ECLI:NL:RBUTR:2005:AT6920
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- J.H. Geertsema
- Rechtspraak.nl
Vordering tot betaling van kosten in het kader van een levensverzekering met lijfrenteclausule
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 23 maart 2005 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser en de gedaagden, N.V. Interpolis BTL en de coöperatieve vereniging Rabobank Woudenberg en Omstreken U.A. Eiser heeft een klacht ingediend tegen de bij aanvang in rekening gebrachte kosten van een levensverzekering met lijfrenteclausule, die hij als een beroep op dwaling heeft aangemerkt. De zaak betreft een beleggingskoopsom waarbij eiser een koopsombedrag van € 40.779,87 heeft gestort, waarvan na aftrek van kosten € 36.904,77 is belegd in het fonds Robeco Hollands Bezit. Eiser betwist de redelijkheid van de in rekening gebrachte kosten, die volgens hem niet in verhouding staan tot de verrichte werkzaamheden door Interpolis. De kantonrechter heeft vastgesteld dat de kosten die Interpolis in rekening heeft gebracht, gezien de relatief beperkte omvang van de verrichte werkzaamheden, niet redelijk zijn. Eiser heeft een schikkingsvoorstel gedaan, dat door de rechter is meegenomen in de beoordeling. De rechter heeft Interpolis veroordeeld tot betaling van € 2.818,24 aan eiser, met wettelijke rente vanaf 15 maart 1998. De vordering tegen de Rabobank is afgewezen, en eiser is veroordeeld tot betaling van de proceskosten aan de zijde van de Rabobank.