ECLI:NL:RBUTR:2005:AS9730

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
10 maart 2005
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
KG-nr: 190268/KGZA 05-103
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Kort geding
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering tot doorhaling van EVA-registratie na fraude door tussenpersoon

In deze zaak vordert eiser, een taxichauffeur, dat de SNS Bank zijn registratie in het EVA-register ongedaan maakt. Eiser had een woning gekocht met zijn echtgenote, maar de financieringsaanvraag werd afgewezen omdat de bank valse loonstroken had aangetroffen. Hierdoor werd eiser geregistreerd in het EVA-register, wat hem belemmert in het verkrijgen van financiering. Eiser heeft aangifte gedaan tegen de tussenpersoon die de valse documenten heeft verstrekt, maar de Officier van Justitie heeft hem niet als verdachte aangemerkt. De voorzieningenrechter oordeelt dat SNS Bank in redelijkheid niet kon besluiten om de registratie te handhaven, gezien de omstandigheden en het feit dat eiser slachtoffer is van de fraude. De rechter wijst de vordering van eiser toe en veroordeelt SNS Bank om de registratie binnen twee dagen te verwijderen, op straffe van een dwangsom. De uitspraak benadrukt de zorgvuldigheid die banken moeten betrachten bij het registreren van klanten in het EVA-register, vooral wanneer er een vermoeden van fraude is.

Uitspraak

KG-nr: 190268/KGZA 05-103
RECHTBANK UTRECHT
Sector Handels - en Familierecht
VONNIS
van de voorzieningenrechter
in het kort geding van:
[eiser],
wonende te Hilversum,
eiser,
procureur: mr. J. van Ravenhorst,
- t e g e n -
de naamloze vennootschap
SNS BANK N.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Utrecht,
gedaagde,
procureur: mr. M. Verhoeff.
1. Het verloop van de procedure
1.1. Het verloop van de procedure is als volgt:
- dagvaarding d.d. 3 februari 2005, die in fotokopie aan dit vonnis is gehecht;
- aanvulling van eis;
- mondelinge behandeling op 10 maart 2005;
- producties van beide partijen en pleitnotities zijdens gedaagde.
1.2. Partijen (hierna: [eiser] en SNS Bank) hebben vonnis gevraagd.
2. De feiten
2.1. [eiser] is gehuwd met mevrouw P. [partner van] en uit dit huwelijk zijn drie zonen, waaronder [M.], geboren. [eiser] is werkzaam als taxichauffeur en zijn echtgenote heeft in het verleden bij GOM Schoonhouden B.V. gewerkt. Zij verricht sedert februari 2000 geen werkzaamheden meer en geniet ook geen inkomsten. [M.] heeft tot voor kort gewerkt en ontvangt thans een uitkering krachtens de WAO.
2.2. [eiser] en [M.] hebben in de loop van 2002 het plan opgevat om samen een huis te kopen waarin zij met de hele familie zouden kunnen wonen. [eiser] en [M.] hadden interesse in een woning te Almere, die zij voor € 167.000,-- konden kopen.
[M.] heeft in januari 2003 gesproken met de heer [betrokkene], verbonden aan het Advies- en Verzekeringscentrum De Toekomst IYI Advies over de aankoop van de woning en de mogelijkheid van een financiering. [M.] heeft op verzoek van [betrokkene] loonstroken van hemzelf en van [eiser] aan [betrokkene] doen toekomen waarna [betrokkene] te kennen heeft gegeven dat een financiering van de woning mogelijk was.
[betrokkene] heeft vervolgens in een gesprek met [eiser] aangegeven dat het verstandiger was dat [eiser] de woning niet met zijn zoon maar samen met zijn vrouw zou aankopen, waarbij [M.] jegens de financier garant zou staan voor een correcte nakoming van de betalingsverplichting van [eiser]. [betrokkene] heeft aan [eiser] meegedeeld dat ook in dat geval de financiering wel rond zou komen.
2.3. [eiser] en zijn echtgenote hebben vervolgens de woning te Almere aangekocht bij overeenkomst van 28 januari 2003. Ingevolge deze overeenkomst diende [eiser] uiterlijk op 25 februari 2003 een waarborgsom van € 16.700,-- onder de notaris te hebben gestort.
