ECLI:NL:RBUTR:2005:AT4469

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
20 april 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
172953/HAZA 04-1279
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Aandelenleasezaak: Zorgplicht van de bank en dwaling bij effectenlease-overeenkomst

In deze zaak, die voor de Rechtbank Utrecht werd behandeld, betreft het een vordering van Dexia Bank Nederland N.V. tegen een gedaagde die een effectenlease-overeenkomst had gesloten. De rechtbank heeft op 20 april 2005 uitspraak gedaan in deze civiele zaak, die voortkwam uit een eerder tussenvonnis van 25 augustus 2004. De gedaagde had een effectenlease-overeenkomst, de 'Triple Effect Maandbetaling', afgesloten met Bank Labouchere N.V., waarvan Dexia later de rechten en verplichtingen overnam. De gedaagde stelde dat hij onder invloed van dwaling de overeenkomst was aangegaan en dat Dexia haar zorgplicht had geschonden door hem niet adequaat te informeren over de risico's van de overeenkomst.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de gedaagde nalatig was in het nakomen van zijn betalingsverplichtingen, maar dat hij ook onvoldoende concrete feiten had aangedragen om zijn beroep op dwaling te onderbouwen. Dexia had de gedaagde niet voldoende geïnformeerd over de financiële risico's van de effectenlease-overeenkomst, wat volgens de rechtbank een schending van de zorgplicht inhield. De rechtbank oordeelde dat Dexia, ondanks de tussenkomst van een adviesbureau, verantwoordelijk bleef voor het verstrekken van volledige informatie en het inwinnen van informatie over de financiële situatie van de gedaagde.

De rechtbank heeft de vordering van Dexia tot nakoming van de overeenkomst in beginsel toegewezen, maar hield de verdere beslissing aan om Dexia in de gelegenheid te stellen haar standpunten over de eigen verantwoordelijkheid van de gedaagde als belegger nader toe te lichten. De vordering in reconventie van de gedaagde tot vernietiging van de overeenkomst op grond van dwaling werd afgewezen, omdat deze niet voldoende was onderbouwd. De rechtbank besloot de zaak aan te houden voor verdere behandeling.

Uitspraak

Zaaknr/rolnr 172953/HAZA 04-279 20 april 2005
VONNIS
van de rechtbank Utrecht,
meervoudige kamer voor de
behandeling van burgerlijke zaken,
in de zaak van:
de naamloze vennootschap
Dexia Bank Nederland N.V.,
gevestigd te Amsterdam,
e i s e r e s in conventie,
g e d a a g d e in reconventie,
hierna te noemen Dexia,
procureur: mr. J. van Ravenhorst,
- t e g en-
[naam gedaagde in conventie, eiser in reconventie],
wonende te [woonplaats],
g e d a a g d e in conventie,
e i s e r in reconventie,
hierna noemen [gedaagde in conventie],
procureur: mr. J.C. Hesen.
Dit vonnis is een vervolg op het tussenvonnis van 25 augustus 2004.
1. Het verdere verloop van de procedure
in conventie en in reconventie:
1.1
Het verdere verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- een conclusie van antwoord in reconventie, tevens houdende akte voorwaardelijke wijziging van eis in conventie, die de procureur van Dexia aan de rechtbank en de wederpartij voorafgaand aan de comparitie van partijen heeft doen toekomen;
- een proces-verbaal van de comparitie van partijen in conventie en in reconventie, gehouden op 7 oktober 2004, aan welk proces-verbaal het door Dexia ter comparitie overgelegde aanvraagformulier is gehecht en uit welk proces-verbaal blijkt dat [gedaagde in conventie] niet in persoon ter comparitie is verschenen doch wel zijn procureur.
1.2
Partijen hebben vervolgens vonnis verzocht.
1.3
De enkelvoudige kamer van deze rechtbank heeft de zaak verwezen naar de meervoudige kamer.
2. De vaststaande feiten
in conventie en in reconventie:
2.1
[Gedaagde in conventie] heeft op 28 juni 2000 een effectenlease-overeenkomst, de zogenoemde “Triple Effect Maandbetaling”, (hierna te noemen de overeenkomst) met Bank Labouchere N.V. gesloten.
Dexia heeft nadien de rechten en verplichtingen van Bank Labouchere N.V. uit hoofde van de overeenkomst overgenomen.
