netwerk. Er wordt hard aan gewerkt om tijdig voldoende maatregelen te treffen dat men niet langs vaste punten hoeft te lopen. Als dit niet lukt voor ingangdienstregeling 2006, zullen de betrokken medewerkers tijdelijk (enkele maanden) in de buurt van de standplaats PC moeten komen om de bulkgegevens op te halen."
De Ondernemingsraad is tegen deze beslissing niet in beroep gegaan.
2.5. Op 15 november 2005 heeft NSR aan de Ondernemingsraad bekend gemaakt welke noodprocedures gelden na de inwerkingtreding van het WiFi-systeem. Deze noodprocedures gelden onder meer indien de railpocket niet werkt of anderszins geen gebruik kan worden gemaakt van het WiFi-systeem. Deze noodprocedures zijn uitgewerkt in een schema dat in de vorm van een boekje met richtlijnen aan het rijdend personeel is verstrekt. De Ondernemingsraad is tegen het besluit tot vaststelling van de noodprocedures niet in beroep gegaan.
2.6. Bij brief van 7 december 2005 heeft de Ondernemingsraad jegens de directie van NSR onder meer geëist dat op de standplaatsen waar de dekking van het WiFi-systeem niet 100% is gegarandeerd de tot 11 december 2005 geldende voor- en natijd gehandhaafd blijven. Bij brief van 7 december 2005 heeft NSR deze eis van de hand gewezen. De brief houdt onder meer in:
"Indien op een standplaats de WiFi dekking bij ingang van dienstregeling 2006 nog onvolledig is, moet de medewerker op een andere locatie op de standplaats draadloos updaten. Voor sommige standplaatsen geldt dat dit mogelijk is op diverse plaatsen op het station, bij andere standplaatsen is dit alleen mogelijk in de buurt van de standplaats pc. Er wordt bij onvolledige dekking onderscheid gemaakt tussen de volgende situaties:
1) de extra tijd die een medewerker nodig heeft om op een andere locatie op de standplaats draadloos te updaten past binnen de voortijd
2) de extra tijd die de medewerker nodig heeft om op een andere locatie op de standplaats draadloos te updaten past niet binnen de voortijd.
In het geval draadloos updaten past binnen de voortijd worden geen aanpassingen doorgevoerd.
In het geval het nodig is dat medewerkers extra voortijd krijgen om een werk op een goede wijze uit te voeren, zal deze extra tijd worden gecompenseerd, totdat voldoende WiFi dekking is gerealiseerd.
Met de kennis van dit moment is de verwachting gerechtvaardigd dat uiterlijk op 31 januari 2006 alle standplaatsen 100% dekking zullen hebben. Medewerkers zullen tijdig geïnformeerd worden dat zij eerder in dienst moeten komen in verband met de extra voortijd. Uiteraard wordt er bij het eventueel verlengen van voortijd rekening mee gehouden dat de arbeidstijdenwet en de CAO afspraken niet worden overtreden.
(…)
Op een enkele standplaats zal WiFi bij ingang dienstregeling 2006 nog niet functioneren. Hier zullen medewerkers zich in dienst melden via de oude procedures en zijn papieren dienstkaartjes en TSBinformatie beschikbaar."
2.7. De nieuwe dienstregeling is op 11 december 2005 ingegaan. Thans hebben nog niet alle stations volledige WiFidekking. NSR kent in individuele gevallen extra voortijd toe voor gevallen waarin geen volledige WiFidekking bestaat.
3.1. De Ondernemingsraad heeft tijdens de mondelinge behandeling van dit kort geding meegedeeld dat, voorzover haar vordering is gebaseerd op artikel 27 lid 1 sub b WOR, dit een zelfstandige eis is in plaats van een subsidiaire eis. Met inachtneming hiervan vordert de Ondernemingsraad - samengevat - NSR te gebieden de in de dienstregeling 2005 opgenomen voor- en natijden te handhaven op standplaatsen waar geen volledige WiFidekking is, en/of NSR te verbieden handelingen te (doen) verrichten of besluiten te nemen waarbij terzake de voor- en natijden uitvoering wordt gegeven aan het besluit d.d. 30 mei 2005 en/of het besluit d.d. 7 december 2005, dit alles op straffe van een dwangsom en met veroordeling van NSR in de kosten van deze procedure.
