Parketnummers : 16/510647-05; 16/501072-05 (ttz. gev.); 05/052001-04 (tul)
Datum uitspraak : 19 december 2005
Tegenspraak
Raadsman: mr. M. van Stratum
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen:
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 14 oktober 2005 en 5 december 2005.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 5 december 2005 de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaardingen is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van de onder parketnummer 16/510647-05 onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten ter terechtzitting van 5 december 2005 toegestaan.
Van de dagvaardingen en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
De rechtbank overweegt ten aanzien van het onder parketnummer 16/510647-05 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde het volgende.
De aangeefster [1] heeft een voor verdachte belastende verklaring afgelegd. Deze verklaring is naar het oordeel van de rechtbank voldoende concreet en gedetailleerd. Voorts wordt deze verklaring ondersteund door het gegeven dat uit het onderzoek is gebleken dat verdachte rond het tijdstip van de overval in de omgeving van het slachtoffer moet zijn geweest. Ander de verdachte belastend en de aangifte ondersteunend bewijsmateriaal waaruit kan blijken dat verdachte het onder parketnummer 16/510647-05 onder 1 primair en subsidiair tenlastegelegde heeft gepleegd, heeft de rechtbank echter niet aangetroffen. Nu verdachte van meet af aan hardnekkig heeft ontkend het slachtoffer (mede) te hebben overvallen, acht de rechtbank niet wettig bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 16/510647-05 onder 1 primair en subsidiair is ten laste gelegd.
De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Voorts acht de rechtbank niet wettig en overtuigend bewezen hetgeen aan verdachte onder parketnummer 16/501072-05 onder primair is ten laste gelegde.
De verdachte moet daarvan eveneens worden vrijgesproken.
De rechtbank overweegt omtrent het onder parketnummer 16/510647-05 onder 2 primair tenlastegelegde het volgende.
De raadsman heeft ter terechtzitting van 5 december 2005 namens verdachte aangevoerd dat de door aangeefster [20] afgelegde verklaringen onbetrouwbaar zijn. Naar de mening van de raadsman is sprake van een groot geheel van tegenstrijdigheden in haar verklaringen, zodat haar verklaringen niet redengevend zijn voor het bewijs. De verklaring van aangeefster, zoals afgelegd ter zitting van 5 december 2005, is eveneens onbetrouwbaar te achten.
De aangeefster [2] heeft aangifte gedaan, nadat de politie in een ander onderzoek een telefoongesprek tussen haar en […] had afgeluisterd omtrent het ten laste gelegde feit, waarna de politie bij aangeefster is gekomen. Aangeefster heeft vervolgens bij de politie in februari 2005, bij de rechter-commissaris d.d. 3 oktober 2005 en ter terechtzitting d.d. 5 december 2005 een gedetailleerde verklaring afgelegd, waarbij zij verdachte als mededader heeft aangewezen. Uit deze afgelegde verklaringen over de wijze waarop de verdachte en zijn medeverdachte te werk gingen en wat haar voorts is overkomen, komt een in essentie gelijkluidend verhaal naar voren, dat wordt ondersteund door andere bewijsmiddelen.
De rechtbank neemt verder in aanmerking dat de afgeluisterde telefoongesprekken tussen aangeefster [2] en […] hebben plaatsgevonden op een moment dat aangeefster niet op de hoogte was van dit bijzondere opsporingsmiddel. Zij wist derhalve op die tijdstippen niet dat de politie meeluisterde. De tijdstippen van de telefoongesprekken komen overeen met de printgegevens van de mobiele telefoon van aangeefster.
Uit de printgegevens van mobiele telefoons van aangeefster en de medeverdachte blijkt voorts dat het eerste geregistreerde telefooncontact tussen hen plaatsvindt na het tijdstip van de overval, zoals aangeefster steeds heeft verklaard. Van eerdere telefooncontacten is uit de stukken niet gebleken.
De getuige […] heeft aangeefster op 4 december 2004 na de overval naar Amsterdam gebracht, nadat hij door haar was gebeld. Uit de printgegevens van aangeefster is een telefoongesprek tussen aangeefster en […] naar voren gekomen en getuige […] heeft voorts een verklaring afgelegd omtrent hetgeen hij die nacht heeft gehoord en gezien, hetgeen overeenkomt met de door aangeefster [2] afgelegde verklaringen.
Gelet op alle hiervoor genoemde omstandigheden acht de rechtbank de door aangeefster [2] afgelegde verklaringen betrouwbaar.