2.4. [eiser] heeft [betrokkene] ten behoeve van de financieringsaanvraag diverse door [betrokkene] verlangde bescheiden aangeleverd, waaronder kopieën van paspoorten en verblijfsdocumenten. Aangezien de financiering niet tijdig rond was, is het beoogde transport van de woning uitgesteld.
2.6. In de financieringsaanvraag is onder meer vermeld dat [eiser] als taxichauffeur werkzaam is tegen een bruto jaarsalaris van € 26.470,-- en dat zijn vrouw als interieurverzorgster in vaste dient een inkomen genereert van € 26.405,-- bruto per jaar.
De aanvraag is onder meer vergezeld van salarisstroken en werkgeversverklaringen van zowel [eiser] als van zijn echtgenote.
2.7. SNS Bank heeft op 26 februari 2003 een offerte uitgebracht die door [eiser] en zijn echtgenote diezelfde dag voor akkoord is ondertekend. In deze offerte is onder meer opgenomen dat [eiser] in het kader van de verkrijging van de financiering van een bedrag van € 210.000,-- maandelijks een bedrag van € 803,-- aan SNS Bank dient te betalen. [eiser] en zijn vrouw hebben diezelfde dag het aanbod van SNS Bank om garant te staan voor de waarborgsom ad € 16.700,-- ondertekend. De instrumenterend notaris heeft [eiser] op 6 maart 2003 laten weten dat de waarborgsom door middel van een bankgarantie van SNS Bank was ontvangen.
2.8. [betrokkene] heeft [eiser] medegedeeld dat er problemen bij de SNS Bank waren en dat hij de hypotheekaanvraag bij een andere bank zou indienen. Nadien heeft [eiser] verzocht om de financiering op naam van hemzelf en [M.] aan te vragen. Vervolgens is de koopovereenkomst ontbonden en is op 25 maart 2003 een nieuwe koopovereenkomst voor hetzelfde pand te Almere gesloten op naam van [eiser] en zijn zoon. Ten gevolge van de ontbinding van de eerste koopovereenkomst heeft [eiser] de waarborgsom ad € 16.700,-- verbeurd. SNS Bank heeft voormeld bedrag op verzoek van de notaris uitgekeerd en heeft [eiser] verzocht zijn debetsaldo (ad € 16.700,--) aan te zuiveren voor 20 mei 2003.
De financieringsaanvraag van [eiser] en [M.] is bij brief van 3 april 2003 door de Directbank afgewezen. [eiser] heeft vervolgens de door hem overgelegde stukken bij het kantoor van [betrokkene] opgehaald en is daarmee naar een filiaal van De Hypotheker gestapt. Laatstgenoemde heeft, nadat een door de Hypotheker ingediende financieringsaanvraag door SNS Bank was afgewezen, aan [eiser] meegedeeld dat bij de eerder ingediende aanvraag van [betrokkene] bij SNS Bank valse loonstroken waren aangetroffen.
2.9. SNS Bank heeft op 7 april 2003 aangifte gedaan van fraude en bedrog gepleegd door [eiser] en diens echtgenote, bij de Stichting Fraudebestrijding Hypotheken. SNS Bank heeft daarbij aangegeven dat haar bij controle van de door [eiser] ingeleverde stukken was gebleken dat het ingeleverde salarisstrookje en werkgeversverklaring van de echtgenote van [eiser], valselijk zijn opgemaakt ter verkrijging van een hypothecaire geldlening.
Met deze melding is de naam van [eiser] ingevoerd in de door financiële instellingen geraadpleegde Externe Verwijzings-Applicatie (EVA). SNS-Bank heeft van genoemde aangifte en melding geen mededeling aan [eiser] gedaan.
2.10. [eiser] heeft zich, nadat hij op 2 mei 2003 het dossier van de aanvraag van [betrokkene] had ingezien, dezelfde dag tot een filiaal van SNS Bank gewend en gevraagd wat hij moest doen. [eiser] heeft daarbij aangegeven dat zich onder de stukken die hij van het kantoor van [betrokkene] had teruggekregen een aantal stukken bevond dat hij niet kende, althans documenten die van vervalste handtekeningen waren voorzien.
