ECLI:NL:RBUTR:2005:AT6920

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
Rolnr. 358255 CV 04-3597
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J.H. Geertsema
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot betaling van kosten in het kader van een levensverzekering met lijfrenteclausule

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 23 maart 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de gedaagden, N.V. Interpolis BTL en de coöperatieve vereniging Rabobank Woudenberg en Omstreken U.A. Eiser heeft een klacht ingediend tegen de bij aanvang in rekening gebrachte kosten van een levensverzekering met lijfrenteclausule, die hij als een beroep op dwaling heeft aangemerkt. De zaak betreft een beleggingskoopsom waarbij eiser een koopsombedrag van € 40.779,87 heeft gestort, waarvan na aftrek van kosten € 36.904,77 is belegd in het fonds Robeco Hollands Bezit. Eiser betwist de redelijkheid van de in rekening gebrachte kosten, die volgens hem niet in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden door Interpolis. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kosten die Interpolis in rekening heeft gebracht, gezien de relatief beperkte omvang van de verrichte werkzaamheden, niet redelijk zijn. Eiser heeft een schikkingsvoorstel gedaan, dat door de rechter is meegenomen in de beoordeling. De rechter heeft Interpolis veroordeeld tot betaling van € 2.818,24 aan eiser, met wettelijke rente vanaf 15 maart 1998. De vordering tegen de Rabobank is afgewezen, en eiser is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de Rabobank.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
SECTOR KANTON, LOCATIE AMERSFOORT
Vonnis in de zaak van:
[EISER],
[woonplaats],
verder ook te noemen [eiser],
eisende partij,
gemachtigden: Flanderijn en Ter Weele, deurwaarders te Doorn,
tegen:
1. de naamloze vennootschap N.V. INTERPOLIS BTL,
gevestigd te Tilburg,
verder ook te noemen Interpolis,
procederende in de persoon van mr A.E.M. van Spaandonk- Koks, bedrijfsjurist Fis-cale en Juridische Zaken,
2. de coöperatieve vereniging
COÖPERATIEVE RABOBANK WOUDENBERG EN OMSTREKEN U.A..
gevestigd te Woudenberg,
verder ook te noemen de Rabobank,
procederende in de persoon van A. Tamsma, Teamleider Kredietrisicomanagement.
gedaagde partijen.
Het verdere verloop van de procedure
Bij vonnis van 24 november 2004 is de zaak verwezen naar de rolzitting teneinde Interpolis, en desgewenst ook de Rabobank, de gelegenheid te bieden zich uit te laten als in dat vonnis verzocht.
Interpolis heeft zich bij akte uitgelaten. De Rabobank heeft afgezien van een reactie.
[eiser] heeft bij akte gereageerd.
Hierna is uitspraak bepaald.
De verdere beoordeling van het geschil
1. In genoemd tussenvonnis is aan Interpolis verzocht zich er over uit te laten hoe het in rekening gebrachte bedrag van ƒ 7.863,36 aan kosten is samengesteld, en waarom zij dat bedrag in redelijkheid aan [eiser] in rekening mocht brengen; daarbij is tevens overwogen dat de door Interpolis gegeven berekening (4,5% aan vaste kosten, en aan variabele kosten 0,85% x looptijd x gestort bedrag) voorshands onvoldoende inzicht daarover geeft.
2. Interpolis heeft toegelicht dat de Cumulent Koopsom een beleggingskoopsom is die niet te vergelijken is met beleggingskoopsomverzekeringen van andere maatschappijen. De kosten en risicodelen van de Cumulent Koopsom worden bij aanvang ineens van de koopsom afgehaald en het netto bedrag wordt belegd. Gedurende de looptijd zijn er verder geen kosten meer aan verbonden; alleen de koersontwikkeling bepaalt de verdere ontwikkeling van de waarde.
Interpolis geeft over de verzekering van [eiser] onder meer de volgende details:
- op 11 maart 1998 is het koopsombedrag van € 40.779,87 ontvangen;
- na aftrek van kosten resteerde € 36.904,77, welk bedrag op 12 maart 1998 is belegd in het fonds Robeco Hollands Bezit (koers: € 28,75832);
- elk jaar zijn er aandelen bijgekomen; op expiratiedatum 15 maart 2004 bedroeg het aantal aandelen 1405,8199 tegen een koers van € 19,79; totale waarde € 27.821,18.
Het kostenformularium wordt opgesteld bij de ontwikkeling van het product en de in rekening gebrachte kosten zijn dus (met uitzondering van de in het formularium opgenomen variabelen) contractsafhankelijk. De kosten zijn als volgt gespecificeerd:
vaste kosten: 4,5% van de koopsom, bestaande uit 3,0% aanvangskosten en 1,5% solvabiliteitskosten.
