Parketnummer: 16/028597-01 en 16/301298-03 (ttz. gevoegd)
Datum uitspraak: 1 juli 2005
Tegenspraak
Raadsman: mr. M.Th.M. Zumpolle
G/T: Nee
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
[verdachte]
zonder vaste woon- of verblijfplaats in Nederland,
Het onderzoek ter terechtzitting heeft plaatsgevonden op 25 maart 2005 en is wegens gewijzigde samenstelling van de rechtbank opnieuw aangevangen op 17 juni 2005.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 17 juni 2005.
De rechtbank heeft ter terechtzitting van 17 juni 2005 de zaken, die bij afzonderlijke dagvaardingen onder bovenvermelde parketnummers zijn aangebracht, gevoegd.
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 16/028597-01:
Aan de verdachte is in eerste instantie een dagvaarding d.d. 11 februari 2002 uitgebracht. De rechtbank zal deze dagvaarding hierna aanduiden als dagvaarding A. Over deze dagvaarding A heeft de rechtbank bij vonnis van 30 augustus 2002 geoordeeld dat die dagvaarding in zijn geheel nietig was, omdat -kort gezegd- het tenlastegelegde feit daarin niet voldoende feitelijk was omschreven. Bij arrest van het Gerechtshof te Amsterdam, zitting houdende te Arnhem, d.d. 1 oktober 2003 is dit vonnis bevestigd.
Bij arrest van de Hoge Raad der Nederlanden d.d. 28 september 2004 zijn voormeld arrest, alsmede het daarbij bevestigde vonnis, vernietigd, voor zover de inleidende dagvaarding nietig is verklaard ten aanzien van een bepaald, in het arrest omschreven gedeelte van de tenlastelegging. Vervolgens is de zaak teruggewezen naar deze rechtbank opdat de zaak met inachtneming van het arrest op de bestaande dagvaarding wordt berecht en afgedaan.
De ontvankelijkheid van de officier van justitie en de tenlastelegging
Voorafgaande aan de terechtzitting van 25 maart 2005 heeft de officier van justitie een nieuwe dagvaarding d.d. 11 maart 2005 uitgebracht betreffende hetzelfde feitencomplex als waarop dagvaarding A zag, met toevoeging van feitelijke omschrijvingen, teneinde tot een geheel geldige dagvaarding te komen. Die dagvaarding wordt hierna aangeduid als dagvaarding B.
Ten aanzien van dagvaarding B is de officier van justitie bij tussenbeslissing van deze rechtbank d.d. 17 juni 2005 niet-ontvankelijk verklaard in de vervolging voor wat betreft het gedeelte van de tenlastelegging dat dezelfde soort afbeeldingen betreft als het geldige gedeelte van de tenlastelegging, die is opgenomen in dagvaarding A. Bij dezelfde tussenbeslissing heeft de rechtbank besloten de nieuwe dagvaarding, gelet op de oproepingsfunctie daarvan, voor dit gedeelte aan te merken als een oproeping voor de behandeling van het geldige gedeelte van de oorspronkelijke dagvaarding (dagvaarding A).
Beide tenlasteleggingen waarop thans recht wordt gedaan zijn hieronder opgenomen.
Aan de verdachte wordt ten laste gelegd dat
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni tot en met 19 november 2001
te Utrecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens)
heeft verspreid en/of in voorraad heeft gehad meerdere, althans een afbeelding(en) en/of gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), van (een) seksuele gedraging(en) waarbij een of meer personen
die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet had(den) bereikt, zijn/is
betrokken,
te weten foto's en/of (digitale) afbeeldingen/foto's van een of meer (naakte
en/of deels naakte) personen die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog
niet hadden bereikt en
- die op zodanige wijze poseren en/of zijn afgebeeld, dat hun ontblote geslachtsdelen nadrukkelijk en/of uitdagend in beeld zijn gebracht (op een wijze kennelijk bedoeld althans mede bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken) en/of
- die (een) seksuele gedraging(en) met zichzelf en/of een of meer andere personen verrichten en/of laten verrichten (op een wijze kennelijk bedoeld althans mede bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken en/of bestaande die seksuele gedraging(en) ondermeer uit
- het seksueel binnendringen van het lichaam van zichzelf en/of het dulden van dat seksueel binnendringen door een ander persoon en/of
- het seksueel binnendringen van het lichaam van een ander persoon,
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van
voornoemd(e) misdrijf/misdrijven een gewoonte gemaakt;
hij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 01 juni tot en met 19 november 2001
te Utrecht, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal (telkens)