[eiser] heeft een en ander ook bij brief van 2 mei 2003 aan de directie van SNS-Bank meegedeeld. Op 6 mei 2003 heeft [eiser] ten overstaan van de politie jegens [betrokkene] aangifte gedaan van fraude en bedrog. Reeds op 2 mei 2003 had [eiser] voor het doen van die aangifte een afspraak met de politie gemaakt. [eiser] heeft zich vervolgens tot een advocaat gewend en heeft [betrokkene] doen dagvaarden voor de rechtbank Amsterdam teneinde zijn schade, waaronder de verbeurde waarborgsom, vergoed te krijgen. In deze procedure is nog geen einduitspraak gedaan.
2.11. Tegen [betrokkene] is een strafrechtelijk onderzoek gestart. De Officier van Justitie die met deze zaak is belast heeft bij brief van 20 januari 2005 aan de raadsman van [eiser] meegedeeld dat [eiser] niet als verdachte wordt aangemerkt.
2.12. De eigenaar van de huurwoning van [eiser] heeft hem bij brief van 14 september 2004 aangeboden het door hem bewoonde huurhuis te kopen voor 90% van de marktwaarde, vrij op naam.
[eiser] heeft vernomen dat hij geen financiering zal kunnen verkrijgen omdat SNS Bank een melding heeft gedaan van zijn betrokkenheid bij fraude zodat hij is geregistreerd in het door banken geconsulteerde Incidentenwaarschuwingssysteem Financiële Instellingen.
2.13. Ingevolge artikel 6.2 van het Protocol van voormeld waarschuwingssysteem gelden voor opname in het extern verwijzingsregister de volgende criteria:
1. De activiteiten van de (rechts)persoon kunnen een bedreiging vormen voor de continuïteit en de integriteit van financiële instellingen, de financiële belangen van cliënten en/of de financiële belangen van de (organisatie van de) deelnemer.
2. Er dient een proportionaliteitsafweging plaats te vinden, waarbij de betreffende functionaris vaststelt, dat het belang van de opname in het verwijzingregister prevaleert boven de mogelijke nadelige gevolgen voor betrokkene als gevolg van de opname van zijn gegevens.
3. De betreffende (rechts)persoon moet betrokken zijn bij benadeling van enige financiële instelling (of poging daartoe) of bij onoorbaar gebruik (of poging daartoe) van het financieel stelsel van zodanige aard
• dat aangifte bij een opsporingsinstantie is gedaan of kan worden gedaan of
• de relatie of overeenkomst is opgezegd of het besluit daartoe is genomen of
• is geweigerd om een relatie of overeenkomst aan te gaan.
2.14. De raadsman van [eiser] heeft SNS Bank verzocht de EVA-registratie van [eiser] en diens echtgenote ongedaan te maken. SNS Bank heeft daarop bij brief van 2 februari 2005 onder meer het volgende op geantwoord:
“Op 1 april 2003 is door de SNS Bank aangifte gedaan tegen de heer M. [eiser] en
mevrouw [eiser]-[partner van], terzake van valsheid in geschrifte en oplichting. De
ingeleverde salarisstrook en werkgeversverklaring van mevrouw [partner van]-[eiser] zijn
vals. Onbetwist feit is dat de heer [eiser] en zijn echtgenote de offerte van 26
februari 2003 heeft ondertekend. Dit heeft plaatsgevonden op het kantoor van
[betrokkene] op 26 februari 2003, hierbij waren aanwezig de heer en mevrouw [eiser]-
[partner van] en hun zoon [M.].
Er zijn twee koopovereenkomsten van het pand [adres] bij de dagvaarding toegevoegd. De eerste koopovereenkomst is op 04-02-03 getekend door de heer en mevrouw [eiser]-[partner van]. In deze koopovereenkomst staat
als beroep ven mevrouw [eiser]-[partner van] “schoonmaakster” aangegeven. In de tweede
koopovereenkomst treedt naast de heer [eiser] zijn zoon [M.] als koper, deze
overeenkomst is gedateerd op 28-03-03.
Uit de dagvaarding blijkt dat mevrouw [partner van] [eiser] sinds februari 2000 geen
werkzaamheden verricht en ook niet in aanmerking komt voor een WAO uitkering.
Verder blijkt uit de stukken van de dagvaarding dat [eiser] wist dat zijn inkomen
alleen onvoldoende zou zijn om de woning te kopen. De heer [eiser] geeft aan dat de
heer [betrokkene] een oude loonstrook (periode 01-99) van mevrouw [eiser]-[partner van] nodig
had voor het sofi-nummer. Het ontgaat ons waarom hij dit sofinummer nodig had en
waarom dit ontleend moet worden aan een oude loonstrook.