2.2
De overeenkomst behelst -voor zover hier van belang-:
(…)
2. Deze lease-overeenkomst wordt aangegaan voor een ononderbroken periode van 36 maanden, te rekenen vanaf de eerste aankoopdag van de waarden.
3. De lease-som bedraagt:
a) een rentetermijn van zegge: € 45.47 (…)
De eerste maandtermijn dient te worden voldaan op of omstreeks de 1e van de maand volgend op de eerste aankoopdag van de waarden en daarna telkens op of omstreeks de 1e van de daarop volgende maand.
b. Een bedrag van zegge: € 45,38 (…)
c. Aan het einde van de lease-overeenkomst het restant van zegge: € 7.755,91 (…)
Dit restant wordt in principe verrekend met de verkoopopbrengst van de waarden.
(…)
7. Een gedeelte van de eerste 12 maandtermijnen bestaat uit vooruitbetaalde rente die geen betrekking heeft op de eerste aankoop. Door lessee vooruitbetaalde rente kan nimmer worden gerestitueerd.
(…)
9. Lessee verklaart door ondertekening van deze lease-overeenkomst bekend te zijn met de Bijzondere Voorwaarden Effecten Lease zoals die zijn afgedrukt aan de ommezijde, alsmede de toepasselijkheid daarvan op deze lease-overeenkomst te aanvaarden.
(…)
De overeenkomst is door [gedaagde in conventie] ondertekend.
2.3
De hiervoor onder 2.2 vermelde Bijzondere Voorwaarden behelzen -voor zover hier van belang-:
(…)
6. Indien (a) lessee na schriftelijke ingebrekestelling nalatig blijft met het betalen van één of meer termijnen of het nakomen van enige andere verplichting uit hoofde van de overeenkomst, of (b) lessee surséance van betaling aanvraagt of failliet wordt verklaard, is de Bank gerechtigd het onbetaalde restant van de totaal overeengekomen lease-som in zijn geheel op te eisen en de waarden te verkopen op een door de Bank te bepalen moment ter beurze of anderszins. De Bank zal de opbrengst van die verkoop in mindering brengen op datgene wat lessee haar verschuldigd is. Een eventueel batig saldo zal alsdan door de Bank aan lessee worden uitbetaald.
(…)
2.4
Dexia heeft, nadat [gedaagde in conventie] in gebreke was gebleven met de betaling van de termijnbedragen, [gedaagde in conventie] aangemaand om tot betaling van het verschuldigde bedrag over te gaan.
Nadat [gedaagde in conventie] niet aan die aanmaning had voldaan, heeft Dexia op grond van de Bijzondere Voorwaarden de aandelen verkocht en de opbrengst in mindering gebracht op de totaal overeengekomen hoofdsom.
Ondanks sommatie daartoe is [gedaagde in conventie] tot op heden nalatig gebleven het bedrag van de eindafrekening (met rente en kosten) aan Dexia te voldoen.
3. De vorderingen en de verweren
in conventie:
3.1
De vordering van Dexia, zoals bij akte gewijzigd, strekt ertoe dat de rechtbank, bij vonnis uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] zal veroordelen, om aan Dexia tegen behoorlijk bewijs van kwijting te betalen de som van € 6.485,31, vermeerderd met de contractuele rente van 0,96% per maand, althans de wettelijke rente, over € 5.105,02, vanaf 25 november 2003 tot de dag van de voldoening, en met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de kosten van dit geding;
en voorwaardelijk,
indien en voor zover de overeenkomst vernietigd wordt, dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, [gedaagde in conventie] zal veroordelen tot betaling van een bedrag gelijk aan het verschil tussen de aankoopwaarde van de in artikel 1 van de overeenkomst genoemde effecten, minus de waarde van de bedoelde effecten op de datum van ontbinding van de overeenkomst, en met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de kosten van het geding.
