ECLI:NL:RBUTR:2005:AT3153

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
14 februari 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
389883 BU 04-1089
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Bestuursrecht; Bestuursstrafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Oordeel over de verkleuring van autoruiten door laklaag in het kader van verkeersvoorschriften

In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 14 februari 2005 uitspraak gedaan in een beroep tegen een beslissing van de officier van justitie. Betrokkene had een sanctie van € 86,00 opgelegd gekregen wegens het aanbrengen van een laklaag op de zijruit van zijn voertuig, waardoor deze ruit er aanmerkelijk donkerder uitzag dan de overige ruiten. De officier van justitie had het beroep ongegrond verklaard, waarna betrokkene in beroep ging.

Tijdens de zitting op 31 januari 2005 werd vastgesteld dat de lichtdoorlating van de zijruit was gemeten met een speciaal meetmiddel, de TintMan. De metingen toonden aan dat de lichtdoorlating niet voldeed aan de eisen van de Europese richtlijn 92/22/EEG, die voorschrijft dat voor zijruiten een lichtdoorlatend percentage van minimaal 70% moet zijn. De kantonrechter oordeelde dat de ruit 'verkleuring vertoont' in de zin van artikel 5.2.42 lid 1 onder a van het Voertuigreglement.

De kantonrechter concludeerde dat de verbalisant correct had gehandeld en dat de metingen met het meetmiddel, hoewel niet opgenomen in de Regeling meetmiddelen, toch relevant waren voor de beoordeling van de zaak. Betrokkene had onvoldoende bewijs geleverd om de constatering van de verbalisant te weerleggen. Daarom werd het beroep ongegrond verklaard. De beslissing van de kantonrechter kan binnen zes weken na verzending worden aangevochten bij het gerechtshof te Leeuwarden.