3.2. NSR heeft gemotiveerd verweer gevoerd. Op de stellingen van partijen wordt hierna, voorzover nodig, ingegaan.
4. De beoordeling
4.1. Hoofdthema van dit kort geding betreft de gevolgen van de invoering van het WiFi-systeem per 11 december 2005. Dit systeem voorziet in een geautomatiseerde procedure voor het rijdend personeel voor wat betreft een deel van de werkzaamheden die het personeel moet uitvoeren voordat de eerste trein van de dienst kan vertrekken respectievelijk de handelingen die bij de laatste dienst moeten worden verricht. In verband met deze automatisering heeft NSR besloten de voor- en natijd te verkorten. De Ondernemingsraad stelt dat, doordat het WiFi-systeem nog niet volledige dekking biedt, een gevaarlijke situatie op het spoor is ontstaan en bovendien de toepasselijke CAO respectievelijk de Arbeidstijdenwet worden geschonden. Daarnaast stelt de Ondernemingsraad dat de invoering van het WiFi-systeem berust op besluitvorming waarbij zijn advies en instemmingsrecht is geschonden.
4.2. NSR heeft tegen de eerste twee grondslagen van de vordering als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat het niet tot de bevoegdheid van een ondernemingsraad behoort om in rechte naleving te vorderen van regelgeving omtrent arbeidstijden en arbeidsomstandigheden (inclusief veiligheidsaspecten). Dit verweer treft doel. In artikel 28 lid 1 WOR wordt weliswaar aan de ondernemingsraad opgedragen om de naleving van voorschriften op het gebied van de arbeidsvoorwaarden, arbeids
omstandigheden en de arbeidstijden te bevorderen, doch deze taak reikt niet zover dat een ondernemingsraad daaraan de bevoegdheid kan ontlenen om in rechte jegens de betrokken onderneming naleving van deze regelgeving te vorderen. Bedoelde taak van de Ondernemingsraad is uitsluitend stimulerend, derhalve niet handhavend van aard. Ook overigens komt de Ondernemingsraad op dit punt geen handhavende taak toe. Wel wordt naar aanleiding van hetgeen de Ondernemingsraad over de veiligheid op het spoor heeft opgemerkt, welke kwestie een algemeen belang raakt, het volgende opgemerkt.
4.3. NSR heeft uitdrukkelijk betwist dat invoering van het WiFi-systeem leidt tot een onveilige situatie op het spoor. NSR stelt dat een machinist die op het voorziene tijdstip van vertrek niet over de vereiste informatie (waaronder veiligheidsdocumentatie) beschikt, niet mag vertrekken. Niet gesteld of aannemelijk is geworden dat na 11 december 2005 in strijd met deze verplichting treinen zijn vertrokken. In zoverre is derhalve geen verandering gekomen in de situatie die vóór 11 december 2005 bestond. Ook overigens is niet aannemelijk geworden dat de invoering van het WiFi-systeem heeft geleid tot een onveilige situatie op het spoor. Ten aanzien van de incidenten waarop de Ondernemingsraad zich beroept, heeft NSR betoogd dat deze incidenten niet hun oorsprong vinden in een inherente onveiligheid van het WiFi-systeem, maar zijn veroorzaakt door menselijke fouten die los staan van de invoering van dit systeem. De Ondernemingsraad heeft het tegendeel niet aannemelijk kunnen maken. Voorshands dient dan ook te worden aangenomen dat het WiFi-systeem als zodanig de veiligheid op het spoor niet negatief beïnvloedt, ook niet nu het nog niet op alle stations volledige dekking heeft.