Als de heer [eiser] vooraf wist dat zijn inkomen onvoldoende was waarom heeft hij
(en zijn echtgenote, maar niet zijn zoon [M.]) dan de offerte getekend voor een
hypotheek van € 210.000 met een maandlast van ruim € 800,00 (zijn maandelijkse
netto inkomen bedraagt circa € 1.100,00). Dit in combinatie met de koopovereen-
komst en de oude loonstrook doet ons standpunt in onze aangifte staven.
Wij blijven bij de bewering dat de heer [eiser] SNS Bank heeft willen oplichten, door
met valse opgave van het inkomen van zijn echtgenote een hypotheek aan te vragen.
Volgens het protocol kan de SNS Bank met een redelijk vermoeden van fraude de heer
en mevrouw [eiser]-[partner van] in het waarschuwingssysteem EVA opnemen. Dit
ongeacht de zienswijze en handelswijze van de politie. Wij zullen daarom niet op het
verzoek ingaan om beiden uit EVA te halen.”
3. Het geschil en de beoordeling
3.1. [eiser] vordert kort weergegeven, dat SNS Bank zal worden veroordeeld om binnen twee dagen na de betekening van het in deze te wijzen vonnis, de op zijn naam alsmede, na aanvulling van eis, die van zijn echtgenote, gedane EVA-registratie ongedaan te maken op straffe van een dwangsom van € 50.000,-- per dag; een en ander met veroordeling van SNS Bank in de kosten van dit geding.
3.2. [eiser] stelt dat SNS Bank op volstrekt onjuiste gronden een EVA-melding heeft gedaan als gevolg waarvan hij bij geen enkele financiële instelling nog een financiering kan verkrijgen en aldus ernstig wordt belemmerd in zijn contractsvrijheid.
[eiser] heeft aangevoerd dat hij als slachtoffer van de door [betrokkene] gepleegde fraude dient te worden aangemerkt en dat hij nimmer heeft geweten dat [betrokkene] stukken heeft vervalst om SNS Bank te bewegen tot het verstrekken van een financiering. [eiser] stelt dat naast de valse loonstrook en werkgeversverklaring van zijn echtgenote ook de financieringsaanvraag van valse handtekeningen is voorzien. Voorts stelt hij dat hij weliswaar een oude loonstrook van zijn echtgenote aan [betrokkene] heeft verstrekt, maar dat hij dit had gedaan omdat [betrokkene] haar SOFI-nummer (dat op die loonstrook stond vermeld) moest opgeven. [eiser] stelt niet te hebben geweten dat een financiële instel-ling voor een hypotheekaanvraag geen SOFI-nummer pleegt op te vragen.
3.3. SNS Bank heeft in de eerste plaats betwist dat [eiser] enig spoedeisend belang bij zijn vordering heeft nu hij zijn woning gewoon kan blijven huren en er geen uiterlijke termijn voor aanvaarding van het koopaanbod is gesteld. SNS Bank meent dan ook dat [eiser] in kort geding niet-ontvankelijk dient te worden verklaard en zich moet wenden tot de Geschillencommissie Bankzaken.
Dit verweer kan niet slagen. [eiser] heeft onder meer gesteld dat er sprake is van een onjuiste dan wel onrechtmatige registratie waardoor hij schade lijdt, en de spoedeisendheid ligt reeds in zijn vordering strekkende tot ongedaanmaking van een dergelijke onjuiste toestand besloten. Dat de regeling van de Geschillencommissie Bankzaken voorziet in het op korte termijn verkrijgen van een voorlopige voorziening is niet gebleken.
3.4. SNS Bank stelt voorts dat [eiser] en zijn echtgenote aantoonbaar betrokken zijn geweest bij de geconstateerde fraude en dat de enkele mededeling van de Officier van Justitie van 20 januari 2005 niet impliceert dat daarmee vaststaat dat [eiser], al dan niet in samenwerking met [betrokkene], in het geheel niets van doen heeft met de vervalsing van stukken en de poging om SNS Bank te bewegen om op grond van die valse stukken een financiering aan hem te verstrekken.
