ECLI:NL:RBUTR:2005:AT5577

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
29 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
SBR 04-1522
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Omgevingsrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
  • drs. H. Maaijen
  • mr. M.H.F. van Vugt
  • mr. M.P. Gerrits-Janssens
  • mr. M. ter Brugge
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijstellingsbesluit voor woningproject 'De Beekweide' in Renswoude

In deze zaak gaat het om een beroep tegen een besluit van de gemeente Renswoude, waarbij een bezwaarschrift van eisers tegen het verlenen van een vrijstelling op basis van artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ongegrond is verklaard. Het betreft de realisatie van woningen op een perceel aan de Ubbeschoterweg, genaamd 'de Beekweide'. De rechtbank heeft eerder een uitspraak gedaan waarbij het bezwaarschrift van eisers niet-ontvankelijk werd verklaard, maar na een verzetschrift is het beroep opnieuw in behandeling genomen.

De zitting vond plaats op 22 maart 2005, waar eisers niet verschenen. Verweerder werd vertegenwoordigd door de burgemeester, wethouder en gemeentesecretaris, bijgestaan door een advocaat. De rechtbank heeft vastgesteld dat de werkzaamheden waarop het bestreden besluit betrekking heeft, primair gericht zijn op het bouwrijp maken van de gronden, maar ook de bouw van woningen zelf mogelijk moeten maken. De rechtbank oordeelt dat het vrijstellingsbesluit geen zelfstandig appellabel besluit is, omdat het in samenhang met de bouwvergunning moet worden gezien.