Deze aanvangskosten vervallen bij een koopsom groter dan € 45.378,02 voor het deel daarboven.
variabele kosten: 0,85% x looptijd x koopsombedrag (maximaal 8,5% van de koopsom) bestaande uit:
- provisie: 0,7% x looptijd x koopsombedrag (maximaal 7,0% van de koopsom)
- beheerskosten: 0,15% x looptijd x koopsombedrag (maximaal 1,5% van de koopsom)
De vaste kosten dienen als vergoeding voor de kosten die gemaakt moeten worden als een polis wordt afgesloten (bijvoorbeeld verwerking gestorte koopsom, opmaken polis, contacten met de klant en de tussenpersoon over het afgesloten contract).
De solvabiliteitskosten zijn bedoeld om de kosten te kunnen voldoen die gemoeid zijn met het aanhouden van solvabiliteitsvermogen op last van de Pensioen- en Verzekeringskamer.
De variabele kosten zijn niet enkel bedoeld als vergoeding van de door Interpolis te verrichten administratieve beheershandelingen (bijvoorbeeld de jaarlijkse aankoop van aandelen, het onderhouden van contacten met de klant, het afgeven van beleggingsoverzichten), maar ook om de provisie van de tussenpersoon, in dit geval de Rabobank, te voldoen. Deze provisie is voor rekening van de klant en wordt over een aantal jaren betaald aan Interpolis die de provisie voorschiet aan de tussenpersoon bij het afsluiten van de verzekeringsovereenkomst. De provisie is derhalve opgenomen in de variabele kosten. De verdientermijn voor de tussenpersoon is vijf jaar. Koopt de klant binnen vijf jaar af, dan gaat het restant van de niet-verdiende provisie van de tussenpersoon naar de klant.
Verder is het zo dat de klant éénmaal per jaar van fonds kan switchen en dat hiervoor geen extra kosten in rekening worden gebracht. De kosten die Interpolis maakt voor het realiseren van een dergelijke mogelijke switch zijn dus meegenomen bij het bepalen van de hoogte van het percentage aan variabele kosten. Dat [eiser] hier geen gebruik van heeft gemaakt doet -aldus Interpolis- hier niets aan af.
3. Naar aanleiding van de door Interpolis gegeven toelichting stelt [eiser] dat Interpolis weinig anders doet dan herhalen dat zij forfaitaire bedragen berekent; met name ontbreekt echter een toelichting waarom de in rekening gebrachte bedragen redelijk zouden zijn. Hij legt nog eens de nadruk op het feit dat afgesproken was dat uitsluitend in een tevoren vastgelegd Robeco-fonds zou worden belegd en dat de portefeuille gedurende de looptijd geen wijziging van fondsen zou ondergaan; contacten met de klant zijn er, voor wat betreft Interpolis, niet geweest. Het risico lag geheel bij hem. In feite is de hele zaak in een telefonisch gesprek van nog geen kwartier met de beleggingsadviseur beklonken; alleen om formele redenen moest er een offerte worden opgemaakt. Beheerskosten zijn, gezien de beleggingsafspraak, niet gemaakt, want het beheer lag bij Robeco. Voor de in het tussenvonnis aangegeven redelijkheidstoets acht [eiser] de volgende factoren van belang:
- op geen van de ooit door hem afgesloten polissen is meer dan enkele tientallen guldens betaald, ook niet als daar tussenpersonen bij waren betrokken;
- de polis is een (ook nog vereenvoudigde) voortzetting van een polis van de Nationale Nederlanden, waarvoor geen relevante poliskosten in rekening zijn gebracht;
- anders dan bij de polis van de Nationale Nederlanden lag het risico voor de hoogte van de uitkering bij [eiser]. Voor een minimaal verzekeringselement van 10% extra tot 14 september 2004 is afzonderlijk premie betaald;
- de Rabobank, Interpolis en Robeco behoren tot hetzelfde concern. Ten laste van de deelnemers in het Robecofonds wordt jaarlijks een aanzienlijk bedrag aan beheerskosten verrekend (in 2001 wordt een beheersvergoeding van ƒ 5.792.000,- vermeld), en voorts wordt een aanzienlijk bedrag aan provisies en bewaarloon ten laste van de deelnemers gebracht. Daarom is het niet terecht dat Interpolis kosten voor soortge-lijke werkzaamheden in rekening brengt.