heeft verspreid en/of in voorraad heeft gehad meerdere, althans een afbeelding(en) en/of gegevensdrager(s) bevattende (een) afbeelding(en), van (een) seksuele gedraging(en) waarbij een of meer personen
die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet had(den) bereikt, zijn/is
betrokken, te weten foto's en/of (digitale) afbeeldingen/foto's van een of meer (naakte
en/of deels naakte) personen die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog
niet hadden bereikt en
- die op zodanige wijze poseren en/of zijn afgebeeld, dat hun ontblote geslachtsdelen nadrukkelijk en/of uitdagend in beeld zijn gebracht (op een wijze kennelijk bedoeld althans mede bedoeld om seksuele prikkeling op
te wekken) en/of
- die (een) seksuele gedraging(en) met zichzelf en/of een of meer andere personen verrichten en/of laten verrichten (op een wijze kennelijk bedoeld althans mede bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken) bestaande die seksuele gedraging(en) door en/of met een of meer personen die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet had(den) bereikt ondermeer uit
- het door een volwassen vrouw likken van de vagina van een naakt meisje van ongeveer twaalf jaar oud en/of
- het door een naakt meisje van ongeveer tien jaar oud likken van de anus van een volwassen man en/of
- het door een meisje van ongeveer acht jaar naar haar mond brengen van de ontblote penis van een volwassen man en/of
-het masturberen door een op een stoel zittende/liggende vrijwel naakte jongen van ongeveer twaalf jaar oud en/of
-het door een meisje van ongeveer vier jaar oud laten likken van de stijve penis van een volwassen man en/of
-het spuiten van sperma in het gezicht van een liggend kind van ongeveer 2 jaar oud,
hebbende hij, verdachte en/of zijn mededader(s) van het plegen van voornoemd(e) misdrijf/misdrijven een gewoonte gemaakt;
Ten aanzien van de zaak onder parketnummer 16/301298-03:
Voorts is aan de verdachte ten laste gelegd dat
hij zich op of omstreeks 14 juni 2003, althans juni 2003, te Utrecht, althans
in het arrondissement Utrecht, opzettelijk oneerbaar met ontbloot
geslachtsdeel - als zodanig - (duidelijk) waarneembaar en/of zichtbaar op of
aan een plaats voor het openbaar verkeer bestemd, te weten de [adres]
aldaar, immers bevond, althans stond, hij, verdachte, met ontbloot
geslachtsdeel voor/achter een raam van perceel [adres], hetgeen vanaf
de openbare weg (duidelijk) waarneembaar en/of zichtbaar was en/of vervolgens
heeft hij, verdachte, (met) een zaklantaarn op zijn lichaam geschenen;
Hetgeen aan verdachte onder parketnummer 16/301298-03 is ten laste gelegd is niet wettig bewezen. De verdachte moet daarvan worden vrijgesproken.
Ten aanzien van parketnummer 16/028597-01:
De raadsman heeft als verweer naar voren gebracht, dat -kort gezegd- de anonieme tip van een hacker onvoldoende verdenking opleverde om een doorzoeking van de woning van verdachte te rechtvaardigen en dat het bij die doorzoeking aangetroffen bewijsmateriaal derhalve, als onrechtmatig verkregen, van het bewijs moet worden uitgesloten.
De rechtbank verwerpt dit verweer. Een kopie van de desbetreffende tip is als bijlage bij het proces-verbaal van politie gevoegd. De rechtbank oordeelt dat voor het ontstaan van een redelijk vermoeden van schuld aan een strafbaar feit deze tip, zeker in combinatie met het bij de politie bekende strafrechtelijke verleden van de verdachte, voldoende specifiek was om daarop een redelijk vermoeden van schuld betreffende het bezit van kinderpornografisch beeldmateriaal te baseren.
Voorts hebben verdachte en zijn raadsman als verweer opgeworpen, dat het vereiste opzet op het in voorraad hebben van kinderporno ontbreekt. Hiertoe hebben zij betoogd, dat verdachte de op zijn computer aangetroffen kinderporno heeft binnengekregen door bij openbare nieuwsgroepen te kijken, daarin te markeren wat hij wilde zien, waarbij hij grofmazig te werk is gegaan. Vervolgens heeft hij bepaalde bestanden gedownload en op de harde schijf bewaard, om de ontvangen bestanden pas later te bekijken. In de nieuwsgroepen zou verdachte niet hebben gezocht naar kinderporno, hij zou niet op "subject" hebben gezocht, maar had volgens zijn zeggen uitsluitend oog voor attachments van een bepaalde omvang. Hij meende dat hij er vanuit mocht gaan dat zich geen kinderporno op die nieuwsgroepen zou bevinden. Kortom, het opslaan van kinderporno op zijn computer zou per ongeluk zijn geschied.