3.2
[Gedaagde in conventie] heeft tegen de vorderingen van Dexia verweer gevoerd en geconcludeerd primair tot afwijzing van het gevorderde, met veroordeling van Dexia in de kosten van het geding, en subsidiair tot aanhouding van de zaak in afwachting van de uitspraak van de rechtbank Amsterdam in de zaak met rolnummer 2003-143 nu deze procedure ook namens [gedaagde in conventie] jegens Dexia aanhangig is gemaakt.
in reconventie:
3.3
De vordering van [gedaagde in conventie] strekt ertoe dat de rechtbank bij vonnis, uitvoerbaar bij voorraad, de overeenkomst “Triple Effect Maandbetaling” onder contractnummer 51781283 zal vernietigen, alsmede dat de rechtbank Dexia zal veroordelen zorg te dragen voor restitutie aan [gedaagde in conventie] van de door [gedaagde in conventie] betaalde maandelijkse leasetermijnen van in het totaal € 727,52, en met veroordeling van Dexia in de kosten van deze procedure.
3.4
Dexia heeft tegen de vordering van [gedaagde in conventie] gemotiveerd verweer gevoerd en geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring in dan wel ontzegging van het gevorderde, met veroordeling van [gedaagde in conventie] in de kosten van het geding, uitvoerbaar bij voorraad.
voorts in conventie en in reconventie:
3.5
Op de stellingen en verweren van partijen zal de rechtbank -voor zover nodig- hierna ingaan.
4. De verdere beoordeling van het geschil
in conventie en in reconventie:
4.1
De rechtbank verwijst naar en blijft bij de inhoud van de door haar eerder gewezen tussenvonnissen.
voorts in conventie:
4.2
Dexia legt aan haar vordering in conventie jegens [gedaagde in conventie] ten grondslag, dat [gedaagde in conventie] toerekenbaar tekort is geschoten in de nakoming van zijn betalingsverplichtingen uit hoofde van de met Dexia gesloten overeenkomst.
4.3
[Gedaagde in conventie] betwist niet dat hij nalatig is gebleven zijn verplichtingen uit hoofde van de overeenkomst met Dexia te voldoen.
[Gedaagde in conventie] stelt echter dat hij niet gehouden is nog enig bedrag aan Dexia te voldoen, omdat de overeenkomst onder invloed van dwaling tot stand is gekomen, alsmede omdat Dexia in strijd met de op haar rustende zorgplicht heeft gehandeld, hetgeen jegens [gedaagde in conventie] onrechtmatig is.
Dwaling
4.4
[Gedaagde in conventie] stelt dat hij heeft gedwaald, omdat hij op basis van de aan hem door Dexia verstrekte informatie niet tot een behoorlijke afweging van de risico’s heeft kunnen komen en hij bij een juiste en/of volledige voorstelling van zaken de onderhavige overeenkomst niet met Dexia zou hebben gesloten.
4.5
[Gedaagde in conventie] stelt echter onvoldoende concrete feiten en/of omstandigheden die een beroep op dwaling kunnen rechtvaardigen.
[Gedaagde in conventie] stelt immers niet concreet op grond van welke informatie hij niet een juiste risicoafweging heeft kunnen maken en welke voorstelling van zaken hij daarbij concreet heeft gehad. Bovendien stelt hij evenmin onder welke omstandigheden hij de overeenkomst al dan niet met Dexia zou hebben gesloten.
Nu [gedaagde in conventie] niet aan zijn stelplicht op dit punt heeft voldaan, moet het door [gedaagde in conventie] gedane beroep op dwaling reeds op grond daarvan worden verworpen.
De rechtbank komt derhalve niet toe aan een inhoudelijke beoordeling daarvan.
4.6
Dit leidt tot de conclusie dat [gedaagde in conventie] in beginsel gehouden is tot nakoming van zijn verplichtingen uit hoofde van de met Dexia gesloten overeenkomst. De vraag die vervolgens rijst is of Dexia in de gegeven omstandigheden onverkort kan vasthouden aan haar vordering tot nakoming door [gedaagde in conventie] aan zijn verplichtingen uit hoofde van de met Dexia gesloten overeenkomst.
[Gedaagde in conventie] stelt dat hij onvolledig is geïnformeerd, omdat hij slechts is gewezen op enorme winsten die konden worden behaald en dat door deze misleiding Dexia niet heeft voldaan aan haar zorgplicht.
Zorgplicht Dexia
4.7
[Gedaagde in conventie] heeft gesteld dat Dexia niet aan haar zorgplicht heeft voldaan, omdat zij [gedaagde in conventie] niet heeft gewezen op de financieel (nadelige) consequenties bij het instorten van de aandelenmarkt en zij voorts op geen enkele wijze heeft gekeken of het product “Triple Effect Maandbetaling” bij [gedaagde in conventie] paste.
