ECLI:NL:RBUTR:2005:AU4848

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 oktober 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/301501-04
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor het bezit en verspreiden van kinderporno en ontuchtige handelingen met minderjarigen

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 24 oktober 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een verdachte die gedurende een periode van ruim twee jaar een grote hoeveelheid afbeeldingen van seksuele gedragingen van jongens onder de 18 jaar op zijn computer had verzameld. De verdachte had daarnaast via internet contact gelegd met vijf jongens in de leeftijd van 12 tot 15 jaar, met de bedoeling hen te bewegen tot het maken van een afspraak, waarbij hij zijn beroep als medisch specialist in opleiding gebruikte om vertrouwen te wekken. Tijdens deze afspraken heeft de verdachte ontuchtige handelingen gepleegd, waaronder het seksueel binnendringen van de jongens.

De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van drie jaar, waarvan één jaar voorwaardelijk. De rechtbank oordeelde dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig was aan de tenlastegelegde feiten, die onder andere het bezit en de verspreiding van kinderporno omvatten. De rechtbank heeft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan in overweging genomen, evenals de kwetsbaarheid van de slachtoffers.

De rechtbank heeft ook de geldigheid van de dagvaarding en het bewijsverweer van de raadsvrouwe beoordeeld, maar heeft deze verweren verworpen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte niet eerder was veroordeeld en heeft rekening gehouden met de noodzaak van behandeling om recidive te voorkomen. De rechtbank heeft de teruggave van bepaalde in beslag genomen goederen gelast, terwijl andere goederen onttrokken aan het verkeer zijn verklaard. De uitspraak is gedaan in tegenspraak met de verdachte, die gedetineerd was in de PI Utrecht.

Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT
Parketnummer: 16/301501-04
Datum uitspraak: 24 oktober 2005
Tegenspraak
Raadsvrouwe: mr. A.M.R. van Ginneken
G/T: ja
VERKORT VONNIS
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
wonende te Utrecht,
thans gedetineerd in PI Utrecht, Huis van Bewaring locatie Nieuwegein, Nieuwegein.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 14 juni 2005 en na heropening bij tussenvonnis van 28 juni 2005 op de terechtzitting van 10 oktober 2005.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Nu in die dagvaarding voor de opgave van de feiten 1 en 2 is volstaan met een omschrijving zoals bedoeld in artikel 261, derde lid van het Wetboek van Strafvordering is de officier van justitie van oordeel dat de tenlastelegging weergegeven onder de feiten 1 en 2 dient te worden gewijzigd.
Op vordering van de officier van justitie is voornoemde wijziging, zijnde een vordering nadere omschrijving tenlastelegging conform artikel 314a van het Wetboek van Strafvordering van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, ter terechtzitting van 14 juni 2005 toegestaan.
Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
De geldigheid van de dagvaarding
De raadsvrouwe heeft ter terechtzitting van 14 juni 2005 aangevoerd dat verdachte van hetgeen hem onder feit 1 achter de gedachtestreepjes 1 t/m 3 ten laste is gelegd moet worden vrijgesproken, nu de betreffende passages ("afbeeldingen van seksuele gedragingen...betreffende onder meer afbeeldingen die een poserende houding aannemen als bedoeld in artikel 240b van het Wetboek van Strafrecht") onvoldoende feitelijk zijn. Daar wordt niet beschreven om wat voor gedragingen ofwel poserende houdingen het concreet zou gaan. De officier van justitie heeft de tekst van de tenlastelegging enkel nader willen specificeren door verwijzingen te maken naar de aanwijzingen van het College van P-G's en de wettekst als bedoeld in artikel 240b. Aldus is het onduidelijk wat achter deze gedachtestreepjes ten laste wordt gelegd.
De rechtbank interpreteert - zoals ook reeds in het tussenvonnis van 28 juni 2005 is opgemerkt - het verweer van de raadsvrouwe als een beroep op de nietigheid dan wel partiële nietigheid van de dagvaarding. De rechtbank verwerpt dit verweer.
Gelet op de aanhef van hetgeen onder feit 1 ten laste is gelegd, te weten de omschrijving van "afbeeldingen op diverse gegevensdragers en/of computers bevattende afbeeldingen van seksuele gedragingen, bij welke vorenbedoelde afbeeldingen telkens een persoon die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet had bereikt, was betrokken" bezien in samenhang met hetgeen vervolgens onder de eerste drie gedachtestreepjes nader is uitgewerkt en geformuleerd ten aanzien van de leeftijden van de jongens op de afbeeldingen en de poserende houdingen die (al of niet met een leeftijdsgenoot) worden aangenomen en vervolgens nader worden gespecificeerd, acht de rechtbank de tenlastelegging (ten aanzien van de eerste drie gedachtestreepjes) voldoende feitelijk van aard.
