ECLI:NL:RBUTR:2005:AT4605

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
25 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/029286-04
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Veroordeling voor meervoudige afpersing en diefstal met geweld

In deze zaak heeft de Rechtbank Utrecht op 25 april 2005 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen de verdachte, die samen met een mededader in een periode van minder dan twee weken meerdere benzinestations heeft overvallen. Tijdens deze overvallen hebben zij de aanwezige personen met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp bedreigd en gedwongen tot afgifte van geld en goederen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte wettig en overtuigend schuldig is aan de ten laste gelegde feiten, waaronder meervoudige afpersing en diefstal met geweld. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf van zeven jaren, met de maatregel van terbeschikkingstelling en verpleging. De rechtbank heeft bij de strafoplegging rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn gepleegd, en de persoon van de verdachte, die een verleden heeft van gewelds- en vermogensdelicten. De rechtbank heeft ook de psychische toestand van de verdachte in overweging genomen, zoals blijkt uit rapporten van deskundigen, die hebben geconcludeerd dat de verdachte verminderd toerekeningsvatbaar is. De rechtbank heeft de vorderingen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van eerdere voorwaardelijke veroordelingen afgewezen, omdat deze geen toegevoegde waarde hebben in combinatie met de opgelegde straf. De uitspraak is gedaan in het openbaar, met de griffier aanwezig, en de verdachte is thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.

Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT
Parketnummer: 16/029286-04; 01/046987-03(vord.tul); 04/050869-02(vord.tul); 04/050418-03(vord.tul)
Datum uitspraak: 25 april 2005
Tegenspraak
Raadsvrouwe: mr. M.H.J. Pluijmen
G/T: Nee
VERKORT VONNIS
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige kamer voor strafzaken, in de zaken tegen:
[verdachte]
thans gedetineerd in de Penitentiaire Inrichting De Geniepoort te Alphen aan den Rijn.
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzittingen van 1 februari 2005 en 11 april 2005.
tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven.
Op vordering van de officier van justitie is wijziging van het onder 4 ten laste gelegde feit ter terechtzitting van 11 april 2005 toegestaan.
Van de dagvaarding en van de vordering tot wijziging van de tenlastelegging zijn kopieën als bijlagen I en II aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlagen geldt als hier ingevoegd.
De bewezenverklaring
De raadsman heeft ter zitting van 11 april 2005 ten aanzien van het onder 3 onder B ten laste gelegde aangevoerd dat de handelingen van verdachte bij dat delict slechts kunnen leiden tot een bewezenverklaring van medeplichtigheid aan diefstal met geweld hetgeen niet is ten laste gelegd.
De mededader heeft geheel zelfstandig gehandeld toen hij de tas van het slachtoffer afnam en daaruit 500 euro heeft gehaald. Verdachte zou van dit alles niets gemerkt hebben.
De rechtbank overweegt hieromtrent het volgende. Gelet op de modus operandi van de gepleegde feiten, komen de handelingen van verdachte en zijn mededader er telkens op neer dat aangetroffen goederen van waarde van welke aard dan ook dan wel van welk slachtoffer dan ook, meegenomen werden. Verdachte had kunnen weten dat zijn mededader een toevallig aanwezige tas niet zou laten staan, althans had verdachte zulks moeten vermoeden.
Daarbij komt dat verdachte zijn aandeel heeft gekregen uit de buit, althans uit voormelde tas.
De rechtbank is dan ook van oordeel dat geen sprake is geweest van medeplichtigheid maar van een medeplegen van het ten laste gelegde feit.
De rechtbank acht derhalve wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten heeft begaan op de wijze als is vermeld in bijlage III van dit vonnis. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Voor zover in het bewezenverklaarde deel van de tenlastelegging taal- en/of schrijffouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd. De verdachte is daardoor niet in zijn verdediging geschaad.
Hetgeen onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd is niet bewezen. De verdachte moet hiervan worden vrijgesproken.
De rechtbank grondt haar overtuiging dat de verdachte het bewezenverklaarde heeft begaan op de feiten en omstandigheden die in de bewijsmiddelen zijn vervat.
De strafbaarheid van de feiten
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde uitsluit, zodat dit strafbaar is.
Het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde levert de navolgende strafbare feiten op.
Ten aanzien van het onder 1, 2 en 4 bewezenverklaarde:
Medeplegen van afpersing, meermalen gepleegd.
Ten aanzien van het onder 3 bewezenverklaarde:
Medeplegen van afpersing en diefstal door twee of meer verenigde personen, voorafgegaan door en vergezeld van bedreiging met geweld, gepleegd met het oogmerk om die diefstal gemakkelijk te maken.
De strafbaarheid van de verdachte
Er is geen omstandigheid aannemelijk geworden die de strafbaarheid van de verdachte uitsluit. De verdachte is dus strafbaar.
Motivering van de op te leggen sancties
Bij het bepalen van de op te leggen straffen heeft de rechtbank rekening gehouden met de ernst van de feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en de persoon van de verdachte.