4.8
De rechtbank overweegt ten aanzien van hetgeen partijen over en weer hebben gesteld ten aanzien van de te betrachten zorg die op Dexia rust als volgt.
Gelijk de rechtbank heeft overwogen in haar vonnis van 22 december 2004 (LJN: AR7916) rust op een instelling die producten als de onderhavige verkoopt een bijzondere zorgplicht.
Naar het oordeel van de rechtbank brengt deze zorgplicht in het onderhavige geval met zich, dat Dexia gehouden is om enerzijds informatie te verstrekken over het aangeboden product, en anderzijds informatie in te winnen bij haar potentiële cliënt omtrent haar financiële positie, ervaring en beleggingsdoelstellingen. Deze in de opeenvolgende versies van de Nadere Regeling toezicht effectenverkeer nader uitgewerkte zorgplicht, is voor zijn bestaansrecht echter niet daarvan afhankelijk. De Nadere Regeling toezicht effectenverkeer moet bovendien gezien worden in het licht van de Wte 1995, geplaatst in het kader van de richtlijn van de Raad van de Europese Gemeenschappen betreffende het verrichten van diensten op het gebied van beleggingen in effecten (93/22/EEG), welke ziet op de beschermingsgedachte ten aanzien van de deskundige financiële dienstverlener ten opzichte van de, in vergelijking met de beleggingsinstelling, niet of minder deskundige consument.
Anders dan Dexia stelt, vloeit deze zorgplicht dan ook niet alleen voort uit het bepaalde in artikel 28 lid 1 NR 1999. Of dit artikel van toepassing is kan daarom onbesproken blijven.
De genoemde twee verplichtingen, te weten, het verstrekken van informatie aan en het inwinnen van informatie bij de potentiële cliënt, moeten in samenhang worden bezien. In die zin dat naarmate er meer uitgebreide informatie is verstrekt, de noodzaak tot het inwinnen van uitgebreide informatie over de cliënten kan verminderen.
Bij de beoordeling in hoeverre een juiste balans is aangelegd tussen deze twee verplichtingen, speelt de aard van het product en de daaraan verbonden risico's een rol. Voorts is de wijze waarop het product is gepresenteerd van belang, alsmede de beoogde doelgroep.
4.9
Ter comparitie van partijen is, zoals blijkt uit het daarvan opgemaakte proces-verbaal, door Dexia verklaard dat slechts is nagegaan of [gedaagde in conventie] geregistreerd stond bij het BKR te Tiel en dat verdere informatie omtrent de inkomens- en vermogenspositie van [gedaagde in conventie] en diens persoonlijke omstandigheden niet is ingewonnen.
Gelet op die verklaring van de zijde van Dexia staat vast dat Dexia niet heeft geïnformeerd naar de financiële positie van [gedaagde in conventie], en dat zij ook geen cliëntenprofiel heeft opgesteld. Bovendien blijkt uit die verklaring dat Dexia de specifieke omstandigheden van [gedaagde in conventie] niet kende.
Daar komt bij dat niet gesteld of gebleken is dat Dexia zich er van heeft vergewist dat [gedaagde in conventie] zich van de aan het aangaan van de overeenkomst verbonden risico’s bewust was, of dat Dexia [gedaagde in conventie] expliciet heeft gewezen op het risico dat voor [gedaagde in conventie] aan het beleggen met geleend geld was verbonden. Evenmin is gesteld of gebleken dat Dexia [gedaagde in conventie] heeft gewaarschuwd voor het risico van daling van de koers van de aandelen onder de koers die in de overeenkomst is vermeld. Ook uit de inhoud van de overeenkomst zelf blijkt niet ondubbelzinnig dat [gedaagde in conventie] het gevaar liep dat hij na de afloop van de termijnen waarvoor de overeenkomst is aangegaan voor hem een schuld uit hoofde van geldleen aan Dexia zou resteren.
Namens [gedaagde in conventie] is tijdens de comparitie van partijen verklaard -hetgeen door Dexia niet is weersproken- dat [gedaagde in conventie] een inkomen van € 746,-- per maand heeft en maandelijks een bedrag aan huur dient te voldoen. Niet gebleken is voorts dat [gedaagde in conventie] over enige financiële reserves beschikte.