[eiser] heeft voorafgaand aan de procedure aangeboden de zaak te schikken voor een door hem redelijk geacht bedrag van
ƒ 1.000,- en hij herhaalt dit aanbod, met dien verstande dat hij het schikkingsbedrag verhoogt tot € 500,-
4. Blijkens de door Interpolis gegeven toelichting heeft zij een ander product op de markt gebracht dan de beleggingskoopsomverzekeringen van haar concurrenten. Zij heeft toegelicht dat de door haar in rekening gebrachte kostenpost is opgebouwd uit diverse forfaitaire bedragen. Zoals de kantonrechter in het tussenvonnis echter al aangaf, geeft de opsomming van de door haar gehanteerde forfaitaire percentages voorshands onvoldoende inzicht voor toepassing van de redelijkheidstoets. De toelichting van Interpolis is niet toegesneden op de polis van [eiser], hoewel toch ook in het vonnis een aantal gegevens zijn vermeld op grond waarvan in twijfel kan worden getrokken of de in rekening gebrachte kosten in het onderhavige geval een redelijke vergoeding inhouden voor de door Interpolis verrichte werkzaamheden.
5. Uit de processtukken valt te destilleren dat Interpolis, na kort overleg met de Rabobank, een niet al te ingewikkelde offerte heeft opgesteld en vervolgens een polis heeft opgemaakt; na ontvangst van het te beleggen bedrag heeft zij dat, zoals tevoren overeengekomen, doorgestort naar Robeco Hollands Bezit en éénmaal per jaar deed zij aan [eiser] schriftelijke opgave van omvang en waarde van de portefeuille, waarover zij door het fonds werd geïnformeerd; voor zover persoonlijke contacten met [eiser] hebben plaatsgevonden liepen deze via de Rabobank. Uiteraard heeft Interpolis voor de administratie van de onderhavige polis een dossier moeten aanmaken, hetgeen zij van maart 1998 tot en met maart 2004 heeft moeten aanhouden.
De toelichting van Interpolis dat zij het koopsombedrag van € 40.779,87 op 11 maart 1998 heeft ontvangen en op 12 maart 1998 heeft gestort bij Robeco, verdraagt zich overigens niet met de door haar op 15 maart 1998 en 5 april 1998 aan [eiser] verzonden brieven (producties 2 en 3 bij antwoord van Interpolis) waarin zij aan [eiser] onder meer mededeelt dat zij het koopsombedrag nog niet heeft ontvangen. Het is niet verklaarbaar waarom zij gerechtigd zou zijn voor het schrijven van die brieven aan [eiser] (algemene) kosten in rekening te brengen.
6. Gezien de relatief beperkte omvang van de door Interpolis verrichte werkzaamheden kan het door haar aan [eiser] in rekening gebrachte bedrag aan kosten de toets der redelijkheid niet doorstaan. Met een bedrag van € 750,- is ruimschoots aan het redelijkheidsvereiste tegemoet gekomen. Resteert een bedrag van (€ 3.568,24 - € 750,- =) € 2.818,24 dat kan worden beschouwd als het in artikel 6:230, tweede lid, B.W. bedoelde nadeel. Daarom zal Interpolis worden veroordeeld tot betaling van dat bedrag aan [eiser]. De rentevordering wordt toegewezen vanaf de dag dat Interpolis de kosten aan [eiser] in rekening heeft gebracht en hij dat nadeel dus in zijn vermogen geleden heeft; als gevorderd is dat 15 maart 1998.
7. Als zijnde de grotendeels in het ongelijk gestelde partij dient Interpolis op te komen voor de proceskosten.
8. Er is onvoldoende grondslag voor toewijzing van de vordering tegen de Rabobank. Deze vordering zal dan ook worden afgewezen, met veroordeling van [eiser] in de proceskosten.
De beslissing
De kantonrechter:
in de zaak tegen Interpolis:
veroordeelt Interpolis om aan [eiser] tegen bewijs van kwijting te betalen € 2.818,24 met de wettelijke rente vanaf 15 maart 1998 tot de voldoening;
veroordeelt Interpolis tot betaling van de proceskosten aan de zijde van [eiser], tot de uitspraak van dit vonnis begroot op
€ 711,28, waarin begrepen € 437,50 aan salaris gemachtigde;
verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad;
wijst het meer of anders gevorderde af;
in de zaak tegen de Rabobank:
wijst de vordering af;
veroordeelt [eiser] tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de Rabobank, tot de uitspraak van dit vonnis begroot op nihil.
Dit vonnis is gewezen door mr J.H. Geertsema, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op woensdag 23 maart 2005.