ECLI:NL:RBUTR:2005:3038

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
23 maart 2005
Publicatiedatum
4 januari 2018
Zaaknummer
191258/ HA ZA 05-488
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • M. van Delft-Baas
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vordering contractuele rente over de hoofdsom

In deze zaak, behandeld door de rechtbank Utrecht op 23 maart 2005, heeft eiser, vertegenwoordigd door procureur mr. R. de Jong, een vordering ingesteld tegen gedaagden, die niet verschenen zijn. De vordering betreft de betaling van contractuele rente over de hoofdsom, alsook wettelijke rente vanaf de dag van dagvaarding. De rechtbank heeft vastgesteld dat de contractuele rente een hoger percentage heeft dan de wettelijke rente, en heeft daarom de contractuele rente toegewezen, terwijl de gevorderde wettelijke rente over de hoofdsom is afgewezen. Eiser heeft ook gevorderd dat gedaagden contractuele rente over de verschenen contractuele rente zouden betalen, maar de rechtbank heeft geoordeeld dat er geen grond is voor deze vordering. De rechtbank heeft de wettelijke rente over de proceskosten toegewezen na een redelijke termijn van 14 dagen na betekening van het vonnis.

Daarnaast heeft eiser een bedrag van € 100,00 aan buitengerechtelijke incassokosten gevorderd, maar deze vordering is afgewezen omdat eiser niet heeft aangetoond dat deze kosten betrekking hebben op meer dan een enkele aanmaning of het opstellen van een dossier. De rechtbank heeft de overige vorderingen van eiser als niet onrechtmatig of ongegrond beoordeeld en heeft deze toegewezen. Gedaagden zijn veroordeeld om binnen 7 dagen na betekening van het vonnis de jaarrekening over 2003 en de kwartaalomzet over 2004 af te geven, met een dwangsom van € 1.000,00 per dag bij niet-naleving, tot een maximum van € 15.000,00.

Verder zijn gedaagden veroordeeld om aan eiser een bedrag van € 13.040,26 te betalen, vermeerderd met contractuele rente van 1% per maand vanaf de vervaldata van de facturen. De rechtbank heeft ook de kosten van het geding, inclusief beslagkosten, begroot op € 904,00 voor salaris van de procureur en € 1.409,80 voor verschotten, beide te vermeerderen met wettelijke rente vanaf 14 dagen na betekening van het vonnis. Het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard en overige vorderingen zijn afgewezen.

Uitspraak

VONNIS

van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken (sector handels- en familierecht), in de zaak van:

[eiser] ,

h.o.d.n.
[naam] ,wonende te [woonplaats] ,
eiser,
procureur: mr. R. de Jong,
-tegen-
1. de vennootschap onder firma
[gedaagde sub 1] .,
gevestigd en kantoorhoudende te [vestigingsplaats] ,
2.
[gedaagde sub 2] ,wonende te [woonplaats] ,
3.
[gedaagde sub 3], wonende te [woonplaats] ,
gedaagden,
niet verschenen.
1.
Het verloop van het geding
Het verloop van de procedure blijkt uit het volgende:
- dagvaarding d.d. 14 februari 2005, waarvan een fotokopie aan dit vonnis is gehecht.
- verstekverlening tegen gedaagden. Eiser heeft vervolgens vonnis gevraagd.
2.
De beoordeling van de vordering
2.1
Eiseres vordert naast de contractuele rente over de hoofdsom tevens de wettelijke rente over de hoofdsom vanaf de dag van de dagvaarding. Aangezien de contractuele rente een hoger percentage bedraagt dan de wettelijke rente en deze ingevolge artikel
6:119 lid 3 BW daarvoor in de plaats komt, zal de rechtbank de contractuele rente over de hoofdsom toewijzen en de daarnaast gevorderde wettelijke rente afwijzen.
Eiseres vordert tevens de contractuele rente over de verschenen contractuele rente. Niet gesteld of gebleken is dat gedaagden op grond van de overeenkomst contractuele rente over verschenen contractuele rente verschuldigd zijn. De gevorderde wettelijke rente over de reeds verschenen contractuele rente is, als het mindere wel toewijsbaar, vanaf de dag van de dagvaarding.
De gevorderde wettelijke rente over de proceskosten zal worden toegewezen na verloop van een redelijke termijn (14 dagen) na betekening van dit vonnis.
2.2
Eiser vordert een bedrag van € 100,00 aan buitengerechtelijke incassokosten.
Deze vordering zal - mede gelet op de door deze rechtbank gevolgde aanbevelingen van het Rapport Voorwerk II - worden afgewezen. Eiser heeft immers niet gesteld dat deze kosten betrekking hebben op verrichtingen die meer omvatten dan een enkele aanmaning, het enkel doen van een schikkingsvoorstel, het inwinnen van eenvoudige inlichtingen of het op gebruikelijke wijze samenstellen van het dossier.
2.3
De vordering komt de rechtbank voor het overige niet onrechtmatig of ongegrond voor. Zij zal daarom worden toegewezen, met dien verstande dat de termijn voor het afgeven van de jaarrekening 2003 en de gegevens van de kwartaalomzet over 2004 wordt bepaald op 7 dagen na de betekening van dit vonnis.
3.
De beslissing
De rechtbank:
3.1
veroordeelt gedaagden om binnen 7 dagen na betekening van dit vonnis de jaarrekening over het boekjaar 2003 en een opgave van de omzet per kwartaal over het jaar 2004 af te geven aan eiseres, op verbeurte van een dwangsom van € 1.000,00 voor iedere dag dat gedaagden in gebreke blijven om aan deze veroordeling te voldoen, met een maximum van
€ 15.000,00;
3.2.
veroordeelt gedaagden om tegen kwijting aan eiser te betalen een bedrag van
€ 13.040,26, vermeerderd met de contractuele rente van 1% per maand over dit bedrag vanaf de vervaldata van de facturen tot aan de dag der voldoening, alsmede te vermeerderen met de wettelijke rente over de tot aan de dag van de dagvaarding verschenen contactuele rente tot aan de dag der voldoening;
3.3.
veroordeelt gedaagden in de kosten van dit geding, waaronder de beslagkosten, en begroot deze kosten tot aan de uitspraak van dit vonnis aan de zijde van eiser op
€ 904,00 voor salaris van de procureur en € 1.409,80 voor verschotten, beide bedragen te vermeerderen met de wettelijke rente vanaf 14 dagen na de betekening van dit vonnis.
3.4.
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
3.5.
wijst af wat meer of anders is gevorderd.
Dit vonnis is gewezen door mr. M. van Delft-Baas, en is in het openbaar uitgesproken op
woensdag 23 maart 2005.