Daarbij komt dat de rechtbank - op grond van het behandelde ter terechtzitting - niet is gebleken dat het aan verdachte onduidelijk was wat hem onder genoemde gedachtestreepjes wordt verweten.
Bewijsverweer
Ter terechtzitting van 14 juni 2005 heeft de raadsvrouwe van verdachte tevens betoogd dat er in casu sprake is geweest van onrechtmatig verkregen bewijs.
De raadsvrouwe heeft hiertoe aangevoerd dat het onderzoek jegens cliënt is gestart met het betreden van de woning van cliënt en vervolgens het in beslag nemen van zijn computer.
Dit binnentreden is met toestemming van een huisgenoot (de heer [M]), maar zonder toestemming van cliënt zelf geschied. Daar de politie wist dat het mogelijk om een strafbaar feit zou gaan (dezelfde huisgenoot had zonder toestemming van cliënt diens privébestanden op de computer bekeken en kinderporno aangetroffen, waarvan hij vervolgens de politie op de hoogte had gesteld) en wetende dat cliënt - die naar zeggen van de huisgenoot 24-uurs dienst had - die dag niet thuis zou komen, had de politie niet zonder meer de toestemming van de heer [M] mogen opvatten als toestemming van cliënt.
De inbeslagname van de computer is aldus onrechtmatig geweest en ook de overige bewijsmiddelen zijn grotendeels het gevolg van deze onrechtmatige inbeslagname geweest, hetgeen tot bewijsuitsluiting dient te leiden.
De rechtbank verwerpt dit verweer.
Blijkens het huurcontract was de heer [M] in december 2004 de rechtmatige huurder van een kamer in de woning van verdachte. De heer [M] was aldus niet alleen gerechtigd toestemming aan de politie te verlenen de woning te betreden, maar ook - zoals uit het huurcontract blijkt - was [M] gerechtigd tot gebruikmaking van de woonkamer waar de computer van de verdachte zich bevond.
De door de raadsvrouwe aangevoerde omstandigheden brengen niet mee dat het binnentreden onrechtmatig zou zijn geweest. Ook het in beslag nemen van de computer is niet onrechtmatig geweest, daar er sprake was van - blijkens een door [M] aan de politieagenten afgelegde verklaring - een redelijk vermoeden van schuld dat zich op de computer kinderporno zou bevinden. Dat [M] volgens de raadsvrouwe van verdachte geen toestemming had om de privé-bestanden van verdachte op diens computer te bekijken en daardoor jegens verdachte onrechtmatig heeft gehandeld, maakt het voorgaande niet anders.
De bewezenverklaring
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage III van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1 en 2 telkens meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1 en 2 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op:
Ten aanzien van het onder 1 ten laste gelegde:
Een afbeelding en een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van achttien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken of schijnbaar is betrokken, verspreiden, vervaardigen en in het bezit hebben, meermalen gepleegd
Ten aanzien van het onder 2 ten laste gelegde:
Met iemand, die de leeftijd van twaalf jaren maar nog niet die van zestien jaren heeft bereikt, buiten echt, ontuchtige handelingen plegen die bestaan uit of mede bestaan uit het seksueel binnendringen van het lichaam, meermalen gepleegd
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit.
De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
- Verdachte heeft gedurende een periode van ruim twee jaren een grote hoeveelheid afbeeldingen
van diverse seksuele gedragingen van jongens die kennelijk de leeftijd van 18 jaar nog niet hadden bereikt, op zijn computer verzameld en voorhanden gehad. Hierop waren met name jonge jongens, waarvan de jongste ongeveer 7 jaar oud leek te zijn, te zien die alleen of samen met een leeftijdsgenoot poseerden, veelal naakt en met de nadruk op hun geslachtsorgaan, of (vergaande) seksuele handelingen verrichten. Daarnaast heeft verdachte dit soort afbeeldingen
van seksuele gedragingen verspreid via internet. Bovendien heeft hij 22 soortgelijke afbeeldingen vervaardigd; op deze afbeeldingen, die door verdachte in zijn huis zijn gemaakt, poseert de betreffende jongen of verricht hij seksuele handelingen met verdachte zelf.
- Door het actief zoeken naar dit soort afbeeldingen op het internet, door het verspreiden en zelf vervaardigen ervan heeft verdachte bijgedragen aan de instandhouding en ontwikkeling van een dergelijk aanbod. Daardoor is een inbreuk op de lichamelijke integriteit van de afgebeelde jongens ontstaan, die door de publicatie op het internet nog jarenlang blijft doorgaan.