4.4. De overige grondslagen van de vordering betreffen de besluitvorming van NSR met betrekking tot de invoering van het WiFi-systeem. De Ondernemingsraad stelt dat NSR op 7 december 2005 een besluit heeft genomen tot invoering van het WiFi-systeem, welk besluit nietig is, omdat NSR geen instemming heeft gevraagd als bedoeld in artikel 27 lid 1 sub b WOR (wijziging werktijdenregeling) alsook sub l WOR (wijziging van een regeling terzake controle op werknemers). Daarnaast stelt de Ondernemingsraad dat op 7 december 2005 het besluit is genomen zonder dat zijn advies is ingewonnen als bedoeld in artikel 25 lid 1 sub d (belangrijke wijziging van de werkzaamheden in de onderneming) en/of sub e (belangrijke wijziging in de organisatie van de onderneming) en/of sub k (invoering of wijziging van een belangrijke technologische voorziening) WOR. NSR heeft daartegenover aangevoerd dat de besluiten waar het hier om gaat reeds op 30 mei 2005 en 15 november 2005 zijn genomen. De voorzieningenrechter oordeelt over de kwestie van de besluitvorming, en daarmee tevens over de vraag of de Ondernemingsraad thans nog bezwaar kan maken tegen de genomen besluiten gelet op de termijnen die de WOR in dat verband noemt, als volgt.
4.5. Vaststaat dat NSR op 30 mei 2005 NSR aan de Ondernemingsraad heeft meegedeeld dat zij heeft besloten tot verkorting van de voor- en natijd. Dit besluit kan niet los worden gezien van de technologische middelen die het mogelijk maken de informatie die voorheen op papier werd verstrekt thans in elektronische vorm te verstrekken (het WiFi-systeem). Dit systeem wordt ook onmiskenbaar bedoeld in de voorafgaande adviesaanvraag en bijbehorende bijlagen. Op basis van de thans aanwezige gegevens dient derhalve voorlopig te worden geoordeeld dat reeds op 30 mei 2005 tegelijk met de verkorting van de voor- en natijd is besloten tot invoering van het WiFi-systeem. Daarnaast is van belang het op 15 november 2005 genomen besluit terzake de noodprocedures voor problemen met de railpocket of het WiFi-systeem. Dit besluit is uitgewerkt in een schematisch overzicht dat medio november 2005 aan de Ondernemingsraad is verstrekt.
4.6. Voorshands dient te worden geoordeeld dat naast deze besluiten hetgeen op 7 december 2005 door NSR aan de Ondernemingsraad is meegedeeld niet als een nieuw besluit kan worden aangemerkt. Voorzover in deze brief een besluit is te lezen betreft het de beslissing van NSR om niet in te gaan op de eis van de Ondernemingsraad dat op de standplaatsen waar nog geen volledige dekking van het WiFi-systeem is de tot 11 december 2005 geldende voor- en natijd gehandhaafd worden. Deze beslissing betreft, naar voorshands wordt geoordeeld, uitsluitend een bevestiging dat de eerdere besluiten van 30 mei 2005 respectievelijk 15 november 2005 met betrekking tot de invoering van het WiFi-systeem en de vermindering van de voor- en natijd respectievelijk de noodprocedures zullen worden uitgevoerd, en is derhalve geen nieuw besluit over deze aangelegenheden.