Mede gelet op die persoonlijke omstandigheden van [gedaagde in conventie], had Dexia, indien zij daarvan kennis had gedragen, op grond van de bijzondere zorg die zij jegens [gedaagde in conventie] in acht diende te nemen, [gedaagde in conventie] dienen te ontraden de overeenkomst aan te gaan. Door de overeenkomst werd [gedaagde in conventie], gelet op zijn financiële omstandigheden, immers op onverantwoorde wijze blootgesteld aan de gevolgen van koersverliezen. Dit zou anders zijn indien Dexia zich er van had vergewist dat [gedaagde in conventie] zich bewust was van de gevaren die voor hem aan het aangaan van de overeenkomst waren verbonden, maar desondanks de overeenkomst wenste aan te gaan. Nu daarvan niet is gebleken is Dexia tekortgeschoten in de door haar jegens [gedaagde in conventie] in acht te nemen zorgplicht en heeft Dexia dan ook jegens [gedaagde in conventie] onrechtmatig gehandeld.
4.1
Door Dexia is ter comparitie van partijen onweersproken gesteld, dat de overeenkomst tot stand is gekomen door tussenkomst van B&O advies.
Dexia heeft in dit verband aangevoerd dat de verplichting om informatie bij de cliënt in te winnen bij het sluiten van overeenkomsten als de onderhavige, voor zover al aanwezig, niet op haar, maar op de B & O advies rustte.
De rechtbank overweegt daarover als volgt.
De relatie tussen Dexia en B&O advies is niet duidelijk in de procedure naar voren gekomen, maar voor de beoordeling ook niet relevant.
Op Dexia blijft immers, ondanks de tussenkomst van B&O advies, een eigen zorgplicht rusten om volledige informatie te verstrekken en informatie in te winnen. Aan deze zorgplicht zou mogelijk voldaan kunnen zijn indien Dexia kan aantonen dat B&O advies hieraan voldoende uitvoering heeft gegeven. Dit is echter niet gesteld, noch gebleken. Het verweer van Dexia op dit punt wordt derhalve gepasseerd.
4.11
De rechtbank begrijpt uit de stellingen van [gedaagde in conventie] dat hij zich op het standpunt stelt dat de door Dexia gevorderde volledige nakoming van de tussen partijen gesloten overeenkomsten in de gegeven omstandigheden naar maatstaven van redelijkheid onaanvaardbaar is.
Dexia, heeft zich hierover nog niet uitgelaten. Zij zal derhalve in de gelegenheid worden gesteld zulks te doen bij akte ter rolle. De rechtbank verzoekt Dexia daarbij tevens haar stellingen met betrekking tot de eigen verantwoordelijkheid van [gedaagde in conventie] als belegger te betrekken. Meer in het bijzonder dient Dexia concrete feiten en omstandigheden te stellen, alsmede te motiveren, op grond waarvan [gedaagde in conventie] geheel of ten dele (en tot welk bedrag) gehouden is tot nakoming van zijn verplichtingen uit de overeenkomst, ondanks de door de rechtbank vastgesteld schending van haar zorgplicht. [gedaagde in conventie] zal in de gelegenheid worden gesteld op dit laatste aspect bij antwoordakte te reageren.
voorts in reconventie:
4.12
[Gedaagde in conventie] vordert in reconventie vernietiging op grond van dwaling. Gelet op hetgeen daaromtrent in conventie onder 4.4 en 4.5 is overwogen, dat hier als herhaald en ingelast moet worden beschouwd, moet die vordering worden afgewezen.
Ook de door [gedaagde in conventie] gevorderde restitutie van de door hem betaalde maandelijkse leasetermijnen moet worden afgewezen. Immers [gedaagde in conventie] baseert die vordering eveneens op dwaling.
4.13
De rechtbank zal uit proces-economische overwegingen de vordering in reconventie aanhouden totdat in conventie is beslist.
5. De beslissing
De rechtbank:
in conventie:
5.1
verwijst de zaak naar de rolzitting van 18 mei 2005 voor het nemen van een akte door Dexia over hetgeen in onderdeel 4.11 is vermeld;
5.2
houdt iedere verdere beslissing aan;
in reconventie:
5.3
houdt iedere verdere beslissing aan.
Dit vonnis is gewezen door mrs. D.C.P.M. Straver, L.M.G. de Weerd, en Ch.E. Bethlem en is in het openbaar uitgesproken op woensdag 20 april 2005.
w.g. griffier w.g. rechter