De rechtbank acht deze lezing van verdachte niet geloofwaardig, alleen al omdat verdachte geen verklaring heeft gegeven voor het feit dat op zijn computer ruim 7475 afbeeldingen en 621 filmfragmenten zijn aangetroffen die volgens het onderzoekend politieteam kunnen worden gekwalificeerd als kinderpornografie (zie p. 16 van proces-verbaal 7225B), terwijl er slechts enkele duizenden niet als zodanig aan te merken bestanden zijn aangetroffen. Het opslaan van een dergelijk groot aantal bestanden met kinderpornografisch materiaal kan naar het oordeel van de rechtbank niet anders dan opzettelijk zijn geschied.
Ten aanzien van het verwijt dat verdachte ook kinderpornografie heeft verspreid is door verdachte het verweer gevoerd, dat hij niet zelf heeft deelgenomen aan de op zijn computer aangetroffen "chatsessies", die zijn opgenomen in het proces-verbaal van politie en welke het bewijsmateriaal zouden vormen voor het "verspreiden" van kinderpornografie. Hij zou deze "chatsessies" aangeboden en toegezonden hebben gekregen van anderen, deze bestanden "gerenamed" hebben (de rechtbank begrijpt: een andere naam hebben gegeven) en op zijn computer hebben opgeslagen zonder ze eerst te bekijken, waardoor het er op lijkt dat hij zelf aan deze chatsessies heeft deelgenomen.
De rechtbank verwerpt ook dit verweer, aangezien verdachte hieromtrent in eerste instantie een andere lezing heeft gegeven. Verdachte heeft immers tijdens de behandeling ter terechtzitting op 24 april 2002 betoogd dat andere personen via ICQ volledige chatsessies, zonder zijn medeweten of toestemming, via het internet op de harde schijf van zijn computer hebben gezet. Naar aanleiding van dit verweer is in augustus 2002 een deskundigenrapport uitgebracht met als conclusie, dat er zeer sterke aanwijzingen zijn dat de onderzochte ICQ-sessies door normaal ICQ-gebruik tot stand zijn gekomen. Dat verdachte nu met een andere lezing komt maakt zijn verweer niet geloofwaardig.
Daar komt bij dat zich bij het proces-verbaal van politie ( zie p.5 e.v. van proces-verbaal 7225 A) een print bevindt van een fragment van ICQ-berichtenverkeer op 05-06-2001, waarin is terug te lezen dat om 19.34.29 uur degene die achter de computer zit schrijft "ik heb vicky-anal etc", om vervolgens 19.36.04 uur een file met de filename: "vicky.anal.rm" te verzenden. Bij het onderzoek door de politie werd op de computer van de verdachte de file VCKY.anal.rm aangetroffen. Het bleek een digitale video-film met pornografische gedragingen van een volwassene met een zeer jong meisje te zijn.
Verdachte heeft gesteld dat hij de enige persoon was die van de onderhavige computer gebruik heeft gemaakt. Op grond van het voorgaande acht de rechtbank het verweer dat verdachte niet zelf -als afzender- heeft deelgenomen aan de op zijn computer aangetroffen chatsessies, niet aannemelijk.
Gelet op de grote hoeveelheid bij verdachte aangetroffen kinderpornografisch beeldmateriaal acht de rechtbank ook bewezen dat hij van het plegen van de bewezenverklaarde misdrijven een gewoonte heeft gemaakt.
