ECLI:NL:RBUTR:2005:AS6427
Rechtbank Utrecht
- Voorlopige voorziening
- Rechtspraak.nl
Ontslag op staande voet wegens verzwijgen van HIV-besmetting in arbeidsconflict
In deze zaak heeft de kantonrechter van de Rechtbank Utrecht op 28 januari 2005 uitspraak gedaan in een kort geding tussen een werknemer, aangeduid als [eiser], en zijn werkgever, aangeduid als [gedaagde]. De werknemer was op 2 november 2004 in dienst getreden als Top Stylist/Salonmanager, maar werd op 2 december 2004 op staande voet ontslagen. De reden voor het ontslag was het verzwijgen van zijn HIV-besmetting tijdens de sollicitatieprocedure. De werknemer stelde dat het ontslag onterecht was, omdat zijn HIV-status geen invloed had op zijn werkzaamheden en hij niet ziek was. Hij vorderde onder andere loondoorbetaling en een voorlopige voorziening om zijn werkzaamheden te kunnen voortzetten.
De kantonrechter heeft vastgesteld dat de werknemer niet verplicht was om zijn HIV-status te melden, aangezien deze geen invloed had op zijn geschiktheid voor de functie. De werkgever, daarentegen, voerde aan dat het verzwijgen van deze informatie een dringende reden voor ontslag opleverde, omdat er een risico van besmetting zou zijn voor klanten en medewerkers. De kantonrechter oordeelde echter dat het verzwijgen van de HIV-status geen dringende reden voor ontslag op staande voet was, omdat de werknemer geen aids had en er geen bewijs was dat zijn werkzaamheden een besmettingsrisico met zich meebrachten.
De kantonrechter wees de vordering van de werknemer tot loondoorbetaling toe over de periode van 2 december 2004 tot 1 februari 2005, met een wettelijke verhoging van 20%. De vordering tot tewerkstelling werd afgewezen vanwege de verstoorde vertrouwensrelatie tussen partijen. De werkgever werd veroordeeld in de proceskosten. Dit vonnis benadrukt de bescherming van werknemers tegen discriminatie op basis van medische aandoeningen en de noodzaak voor werkgevers om zorgvuldig om te gaan met ontslagprocedures.