Uitspraak

RECHTBANK UTRECHT
Sector kanton, locatie Utrecht
Beslissing van de kantonrechter op het beroep van:
[naam betrokkene] [adres betrokkene],
verder ook te noemen: betrokkene.
Betrokkene heeft beroep ingesteld tegen een beslissing van de officier van justitie, gegeven op grond van de Wet administratiefrechtelijke handhaving verkeersvoorschriften (Wahv). Bij deze beslissing heeft de officier van justitie het beroep ongegrond verklaard.
Het beroepschrift van betrokkene is ter kennis van de officier van justitie gebracht.
Betrokkene is in de gelegenheid gesteld alle op het beroepschrift betrekking hebbende stukken in te zien.
Het beroep is behandeld ter zitting van 31 januari 2005.
De officier van justitie is verschenen. Betrokkene is verschenen.
Vervolgens heeft de kantonrechter deze beslissing gegeven.
Beoordeling van het beroep
Aan betrokkene is een sanctie van € 86,00 opgelegd ter zake van de in de inleidende beschikking aangeduide gedraging te Driebergen-Rijsenburg op 10 september 2003 te 11.03 uur:
voorruit/ zijruiten/ windscherm/ achterruit (bij geen rechterbuitenspiegel) van het voertuig is beschadigd/ verkleurd.
Betrokkene voert, kort samengevat, aan dat hij door de aangebrachte coating op de rechterzijruit van zijn voertuig geen belemmering ondervond van het uitzicht door deze ruit. In het voertuigreglement is onvoldoende nauwkeurig omschreven wat wordt verstaan onder een verkleuring van een ruit.
De officier van justitie heeft ter zitting een schriftelijke notitie overgelegd, waarvan de inhoud als hier herhaald en ingelast wordt beschouwd. Voorts heeft de officier van justitie een aantal foto’s overgelegd. Aan de hand van deze notitie en foto’s heeft de officier van justitie zijn standpunt uiteengezet en verzocht om het beroep ongegrond te verklaren.
De kantonrechter komt tot het volgende oordeel.
Uit het zaakoverzicht blijkt dat de verbalisant heeft geconstateerd dat “op de voorste zijruit aan de rechterzijde van het voertuig (kenteken [ Xx-xx-xx) een laklaag was aangebracht waardoor deze ruit er aanmerkelijk donkerder uitzag dan de ruiten van dit voertuig welke geen behandeling hadden ondergaan. Er was een duidelijke verkleuring zichtbaar t.o.v. de onbehandelde ruiten.”
In deze zaak is van belang dat in artikel 5.2.42 lid 1 onder a van het Voertuigreglement is voorgeschreven (voor zover van belang): De voorruit en de zijruiten van personenauto’s mogen: geen beschadigingen of verkleuringen vertonen.
De Richtlijn 92/22/EEG van de Raad van 31 maart 1992 betreffende veiligheidsruiten en materialen voor ruiten van motorvoertuigen en aanhangwagens daarvan 14-05-92 vermeldt onder 9.1.4.1. het volgende: De gewone lichtdoorlating als gemeten overeenkomstig punt 9.1.2 mag voor voorruiten niet minder dan 75% en voor andere ruiten niet minder dan 70% bedragen.
Ingevolge artikel 2.9.6 van de Regeling permanente eisen (Uitvoeringsvoorschriften Voertuigreglement) kunnen de in deze paragraaf gestelde eisen worden getoetst door in geval van twijfel te meten met een meetmiddel van voldoende bereik.
Uit het zaakoverzicht en de behandeling ter zitting is gebleken dat de betreffende ruit is gemeten met een speciaal daarvoor ontworpen meetmiddel (De TintMan). Voorts is gebleken dat dit meetmiddel voldoet aan de wijze van meten zoals in de Europese Richtlijn is voorgeschreven, maar dat dit meetmiddel niet is opgenomen in de Regeling meetmiddelen. De verbalisant heeft met dit meetmiddel deze ruit op verschillende punten gemeten. Hierbij werden (volgens het zaakoverzicht) geen hogere percentages lichttransmissie gemeten dan 50% (volgens de officier van justitie ter zitting: 5%), terwijl de lichtdoorlating voor een zijruit niet minder dan 70% mag bedragen. De verbalisant heeft ter vergelijking in het zaakoverzicht nog opgemerkt dat bij de onbehandelde zijruit een lichtdoorlaatbaarheid van 73% werd gemeten.
Gelet op hetgeen door de verbalisant is geconstateerd in relatie tot het resultaat van bovenstaande meting is de kantonrechter van oordeel dat de betreffende zijruit
“verkleuring vertoont” in de zin van het hiervoor aangegeven artikel van het Voertuigreglement.
De omstandigheid dat het onderhavige gebruikte meetmiddel niet voorkomt in de Regeling meetmiddelen, maar wel voldoet aan de wijze van meten zoals in de Europese Richtlijn is voorgeschreven brengt naar het oordeel van de kantonrechter niet mee dat het resultaat van de meting niet mag bijdragen tot het oordeel dat de gedraging is verricht.
De kantonrechter heeft in hetgeen betrokkene heeft aangevoerd onvoldoende concrete aanknopingspunten kunnen vinden om aannemelijk te achten dat de constatering van verbalisant onjuist is geweest.
Derhalve is de kantonrechter van oordeel dat voldoende is komen vast te staan dat de gedraging is verricht.
De kantonrechter zal, gelet op het bovenstaande, beslissen als volgt.
Beslissing
De kantonrechter:
verklaart het beroep ongegrond.
Deze beslissing is gegeven door mr. R.W.J. van Veen, kantonrechter, en is in aanwezigheid van de griffier in het openbaar uitgesproken op 14 februari 2005.
VERZONDEN OP
Tegen deze beslissing van de kantonrechter kan hoger beroep bij het gerechtshof te Leeuwarden worden ingesteld door binnen 6 weken na verzending van deze beslissing een gemotiveerd en ondertekend beroepschrift in te dienen bij de Rechtbank Utrecht, sector kanton, locatie Utrecht, postbus 16008 te 3500 DA Utrecht.
De wet gaat uit van een geheel schriftelijke procedure, tenzij door u bij het beroepschrift uitdrukkelijk om een behandeling ter zitting is gevraagd.