De rechtbank acht wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 16/028597-01 (dagvaardingen A en B) ten laste gelegde feit heeft begaan, namelijk dat
hij
op tijdstippen in de periode van 01 juni tot en met 19 november 2001 te Utrecht,
meermalen, telkens heeft verspreid en/of in voorraad heeft gehad
afbeeldingen en gegevensdragers bevattende afbeeldingen, van seksuele gedragingen waarbij een of meer personen die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet hadden bereikt, zijn betrokken,
te weten digitale afbeeldingen/foto's van een of meer naakte
en/of deels naakte personen die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog
niet hadden bereikt en
- die op zodanige wijze poseren en/of zijn afgebeeld, dat hun ontblote geslachtsdelen nadrukkelijk en/of uitdagend in beeld zijn gebracht (op een wijze kennelijk bedoeld althans mede bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken) en/of
- die (een) seksuele gedraging(en) met zichzelf en/of een of meer andere personen verrichten en/of laten verrichten (op een wijze kennelijk bedoeld althans mede bedoeld om seksuele prikkeling op te wekken, bestaande die seksuele gedraging(en) ondermeer uit
- het seksueel binnendringen van het lichaam van zichzelf en/of het dulden van dat seksueel binnendringen door een ander persoon of
- het seksueel binnendringen van het lichaam van een ander persoon of
- het door een volwassen vrouw likken van de vagina van een naakt meisje van ongeveer twaalf jaar oud en
- het door een naakt meisje van ongeveer tien jaar oud likken van de anus van een volwassen man en
- het door een meisje van ongeveer acht jaar naar haar mond brengen van de ontblote penis van een volwassen man en
- het masturberen door een op een stoel zittende/liggende vrijwel naakte jongen van ongeveer twaalf jaar oud en
- het door een meisje van ongeveer vier jaar oud laten likken van de stijve penis van een volwassen man en
- het spuiten van sperma in het gezicht van een liggend kind van ongeveer 2 jaar oud
hebbende hij, verdachte van het plegen van voornoemde misdrijven een gewoonte gemaakt;
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder parketnummer 16/028597-01 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van het feit
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder parketnummer 16/028597-01 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder parketnummer 16/028597-01 bewezenverklaarde levert het navolgende strafbare feit op.
Een gewoonte maken van het misdrijf van: een afbeelding of een gegevensdrager, bevattende een afbeelding van een seksuele gedraging, waarbij iemand die kennelijk de leeftijd van zestien jaar nog niet heeft bereikt, is betrokken, verspreiden en in voorraad hebben.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sanctie
Bij het bepalen van de op te leggen straf heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van het feit, de omstandigheden waaronder dit is begaan en de persoon van de verdachte.
Wat betreft de ernst van het feit en de omstandigheden waaronder dit is begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
Verdachte heeft meer dan 8000 afbeeldingen en filmpjes met kinderpornografie op zijn computer opgeslagen gehad. Het mag als algemeen bekend worden verondersteld dat bij de productie daarvan enorm veel en vaak onherstelbaar leed aan vaak (zeer) jeugdige slachtoffers wordt aangedaan en dat kinderen door betrokkenheid bij de op de afbeeldingen voorkomende seksuele gedragingen grote psychische schade kunnen oplopen die ook vele jaren later nog diepe sporen nalaat. Kinderen dienen derhalve tegen deze bijzonder ernstige vorm van misbruik beschermd te worden. Verdachte heeft er blijk van gegeven op geen enkele wijze rekening te willen houden met de eventuele gevolgen voor de slachtoffers en alleen uit te zijn op eigen lustbevrediging.
Voorts heeft de rechtbank laten meewegen dat verdachte blijkens de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 23 november 2001, in de jaren 1994 en 1995 meerdere malen is veroordeeld terzake van soortgelijke delicten.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder de parketnummers 16/28597-01 en 16/301298-03 ten laste gelegde feiten wordt veroordeeld tot -kort gezegd- een gevangenisstraf voor de duur van 18 maanden met aftrek van het voorarrest.
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
Naar het oordeel van de rechtbank kan met deze straf, die lager is dan door de officier van justitie is gevorderd, worden volstaan, gelet op de ouderdom van het bewezenverklaarde en omdat de rechtbank verdachte zal vrijspreken van het onder parketnummer 16/301298-03 tenlastegelegde.
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, vermeld onder de nummers 1 tot en met 41 in bijlage I van dit vonnis, zullen worden verbeurd verklaard, aangezien met behulp van deze voorwerpen, die aan verdachte toebehoren, het onder parketnummer 16/028597-01 bewezenverklaarde is begaan.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf is gegrond op de artikelen 33, 33a en 240b (oud) van het Wetboek van Strafrecht
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 16/301298-03 ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart bewezen dat de verdachte het onder parketnummer 16/028597-01 ten laste gelegde feit, zoals hiervoor vermeld, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder parketnummer 16/028597-01 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder parketnummer 16/028597-01 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit het hierboven vermelde strafbare feit oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van 1 jaar.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Verklaart verbeurd de in bijlage I onder de nummers 1 tot en met 41 genoemde goederen.
Gelast de teruggave aan verdachte van de overige in bijlage I genoemde goederen.
Dit vonnis is gewezen door mrs J.R. Krol, C.W. Bianchi en R. Kool, bijgestaan door mr. E.J. Willekers als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 juli 2005.
Mr. Kool is buiten staat dit vonnis mede te ondertekenen.