4.7. Het enkele feit dat het WiFi-systeem nog niet op alle stations volledige dekking biedt en dat tevens in de brief van 7 december 2005 wordt vermeld hoe in individuele gevallen hiermee zal worden omgegaan levert evenmin een voor de toepassing van de WOR relevant nieuw besluit op. Immers, in dit kort geding moet het ervoor worden gehouden dat deze aanwijzing uitsluitend betrekking heeft op de uitvoering van de twee eerdere besluiten. Bovendien geldt ook hier dat deze beslissing voortbouwt op die eerdere besluiten. Reeds in het besluit van 30 mei 2005 is aangekondigd dat maatregelen nodig zijn indien het WiFi-systeem niet onmiddellijk na invoering van de nieuwe dienstregeling volledige dekking heeft (vgl. in dat verband onderdeel 2.4 van dit vonnis), terwijl het besluit van de noodprocedures eveneens hiermee verband houdt. Ook in dat opzicht is geen sprake van een nieuw besluit. Evenmin is door de inhoud van de brief van 7 december 2005 voor de Ondernemingsraad een nieuwe beroepstermijn aangevangen terzake de besluiten van 30 mei 2005 en 15 november 2005.
4.8. Onder deze omstandigheden kan in het midden kan blijven of laatstgenoemde besluiten zijn genomen in strijd met het advies of het instemmingsrecht van de Ondernemingsraad. NSR stelt terecht dat de termijnen van een maand genoemd in artikel 25 lid 6 en 27 lid 5 WOR zijn verstreken zonder dat de Ondernemingsraad tegen de besluiten een procedure heeft aanhangig gemaakt als bedoeld in artikel 26 WOR respectievelijk een beroep op nietigheid heeft gedaan. Dit impliceert dat het in dit kort geding ervoor moet worden gehouden dat deze besluiten onaantastbaar zijn geworden. Derhalve is in dit kort geding geen plaats voor een ordemaatregel die meebrengt dat NSR geen uitvoering mag geven aan de besluiten van 30 mei 2005 en 15 november 2005. Het staat NSR vrij op de in de brief van 7 december 2005 omschreven wijze uitvoering te geven aan de besluiten.
4.9. Overigens zou een toewijzing van de vordering sub 3.1 ook zijn afgestuit op praktische bezwaren. In dat verband is van belang dat NSR heeft aangevoerd dat eind januari 2006 het WiFi-systeem op alle stations volledig geïmplementeerd zal zijn en volledig dekking zal bieden. Tevens is de versie die eind januari 2006 operationeel zal zijn volgens NSR een nieuwe applicatie waarbij verbeteringen in de programmatuur zijn aangebracht. Voorshands bestaat geen aanleiding om uit te gaan van een latere datum. Aangenomen moet derhalve worden dat ultimo januari 2006 het WiFi-systeem op alle stations volledige dekking zal bieden en operationeel zal zijn.
4.10. Uitgaande van dit alles, en nu in dit kort geding moet worden aangenomen dat bij volledige WiFidekking kan worden volstaan met een voortijd van tien en een natijd van vijf minuten, zal reeds eind januari 2006 zijn voldaan aan de eis van de Ondernemingsraad dat de nieuwe voor- en natijd uitsluitend mag worden gehanteerd op stations met een volledige WiFidekking. De Ondernemingsraad heeft tegenover hetgeen NSR gemotiveerd heeft aangevoerd niet aannemelijk kunnen maken dat het voor NSR mogelijk is in de tussenliggende tijd door middel van zogenoemde dagplanwijzigingen de benodigde wijzigingen in dienst en werktijdregelingen aan te brengen. In plaats daarvan moet het ervoor worden gehouden dat deze wijzigingen uitsluitend kunnen worden aangebracht door een besluitvormingsproces dat realiter niet voor 1 februari 2006 kan zijn voltooid. Ook dit een en ander zou - zulks ten overvloede - aan toewijzing van de vordering in de weg hebben gestaan.
4.11. De vordering dient derhalve te worden afgewezen, zodat de Ondernemingsraad in het ongelijk is gesteld. Op grond van het bepaalde in artikel 22a WOR dient een veroordeling van de Ondernemingsraad in de proceskosten achterwege te blijven.
5.1. weigert de gevraagde voorziening.
Dit vonnis is gewezen door mr. W. van Veen en in het openbaar uitgesproken op 22 december 2005.
w.g. griffier w.g. voorzieningenrechter