- Voorts heeft verdachte in diezelfde periode en nog enige tijd daarvoor, diverse malen via internet bewust contact gelegd met vijf jongens, variërend in leeftijd van 12 tot 15 jaar. Verdachte probeerde deze vijf jongens door intensief en aanhoudend chat-contact met seksuele inhoud te bewegen tot het maken van een afspraak met hem, waarbij hij door nadruk te leggen op zijn beroep van medisch specialist in opleiding een zeker vertrouwen wekte. Wanneer de afspraak dan vervolgens plaatsvond, heeft verdachte met ieder van de jongens diverse ontuchtige handelingen gepleegd, die mede bestonden uit het seksueel binnendringen van het lichaam.
Dat het hier volgens verdachte ging om jongeren die vanwege hun seksuele geaardheid op zoek waren naar contact en dat dergelijke contacten in kringen van homoseksuelen niet ongebruikelijk worden geacht, kan naar het oordeel van de rechtbank geenszins als een strafverminderende omstandigheid worden aangemerkt. De wetgever heeft de strafbepalingen omtrent ontucht en seksuele gedragingen tussen personen van 12 tot 16 jaar en volwassenen immers juist gegeven ter bescherming van deze kwetsbare, in ontwikkeling zijnde pubers. Als verdachte hen al heeft willen helpen bij de ontwikkeling van hun (homo)seksualiteit zoals hij stelt , dan had dat nooit mogen gebeuren door met hen seksuele handelingen te verrichten. De rechtbank leidt uit de inhoud van de chat-contacten echter veeleer af dat het verdachte zelf was die op zoek was naar bevrediging van zijn eigen behoeften en zich daarbij niets gelegen heeft laten liggen aan de wettelijke bepalingen, noch aan de kwetsbaarheid van de slachtoffers in de ontwikkeling van hun (seksuele) identiteit.
- Verdachte heeft - handelend zoals hij deed - in ernstige mate inbreuk gemaakt op de lichamelijk integriteit van de slachtoffers. Bovendien heeft hij in ernstige mate misbruik gemaakt van het door hem gewekte vertrouwen en het geestelijke overwicht dat hij door leeftijd, opleiding en beroep op de slachtoffers had.
- Het is een feit van algemene bekendheid dat slachtoffers van dergelijke delicten ernstige en mogelijke blijvende - met name psychische - schade kunnen oplopen. Daarvan lijkt ook bij slachtoffers in deze zaak sprake van te zijn.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 29 december 2004, waaruit blijkt dat de verdachte nooit eerder is veroordeeld voor enig strafbaar feit.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de Reclassering Nederland, unit Utrecht, d.d. 11 maart 2005, opgemaakt door K. Dekker, reclasseringswerker. Inhoudende - kort en zakelijk weergegeven - : Betrokkene is zeer actief in zijn zoektocht naar intimiteit en homoseksuele contacten. Hij gebruikt allerlei middelen om deze contacten tot stand te laten komen en schuwt daarbij niet de leeftijdsgrens van onder de 16 jaar. Hij legt de verantwoorde-lijkheid grotendeels buiten zichzelf en bagatelliseert de feiten waarvan hij verdacht wordt. Behandeling bij De Waag wordt noodzakelijk geacht;
- een faxbericht d.d. 07 oktober 2005, opgemaakt door C.H.M. van der Velden, reclasseringswerker, Reclassering Nederland;
- een omtrent verdachte opgemaakt psychologisch rapport d.d. 25 februari 2005 van drs. F.C.P. Zuidhof, justitieel forensisch psycholoog, inhoudende - kort en zakelijk weergegeven - : bij onderzochte is sprake van een scheefgroei in de persoonlijkheid welke zich het best laat kwalificeren in een lichte persoonlijkheidsstoornis NAO (= onrijpe en naïef narcistische trekken). Voorts is er sprake van pedofilie; meer specifiek een nagenoeg exclusieve homo-pedoseksuele gerichtheid((pre-)pubertairen). De naïeve attitude, de gemakkelijke toegankelijkheid en de emotionele congruentie t.a.v. pre-pubertairen, alsmede de daaruit voortvloeiende lichte oordeel- en kritiekstoornis hebben bij onderzochte geleid tot grensoverschrijdende hands-off en hands-on gedragingen in de pedoseksuele sfeer. Onderzochte kan beschouwd worden als zijnde licht verminderd toerekeningsvatbaar. Recidive kan niet uitgesloten worden. Ter preventie van recidive wordt geadviseerd aan onderzochte binnen het strafvonnis op te leggen een verplichte behandeling bij De Waag, waarbij er gewerkt kan worden aan verhoging van de zelfcontrole aangaande grensoverschrijdende seksuele gedragingen c.q. delictvorming in de meer pedoseksuele sfeer, met een lange proeftijd.
