ECLI:NL:RBUTR:2005:AS8310
Rechtbank Utrecht
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Erfdienstbaarheid en burengeschil met betrekking tot gebruik van een zuidelijke lus
In deze zaak, behandeld door de rechtbank Utrecht op 23 februari 2005, betreft het een geschil tussen twee buren over de uitoefening van een erfdienstbaarheid. De eiser in conventie, die gebruik maakt van een erfdienstbaarheid om via een lus om een eikenboom naar zijn perceel te komen, heeft een vordering ingesteld tegen de gedaagden in conventie, die de zuidelijke lus van deze erfdienstbaarheid hebben afgesloten door het aanleggen van een tuin. De rechtbank heeft in eerdere tussenvonnissen vastgesteld dat de inhoud van de erfdienstbaarheid wordt bepaald door de akte van vestiging, tenzij er bewijs is dat de eiser heeft ingestemd met het afzien van het gebruik van de zuidelijke lus. Tijdens het getuigenverhoor is gebleken dat de gedaagden niet in staat zijn geweest om het bewijs te leveren dat er een afspraak was gemaakt over het gebruik van de zuidelijke lus. De rechtbank concludeert dat de gedaagden onrechtmatig hebben gehandeld door de erfdienstbaarheid te beperken en dat de eiser recht heeft op het gebruik van de zuidelijke lus zoals vastgelegd in de akte. De rechtbank wijst de vorderingen van de gedaagden in reconventie af, waaronder het verzoek om een verbod op het loslopen van honden en het beperken van de snelheid op het dienende erf. De gedaagden worden veroordeeld om de met de erfdienstbaarheid strijdige situatie op te heffen en een dwangsom wordt opgelegd voor elke dag dat zij in gebreke blijven. De proceskosten worden aan de gedaagden opgelegd.