SNS Bank verwijst naar hetgeen zij in haar brief aan de raadsman van [eiser] d.d. 2 februari 2005 (vide 2.14) heeft gesteld. Op grond van de in die brief genoemde, en tijdens de behandeling van de zaak nader toegelichte omstandigheden, is er volgens SNS Bank een redelijk vermoeden van fraude op grond waarvan SNS Bank zich gerechtigd acht om hen beiden in het EVA-register op te nemen.
3.4. [eiser] heeft zijn vordering gebaseerd op onrechtmatige daad. Kort gezegd komt zijn standpunt er op neer dat het onrechtmatig van SNS Bank is om de registratie te handhaven omdat hij zich niet aan fraude heeft schuldig gemaakt.
Niet alleen heeft SNS Bank aangevoerd dat [eiser] bij fraude betrokken is, maar ook dat op de rechtsverhouding tussen [eiser] en SNS Bank het in genoemde protocol van toepassing is zodat de onderhavige vordering uitsluitend aan de hand van art. 6.2. van het protocol getoetst dient te worden.
De stelling van SNS Bank dat [eiser] contractueel gebonden is aan (de toepassing van) het protocol is in het kader van dit kort geding door SNS Bank onvoldoende onder-bouwd. Desgevraagd heeft zij bij de behandeling van het kort geding niet aangetoond waar de contractuele binding van [eiser] aan het protocol is verankerd.
3.5. Dit laat onverlet dat banken gerechtigd zijn om een registratiesysteem te onder-houden dat tot doel heeft om te voorkomen dat zij het slachtoffer worden van financiële fraude. Tot op zekere hoogte is de bevoegdheid van de bank(en) om tot registratie van een persoon over te gaan, een discretionaire.
Daar waar deze registratie verstrekkende gevolgen heeft voor de mogelijkheden van derden om financiering te verkrijgen, brengt de zorgvuldigheid die SNS Bank in het algemeen, en in het bijzonder ten opzichte van haar rekeninghouder, zoals [eiser], dient te betrachten met zich dat SNS Bank pas dan tot (handhaving van) registratie mag overgaan indien zij daartoe in redelijkheid heeft kunnen besluiten. Daarvan zal in het algemeen sprake zijn indien er een gegrond vermoeden van fraude bestaat.
Die redelijkheid, en daarmee ook de inhoud van de marginale toetsing door de rechter, worden mede bepaald door het protocol. Immers daar waar het protocol voorziet in criteria voor de bevoegdheid tot registratie, staat het de rechter vrij om bij de boordeling van het besluit van SNS Bank tevens op die criteria acht te slaan.
3.6. Naar het oordeel van de voorzieningenrechter heeft SNS Bank aanvankelijk in redelijkheid kunnen besluiten tot opname van [eiser] en zijn echtgenote in het EVA.
Vaststaat immers dat SNS Bank bij de financieringsaanvraag een aantal stukken op naam van [eiser] en zijn echtgenote heeft ontvangen die valselijk zijn opgemaakt. In zoverre is het vermoeden van fraude geheel gerechtvaardigd.
3.7. Vervolgens is de vraag aan de orde of SNS Bank in redelijkheid heeft kunnen besluiten om het verzoek tot doorhaling van de EVA-registratie van (onder meer) 11 november 2004 van de raadsman van [eiser] en zijn echtgenote, te weigeren. Daarvan acht de voorzieningenrechter geen sprake.
3.8. De voorzieningenrechter stelt voorop dat een redelijke uitleg van artikel 6.2 ten 3e met zich brengt dat van betrokkenheid in dat artikel geen sprake is indien die beperkt is tot het zijn van slachtoffer. Ter weerspreking van de verdenking jegens hem heeft [eiser] verklaard:
- dat het aanvankelijk zijn wens was om samen met zijn zoon de woning aan te kopen;
- nadat hem door [betrokkene] was geadviseerd om de woning samen met zijn echtgenote te kopen, hij akkoord is gegaan met de aankoop daarvan samen met zijn vrouw;
- die aankoop volgens [betrokkene] geen probleem zou zijn vanwege de inkomsten van [M.] en de op grond daarvan door [M.] af te geven borg;
- hij een loonstrook van zijn echtgenote aan [betrokkene] heeft gegeven omdat [betrokkene] daarnaar had gevraagd in verband met de opgave van haar SOFI-nummer (dat op deze loonstrook stond vermeld);
- dat de in de offerte genoemde maandelijkse lasten geen enkel probleem zouden
opleveren aangezien [M.] zou bijdragen in de hypotheeklasten.