- een omtrent verdachte opgemaakt aanvullend psychologisch rapport d.d. 26 september 2005 van drs. F.C.P. Zuidhof, justitieel forensisch psycholoog, inhoudende - kort en zakelijk weergegeven - dat vanuit aanvullend psychologisch onderzoek specifiek gericht op de beoordeling van het recidiverisico geen nieuwe significante gezichtspunten naar voren gekomen zijn. Er zijn geen nieuwe argumenten om onderzochte ten aanzien van het hem ten laste gelegde anders te beschouwen als licht verminderd toerekeningsvatbaar. Behandeling bij de Waag wordt nog steeds aangewezen geacht.
- een omtrent verdachte opgemaakt psychiatrisch rapport d.d. 21 september 2005 van drs. F.R. Kruisdijk, forensisch psychiater, inhoudende - kort en zakelijk weergegeven: ten tijde van de ten laste gelegde feiten bestond geen ziekelijke stoornis, wel een karakterneurotische ontwikkelingsgang die als een persoonlijkheidsstoornis NAO is te omschrijven. Tevens een (marginale) pedofilie van een niet-exclusief type waarbij betrokkene zich aangetrokken voelt tot post-pubarche jongens. In psychodynamisch opzicht lijkt de dynamiek meer op die tussen een oudere adolescent (betrokkene) en een puber. Betrokkenes gestagneerde ontwikkeling vormde een drang naar contacten met jongens, ook onder de 16 jaar, waarbij de dynamiek bestond uit een soort oudere adolescent die op puberale wijze uitageerde met jongens die (sex)-contact zochten. Betrokkene kan op grond van bovenstaande als enigszins verminderd toerekeningsvatbaar worden ingeschat. De recidivekans is gering. Buiten het niet-exclusieve karakter van betrokkenes seksuele voorkeur lijkt ook vooral een ontwikkelingsdynamische problematiek te hebben gespeeld die inmiddels deels in remissie is.
De rechtbank neemt de conclusies van voornoemde deskundigen over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot - kort gezegd - een gevangenisstraf voor de duur van drie jaren met aftrek van het voorarrest, waarvan 1 jaar voorwaardelijk met een proeftijd van drie jaren en met de bijzondere voorwaarde van reclasseringstoezicht.
De rechtbank acht, alles afwegende, een deels voorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Onttrekking aan het verkeer:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- de Fujitsu computer,
- de cd-roms,
zullen worden onttrokken aan het verkeer, aangezien met behulp van deze voorwerpen het onder 1 bewezenverklaarde is begaan en voorbereid en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
De rechtbank merkt daarbij op dat een en ander de eventuele rechten van het Universitair Medisch Centrum op bepaalde op de Fujitsu computer staande bestanden onverlet laat.
Teruggave inbeslaggenomen goederen:
Met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- digitale camera,
- de Dell computer,
- de desktop Doshtech,
- de telefoon,
zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen.
Met betrekking tot de Dakokaart acht de rechtbank het Universitair Medisch Centrum te Utrecht degene die redelijkerwijs als rechthebbende kan worden aangemerkt. De rechtbank zal de teruggave van dit voorwerp aan genoemde rechtspersoon gelasten.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 14a, 14b, 14c, 14d, 36b, 36c, 36d, 57, 240b, 245 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1 en 2 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage III van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1 en 2 telkens meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van DRIE JAREN.
Bepaalt dat van deze gevangenisstraf een gedeelte, groot EEN JAAR, niet ten uitvoer zal worden gelegd, tenzij later anders mocht worden gelast.
Stelt daarbij een proeftijd vast van drie jaren.
Bepaalt dat de tenuitvoerlegging kan worden gelast indien:
- de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd aan een strafbaar feit schuldig maakt.
- de veroordeelde na te melden bijzondere voorwaarde niet naleeft:
- dat de veroordeelde zich gedurende de proeftijd gedraagt naar de door of namens de Stichting Reclassering Nederland te geven aanwijzingen, zolang die reclasseringsinstelling dat nodig acht, ook indien dat inhoudt behandeling bij De Waag, met opdracht aan voornoemde instelling de veroordeelde bij de naleving van de voorwaarden hulp en steun te verlenen.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart onttrokken aan het verkeer: de cd-roms en de Fujitsu computer.
Gelast de teruggave van de digitale camera, de Dell computer, de desktop Doshtech en de telefoon aan verdachte.
Gelast de teruggave van de Dakokaart aan het Universitair Medisch Centrum te Utrecht.
Dit vonnis is gewezen door mrs A. Wassing, V.M.M. van Amstel en H. Manuel, bijgestaan door mr. M.P.A. Snijers als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 oktober 2005.