Op de dagvaarding is aan verdachte medegedeeld dat de ad informandum gevoegde strafbare feiten ter bepaling van de strafmaat ter kennis van de rechtbank worden gebracht en dat verdachte daarvoor niet afzonderlijk zal worden vervolgd indien de rechtbank met die feiten rekening houdt.
Nu verdachte de feiten heeft bekend zal de rechtbank rekening houden met elf ad informandum gevoegde feiten, zoals vermeld op blad 5 en 6 in bijlage I, waarvan de inhoud als hier ingevoegd geldt.
Wat betreft de ernst van de feiten en de omstandigheden waaronder deze zijn begaan, heeft de rechtbank in het bijzonder het volgende in aanmerking genomen.
- verdachte heeft samen met zijn mededader in een tijdsbestek van minder dan twee weken een groot aantal benzinestations overvallen, bij welke overvallen hij en zijn mededader op zeer brutale wijze beiden met een op een vuurwapen gelijkend voorwerp de in die tankstations aanwezige personen hebben gedwongen tot afgifte van geld en goederen. Het motief voor deze overvallen was gelegen in het feit dat zij geld nodig hadden om hun drugsverslaving te kunnen bekostigen. Elke dag opnieuw besloten zij hun strooptocht voort te zetten.
- Verdachte heeft zich geen rekenschap gegeven van de mogelijke consequenties van zijn daden voor de slachtoffers.
- Dergelijke feiten brengen in de maatschappij in het algemeen, alsmede bij slachtoffers van en aanwezigen bij een dergelijk feit in het bijzonder, gevoelens van angst en onveiligheid te weeg;
- Het is algemeen bekend dat slachtoffers van delicten waarbij de gezondheid van personen wordt geschaad dan wel bedreigd, daarvan nog lang psychische en/of lichamelijke gevolgen kunnen ondervinden.
Wat betreft de persoon van de verdachte heeft de rechtbank in het bijzonder gelet op:
- de inhoud van een de verdachte betreffend uittreksel uit de justitiële documentatie d.d. 12 augustus 2004, waaruit blijkt dat de verdachte sedert het jaar 2000 meerdere malen is veroordeeld onder meer ter zake van gewelds- en vermogensdelicten.
- een voorlichtingsrapport betreffende de verdachte, van de GGZ Groep Noord en Midden Limburg, Justitiële Verslavingszorg Limburg, d.d. 10 november 2004, opgemaakt door D. Sarkol, reclasseringswerker.
- een omtrent verdachte opgemaakt rapport d.d. 30 maart 2005 van M.L.I.M. van Thiel, psychiater, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, zodat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
- een omtrent verdachte opgemaakt rapport d.d. 25 maart 2005 van drs. H. Scharft, psycholoog, inhoudende als conclusie dat verdachte ten tijde van het plegen van de tenlastegelegde feiten - indien bewezen - lijdende was aan een gebrekkige ontwikkeling of ziekelijke stoornis van zijn geestvermogens, zodat verdachte verminderd toerekeningsvatbaar moet worden geacht.
De rechtbank neemt de conclusie van deze deskundige over en maakt deze tot de hare.
De officier van justitie heeft ter terechtzitting gevorderd dat verdachte ter zake van de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten onder meer wordt veroordeeld tot -kort gezegd-:
- een gevangenisstraf voor de duur van zeven (7) jaren met aftrek van het voorarrest;
- de maatregel van terbeschikkingstelling met dwangverpleging.;
De rechtbank acht, alles afwegende, een onvoorwaardelijke gevangenisstraf van na te melden duur passend en geboden.
De rechtbank acht daarnaast, in tegenstelling tot het advies van de deskundigen Van Thiel en Scharft, een terbeschikkingstelling met dwangverpleging passend en geboden gelet op de in het dossier aanwezige deskundigenrapporten en de persoon van verdachte, zoals beschreven in genoemde rapporten, alsmede het gevaar voor recidive.
De noodzaak van de dwangverpleging is naar het oordeel van de rechtbank gelegen in het feit dat verdachte uit de rapportages enerzijds als calculerend naar voren komt en anderzijds als iemand die zonder strikt gedwongen reden tot op heden - ondanks eerdere kansen - niet sterk genoeg is gebleken een behandeling te voltooien.
Het enkele feit dat verdachte thans zelf heeft aangegeven tot het volbrengen van de behandeling gemotiveerd te zijn, overtuigt de rechtbank niet; slechts een uiterst gedwongen kader biedt naar het oordeel van de rechtbank, zeker ook gelet op de ernst van de onderliggende feiten, in deze voldoende garantie.
Onttrekking aan het verkeer:
De inbeslaggenomen en niet teruggegeven voorwerpen, te weten:
- een alarmpistool, kleur zwart, merk KIMAR 85 AUTO met patroonouder kaliber 8MMK;
- een wapen, kleur zilver, merk UMAREX colt doubl met patroonhouder,
- een gaspistool, kleur zwart, merk UMAREX Colt gover, in blauw plastic koffer met vegertje en patroonhouder,
- twee busjes wapenolie, merk BALLISTOL,
- twee doosjes met respectievelijk 41 en 42 knalpatronen,
- een koffer, kleur groen met opschrift Kimar SRL mod. 85 auto cla. 8 mm Mod Top en
- een folder van KIMAR mod 85 auto automatic pistol cal
zullen worden onttrokken aan het verkeer, aangezien
met behulp van deze voorwerpen het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde is begaan en voorbereid en deze voorwerpen van zodanige aard zijn, dat het ongecontroleerde bezit daarvan in strijd is met de wet.