De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en bepaald dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde besluit. Het bezwaarschrift van eisers is alsnog niet-ontvankelijk verklaard. Tevens is verweerder veroordeeld in de proceskosten van eisers, die op € 322,- zijn vastgesteld. De uitspraak is openbaar uitgesproken op 29 april 2005.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Reg. nr.: SBR 04/1522
UITSPRAAK van de rechtbank Utrecht, meervoudige kamer voor de behandeling van bestuursrechtelijke zaken, in het geding tussen:
[eisers], wonende te Renswoude,
eisers,
en
de raad van de gemeente Renswoude,
verweerder.
1. INLEIDING
1.1 Het beroep heeft betrekking op het besluit van verweerder van 13 april 2004, aan eisers toegezonden op 27 april 2004, waarbij een bezwaarschrift van eisers tegen het verlenen van een vrijstelling als bedoeld in artikel 19, eerste lid, van de Wet op de Ruimtelijke Ordening (WRO) ten behoeve van het realiseren van woningen en alle daarbij horende werkzaamheden op een perceel aan de Ubbeschoterweg te Renswoude genaamd "de Beekweide", ongegrond is verklaard.
1.2 Het beroep van eisers is bij eerdere uitspraak als bedoeld in artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) van 8 juli 2004 (kennelijk) gegrond verklaard, waarbij de rechtbank het bezwaarschrift van eisers alsnog niet-ontvankelijk heeft verklaard. Een tegen die uitspraak ingediend verzetschrift is bij uitspraak van 6 oktober 2004 gegrond verklaard, zodat dat beroep zich thans weer bevindt in de stand waarin het zich bevond voor de genoemde uitspraak van 8 juli 2004.
1.3 Het geding is behandeld ter zitting van 22 maart 2005, waar eisers niet zijn verschenen, zoals aangekondigd bij brief van 18 maart 2005. Namens verweerder zijn verschenen jhr. mr. K.F.H. Schorer, burgemeester, E. Blaauwendraat, wethouder en H.W. Leeman, gemeentesecretaris, bijgestaan door mr. F.M.G.M. Leyendeckers, advocaat te Utrecht. Voorts is namens Gedeputeerde Staten van de Provincie Utrecht verschenen ir. M.J. Buruma, werkzaam bij de Provincie Utrecht
2. OVERWEGINGEN
2.1 Het betreffende project, waarvoor op 8 januari 2002 het voornemen tot vrijstelling en het houden van een inspraakbijeenkomst is aangekondigd, moet de bouw mogelijk maken van woningen op 20 bouwkavels in een gebied gelegen ten noordoosten van de kern van Renswoude. De betreffende ontwikkeling moet worden gerealiseerd in verband met het zogenoemde "ruimte voor ruimte"
beleid waarover de gemeente Renswoude en de Provincie Utrecht een bestuursovereenkomst hebben gesloten.
Op 2 september 2003 hebben GS desgevraagd een verklaring van geen bezwaar afgegeven, waarin, mede op basis van de ruimtelijke onderbouwing, is geconcludeerd dat aspecten van natuur/landschap, van landbouw en van verkeer zich niet verzetten tegen het project.
Bij besluit van 30 september 2003 heeft verweerder de betreffende vrijstelling verleend.
Nadat over de bezwaarschriften op 18 maart 2004 een advies is uitgebracht door de commissie voor de behandeling van bezwaarschriften gemeente Renswoude, heeft verweerder het onder 1.1 genoemde bestreden besluit genomen.
2.2 In artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet is bepaald dat de verlening van de vrijstelling wordt geacht voor de mogelijkheid van beroep ingevolge hoofdstuk 8 van de Algemene wet bestuursrecht deel uit te maken van de beschikking waarop zij betrekking heeft.
2.3 In de aanvraag om een verklaring van geen bezwaar van 8 juli 2002 is aangegeven dat vergunning is gevraagd voor "uitgifte 20 woningbouwkavels op voorfinancieringslocatie". Tevens is daarin vermeld als omschrijving van de afwijking van het geldende bestemmingsplan "bouw woningen in plaats van agrarische bestemming".
In een principeverklaring van GS van 8 november 2002 is onder meer aangeven dat het project de uitgifte behelst van een twintigtal vrije sector kavels in wisselende grootte, terwijl in de verklaring van geen bezwaar van
2 september 2003 is vermeld dat het project "uiteindelijk de realisatie van woningen en alle daarbij behorende werkzaamheden" omvat.
2.4 Gelet op de stukken en hetgeen (ter zitting) is aangevoerd, stelt de rechtbank vast dat de werkzaamheden waarop het bestreden besluit ziet, primair het bouwrijp maken van de betreffende gronden betreffen, gericht op het realiseren van woningkavels, maar dat tevens is beoogd om met deze vrijstelling de bouw van de woningen zelf mogelijk te maken. Dat blijkt uit genoemde aanvraag en verklaring van geen bezwaar, maar ook uit het vrijstellingsbesluit zelf waarin is vermeld dat de raad vrijstelling verleent ten behoeve van de realisatie van woningen en alle daarbij behorende werkzaamheden. Ter zitting heeft verweerder bovendien nog opgemerkt dat het niet de bedoeling is dat voor het bouwen van die woningen (opnieuw) een vrijstelling benodigd zal zijn.
2.5 De rechtbank is van oordeel dat, gelet op het feit dat het project waarvoor de vrijstelling is verleend naast de werkzaamheden voor het bouwrijp maken tevens ziet op bouwen waarvoor een (bouw)vergunning is vereist, de in artikel 49, vijfde lid, van de Woningwet, voorgeschreven concentratie van rechtsbescherming in dit geval wel van toepassing. Het vrijstellingsbesluit is naar het oordeel van de rechtbank, anders dan partijen menen, dan ook geen zelfstandig appellabel besluit. De rechtbank vindt voor haar oordeel steun in de jurisprudentie van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRS), met name in de uitspraak van de ABRS van 24 maart 2004 (onder meer gepubliceerd in De Gemeentestem 2004, no. 7208, pag. 131) waarin onder meer is overwogen dat voor zover vrijstelling is vereist teneinde bouwvergunning voor een bouwvergunningplichtig project te kunnen verlenen, uit de uitspraak van de ABRS van 11 februari 2004 (gepubliceerd op www.raadvanstate.nl onder de nummers 200303597/1 en 00303596/1) volgt dat de beslissing op het vrijstellingsverzoek niet zelfstandig appellabel is.
2.6 Gelet op het voorgaande heeft verweerder het bezwaarschrift van eisers ten onrechte ontvankelijk geacht. Het beroep is daarom gegrond en het bestreden besluit dient te worden vernietigd. De rechtbank ziet voorts aanleiding om met gebruikmaking van de haar op grond van artikel 8:72, vierde lid, van de Awb toekomende bevoegdheid zelf in de zaak te voorzien en zal het bezwaarschrift van eisers niet-ontvankelijk verklaren.
Tevens is er aanleiding om verweerder te veroordelen in de kosten die eisers in verband met het beroep redelijkerwijs hebben moeten maken. Deze kosten zijn met toepassing van het Besluit proceskosten bestuursrecht begroot op € 322,- als kosten van verleende rechtsbijstand (1 punt voor het beroepschrift).
2.7 De rechtbank beslist als volgt.
3. BESLISSING
De rechtbank Utrecht,
recht doende,
3.1 verklaart het beroep gegrond;
3.2 vernietigt het bestreden besluit van 13 april 2004;
3.3 bepaalt dat haar uitspraak in de plaats treedt van het vernietigde bestreden besluit;
3.4 verklaart het bezwaarschrift van eisers alsnog niet-ontvankelijk;
3.5 bepaalt dat het door eisers betaalde griffierecht ad € 136,- aan hen moet worden vergoed.
3.6 veroordeelt verweerder in de proceskosten van eisers ad € 322,-.
3.7 wijst de gemeente Renswoude aan als de rechtspersoon die de
onder 3.5 en 3.6 genoemde bedragen moet betalen.
Aldus vastgesteld door mr. M.H.F. van Vugt, voorzitter van de meervoudige kamer, alsmede mr. M.P. Gerrits-Janssens en mr. M. ter Brugge, leden van de meervoudige kamer, en in het openbaar uitgesproken op 29 april 2005. .
De griffier: De voorzitter van de
meervoudige kamer:
drs. H. Maaijen mr. M.H.F. van Vugt
Afschrift verzonden op:
Tegen deze uitspraak staat, binnen zes weken na de dag van bekendmaking hiervan, voor belanghebbenden hoger beroep open bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, Postbus 20019, 2500 EA 's-Gravenhage.