Uit de printgegevens van verdachte en zijn medeverdachte is gebleken dat zij beiden op het tijdstip van de overval in Utrecht waren en dat zij kort voor alsmede kort na de overval met elkaar telefonisch contact hebben gehad. Aangeefster heeft de verdachte voor 100 % herkend als zijnde de dader met de gouden tand in het bovengebit.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 16/510647-05 onder 2 primair ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage III van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voorts acht de rechtbank wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 16/501072-05 onder subsidiair ten laste gelegde feit heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage III van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder parketnummer 16/510647-05 onder 2 primair en het onder parketnummer 16/501072-05 onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder parketnummer 16/510647-05 onder 2 primair en het onder parketnummer 16/501072-05 onder subsidiair bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder parketnummer 16/510647-05 onder 2 primair en onder parketnummer 16/501072-05 onder subsidiair bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van parketnummer 16/510647-05 onder 2 primair:
Afpersing, terwijl het feit wordt gepleegd door twee of meer verenigde personen.
Ten aanzien van parketnummer 16/501072-05 onder subsidiair:
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft samen met een ander in de nacht een prostituee gedwongen tot afgifte van haar geld door een wapen op haar te richten. Verdachte en zijn mededader zijn de kamer op de boot binnengegaan, hebben het slachtoffer op bed geduwd en een vuurwapen op haar hoofd gezet, waarna zij haar hebben gedwongen geld af te geven.
Prostituees zijn uit hoofde van hun beroep een kwetsbare groep, die veel in de avond en de nacht alleen aan het werk zijn. Verdachte en zijn mededader deden zich in aanvang voor als bona fide klanten, waarna de afpersing volgde.
Verdachte en zijn mededader hebben misbruik gemaakt van de positie van hun slachtoffer. Feiten als het onderhavige verwekken beroering en brengen angst teweeg, in het bijzonder in de kringen van de prostituees. Bovendien veroorzaken dergelijke feiten gevoelens van angst en onveiligheid in de samenleving en kunnen ernstige psychische gevolgen hebben voor de slachtoffers.
De rechtbank houdt in het voordeel van de verdachte rekening met het feit dat hij bij de afpersing een minder grote rol heeft gespeeld dan zijn mededader. Daar staat echter tegenover dat verdachte eerder is veroordeeld op na te melden wijze.
Voorts heeft verdachte een mobiele telefoon voorhanden gehad, waarvan hij wist dat deze door misdrijf verkregen waren. Heling maakt het plegen van diefstallen en inbraken lucratief en houdt een afzetmarkt voor gestolen voorwerpen in stand.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 14 april 2005, waaruit blijkt dat de verdachte eerder is veroordeeld ter zake van geweldsdelicten, laatstelijk op 28 april 2004 ter zake van een poging tot zware mishandeling tot een gevangenisstraf voor de duur van twee weken voorwaardelijk met een proeftijd van 2 jaren en een werkstraf van 80 uren.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Stichting Reclassering Nederland, unit Utrecht, d.d. 22 juni 2005, opgemaakt door M. Lindeborg, reclasseringswerker;
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder parketnummer 16/510647-05 onder 1 primair en 2 primair en onder parketnummer 16/501072-05 onder primair ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van 4 jaren met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, nu de verdachte ten aanzien van de onder parketnummer
16/510647-05 onder 1 primair en subsidiair en onder parketnummer 16/501072-05 onder primair tenlastegelegde wordt vrijgesproken.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te Arnhem van 28 april 2004 is de verdachte veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de tijd van 2 weken, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Blijkens een kennisgeving als bedoeld in artikel 366a, eerste lid, van het Wetboek van Strafvordering is de proeftijd ingegaan op 13 mei 2004.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf wordt gelast.
Nu de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd opnieuw aan een strafbaar feit heeft schuldig gemaakt, te weten het hiervoor onder parketnummer 16/510647-05 onder 2 primair bewezenverklaarde feit, heeft de veroordeelde voornoemde voorwaarde overtreden.
De rechtbank zal de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke gevangenisstraf van 2 weken gelasten.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14g en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 16/510647-05 onder 1 primair en subsidiair en onder parketnummer 16/501072-05 onder primair ten laste gelegde feiten heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder parketnummer 16/510647-05 onder 2 primair en onder parketnummer 16/501072-05 onder subsidiair ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage III van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 16/510647-05 onder 2 primair en onder parketnummer 16/501072-05 onder subsidiair meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder parketnummer 16/510647-05 onder 2 primair en onder parketnummer 16/501072-05 onder subsidiair bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 18 MAANDEN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Ten aanzien van parketnummer 05/052001-04:
Gelast de tenuitvoerlegging van de gevangenisstraf, groot 2 weken, voor zover deze voorwaardelijk is opgelegd bij voornoemd vonnis d.d. 28 april 2004.
Dit vonnis is gewezen door mrs. E.F. Bueno, voorzitter, W.P.H. Pronk en J.P.H. van Driel van Wageningen, rechters, bijgestaan door mr. A. van Beek als griffier
en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 19 december 2005.
Mr. W.P.H. Pronk is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.