Met betrekking tot de inbeslaggenomen voorwerpen, te weten:
- twee kwitanties parkeergeld OZ D en Molenplein
zal de rechtbank de teruggave gelasten aan verdachte, bij wie deze voorwerpen in beslag zijn genomen.
Met betrekking tot het inbeslaggenomen geld, te weten:
- een bedrag van € 280,00
kan geen persoon als rechthebbende worden aangemerkt. De rechtbank zal de bewaring van dit geldbedrag ten behoeve van de rechthebbende gelasten.
De vordering tot tenuitvoerlegging van de voorwaardelijke veroordeling
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de politierechter in de rechtbank te 's-Hertogenbosch van 25 november 2003 is de verdachte veroordeeld tot onder meer een geldboete van ? 600,00 subsidiair 12 dagen hechtenis, geheel voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij onherroepelijk geworden arrest van het Gerechtshof te 's-Hertogenbosch van 27 oktober 2003 is de verdachte veroordeeld tot onder meer een gevangenisstraf voor de duur van 2 jaar en 10 maanden, waarvan 6 maanden voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
Bij onherroepelijk geworden vonnis van de meervoudige kamer in de rechtbank te Roermond van 19 december 2003 is de verdachte veroordeeld tot een gevangenisstraf voor de duur van 12 weken waarvan 8 weken voorwaardelijk, met een proeftijd van 2 jaren en de voorwaarde dat de veroordeelde zich voor het einde van de proeftijd niet schuldig maakt aan een strafbaar feit.
De officier van justitie vordert thans dat de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke straffen wordt gelast.
De rechtbank is van oordeel dat genoemde vorderingen moeten worden afgewezen. In combinatie met de op te leggen straf en maatregelen heeft de tenuitvoerlegging van genoemde voorwaardelijke veroordelingen naar het oordeel van de rechtbank geen toegevoegde waarde.
De rechtbank heeft acht geslagen op artikel 14g van het Wetboek van Strafrecht.
De toepasselijke wettelijke voorschriften
De op te leggen straf en maatregelen zijn gegrond op de artikelen 27, 36b, 36c, 37a, 37b, 47, 57, 312 en 317 van het Wetboek van Strafrecht.
DE BESLISSING:
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart bewezen dat de verdachte de onder 1, 2, 3 en 4 ten laste gelegde feiten, zoals vermeld in bijlage III van dit vonnis, heeft begaan.
Verklaart niet bewezen wat aan de verdachte onder 1, 2, 3 en 4 meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven als bewezen is aangenomen en spreekt de verdachte daarvan vrij.
Verklaart dat het onder 1, 2, 3 en 4 bewezenverklaarde strafbaar is en dat dit de hierboven vermelde strafbare feiten oplevert.
Verklaart de verdachte daarvoor strafbaar.
Veroordeelt de verdachte tot een GEVANGENISSTRAF voor de duur van ZEVEN (7) JAREN.
Beveelt dat de tijd die de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis heeft doorgebracht, bij de uitvoering van de opgelegde gevangenisstraf geheel in mindering zal worden gebracht.
Gelast dat de verdachte ter beschikking wordt gesteld.
Beveelt dat de ter beschikking gestelde van overheidswege wordt verpleegd.
Verklaart onttrokken aan het verkeer:
- een alarmpistool, kleur zwart, merk KIMAR 85 AUTO met patroonouder kaliber 8MMK;
- een wapen, kleur zilver, merk UMAREX colt doubl met patroonhouder,
- een gaspistool, kleur zwart, merk UMAREX Colt gover, in blauw plastic koffer met vegertje en patroonhouder,
- twee busjes wapenolie, merk BALLISTOL,
- twee doosjes met respectievelijk 41 en 42 knalpatronen,
- een koffer, kleur groen met opschrift Kimar SRL mod. 85 auto cla. 8 mm Mod Top en
- een folder van KIMAR mod 85 auto automatic pistol cal.
Gelast de teruggave van twee kwitanties parkeergeld OZ D en Molenplein aan veroordeelde.
Gelast de bewaring van een geldbedrag van € 280,00 (zegge tweehonderdentachtig euro) ten behoeve van de rechthebbende.
Ten aanzien van parketnummers 01/046987-03, 04/050869-02 en 04/050418-03:
Wijst af de vorderingen van de officier van justitie tot tenuitvoerlegging van de straf, voor zover deze voorwaardelijk zijn opgelegd bij voormelde vonnissen van respectievelijk 25 november 2003, 27 oktober 2003 en 19 december 2003.
Dit vonnis is gewezen door mrs R.H.M. Jansen, R.A.E. van Noort en V.M.M. van Amstel, bijgestaan door H.J. Nieboer als griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 25 april 2005.