[eiser] heeft onbetwist gesteld dat er thans nog een strafrechtelijk onderzoek tegen [betrokkene] gaande is waaruit blijkt dat [betrokkene] in nog 7 andere fraudezaken betrokken is, zodat aan de door [betrokkene] geuite betwistingen geen enkele waarde kan worden gehecht.
Aan mevrouw [partner van] kan voorshands geen verwijt worden gemaakt dat zij op de koopovereenkomst haar beroep heeft laten opnemen, ook al was zij ten tijde van de aanvraag niet als zodanig actief op de arbeidsmarkt.
Deze verklaringen van [eiser] laten zeer wel ruimte voor het oordeel dat van een actieve betrokkenheid van hem bij benadeling van SNS Bank geen sprake is, en dat hij slachtoffer is geworden van de door [betrokkene] gepleegde fraude.
3.9. Behalve de inhoud van zijn verklaringen, die overigens op voorhand niet onredelijk lijken, heeft [eiser] ook in overeenstemming met die verklaringen gehandeld door direct nadat hij inzage in het dossier van [betrokkene] heeft gehad, de situatie te melden bij SNS Bank en een afspraak te maken voor het doen van aangifte. Vervolgens heeft [eiser] aangifte jegens [betrokkene] gedaan en is jegens hem een civiele procedure gestart. Dit betekent dat de gedragingen van [eiser] aansluiten op zijn verklaringen.
3.10. Nu bovendien de OVJ te Amsterdam desgevraagd bevestigd heeft dat [eiser] niet als verdachte wordt beschouwd in de door [betrokkene] gepleegde fraude, heeft SNS Bank, mede gelet op voornoemde verklaringen en gedragingen van [eiser] in redelijkheid niet kunnen besluiten om de registratie te handhaven.
3.11. Gelet op de gevolgen van een EVA-registratie in de praktijk, heeft SNS Bank onder deze omstandigheden in redelijkheid niet kunnen besluiten dat het belang van inschrijving van [eiser] en diens echtgenote prevaleert boven de mogelijke nadelige gevolgen voor hen als gevolg daarvan. Door de inschrijving desalniettemin te handhaven, handelt SNS Bank in strijd met de zorgvuldigheid die [eiser] en diens echtgenote als rekeninghouders van SNS Bank mogen verwachten. Op deze basis is SNS Bank jegens [eiser] en diens echtgenote gehouden tot het doorhaling van hun EVA registraties.
3.12. Uit het voorgaande volgt dat de gevraagde voorziening zal worden toegewezen. Daarbij worden termen aanwezig geacht om de gevorderde dwangsom te matigen.
SNS Bank zal, als de in het ongelijk gestelde partij, worden veroordeeld in de proceskosten van [eiser]. Aangezien [eiser] een toevoeging heeft aangevraagd op grond van de Wet op de Rechtsbijstand, zal SNS Bank deze kosten aan de griffier van deze rechtbank dienen te voldoen.
4. De beslissing
De voorzieningenrechter:
4.1. veroordeelt SNS Bank om binnen twee dagen na de betekening van dit vonnis de “EVA-registratie” met betrekking tot [eiser] en zijn echtgenote in het Incidentenwaarschuwingssysteem door te halen, althans die aantekening daaruit te doen verwijderen, op straffe van een dwangsom van € 5.000,-- per dag voor iedere dag dat SNS Bank in gebreke blijft aan deze veroordeling te voldoen;
4.2. veroordeelt SNS Bank in de kosten van dit geding, tot aan deze uitspraak aan de zijde van [eiser] begroot op € 816,-- voor salaris van de gemachtigde en € 244,-- vastrecht en € 85,60 explootkosten en bepaalt dat SNS Bank voormelde kosten
dient uit te betalen aan de griffier van de rechtbank, zulks op de voet van het bepaalde in artikel 243 Wetboek van Burgerlijke Rechtsvordering;
4.3. verklaart dit vonnis uitvoerbaar bij voorraad.
Dit vonnis is gewezen door mr. H.M.M. Steenberghe en in het openbaar uitgesproken op 10 maart 2005.