ECLI:NL:RBUTR:2004:AR4040

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
5 oktober 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/183358-03
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beslissing inzake bezwaarschrift tegen omzetting van werkstraf naar vervangende jeugddetentie

In deze zaak heeft de kinderrechter van de Rechtbank Utrecht op 5 oktober 2004 een beslissing genomen naar aanleiding van een bezwaarschrift dat was ingediend door de veroordeelde tegen de omzetting van een werkstraf naar vervangende jeugddetentie. De officier van justitie had de tenuitvoerlegging van de vervangende jeugddetentie voor de duur van 15 dagen bevolen, omdat de veroordeelde niet in staat was de werkstraf van 30 uren uit te voeren door het uitzitten van een vrijheidsstraf uit anderen hoofde. De raadsvrouwe voerde aan dat de veroordeelde, na het uitzitten van deze straf, de gelegenheid moest krijgen om de werkstraf alsnog uit te voeren, verwijzend naar artikel 77m lid 9 van het Wetboek van Strafrecht, dat volgens haar zonder voorbehoud was geformuleerd.

De kinderrechter heeft in zijn overwegingen artikel 77p van het Wetboek van Strafrecht in acht genomen en geconcludeerd dat er geen rechtsregel bestaat die vereist dat de gehele termijn voor het uitvoeren van een werkstraf moet worden afgewacht voordat kan worden beslist of de werkstraf als mislukt moet worden beschouwd. Tijdens de zitting is gebleken dat de veroordeelde gedetineerd was en inmiddels ook veroordeeld was voor een ander strafbaar feit, waardoor hij niet in staat was om de werkstraf uit te voeren. De kinderrechter heeft vastgesteld dat de veroordeelde al twee keer zonder duidelijke reden niet op een intake-gesprek is verschenen, wat bijdraagt aan de conclusie dat de werkstraf mislukt is.

Uiteindelijk heeft de kinderrechter het bezwaarschrift van de veroordeelde afgewezen, waarmee de beslissing van de officier van justitie om de werkstraf om te zetten naar vervangende jeugddetentie werd bekrachtigd. De uitspraak werd gedaan door mr. M.L. van der Bel, bijgestaan door mr. K.F. van Dam als griffier, en vond plaats ter openbare zitting.

Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT
Parketnummer :
Rolnummer :
Datum uitspraak : 5 oktober 2004
Beslissing ex artikel 77p Wetboek van Strafrecht
Beslissing van de kinderrechter in de rechtbank te Utrecht, naar aanleiding van het bezwaarschrift op grond van artikel 77p van het Wetboek van Strafrecht, ingediend door:
(veroordeelde)
De kinderrechter heeft acht geslagen op de zich in het dossier van de veroordeelde bevindende stukken, waaronder:
- een gewaarmerkt extract van het op tegenspraak gewezen vonnis van de kinderrechter in deze rechtbank van 6 januari 2004, waarbij aan de veroordeelde onder meer een taakstraf is opgelegd, bestaande deze straf uit:
- een werkstraf voor de duur van 30 uren subsidiair 15 dagen vervangende jeugddetentie met aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht;
- een rapportage van de Raad voor de Kinderbescherming d.d. 28 april 2004, waaruit blijkt dat de veroordeelde niet is aangevangen met de werkstraf, doordat veroordeelde wegens verdenking van een nieuw strafbaar feit gedurende langere tijd in detentie zit;
- een kennisgeving omzetting d.d. 25 mei 2004;
- een akte, waaruit blijkt dat de kennisgeving omzetting d.d. 16 juni 2004 is betekend;
- een bezwaarschrift tegen de omzetting d.d. 22 juni 2004;
- een uittreksel uit het algemeen documentatieregister d.d. 23 juli 2004.
Het onderzoek heeft plaatsgevonden ter zitting van 5 oktober 2004, waarbij zijn gehoord:
- de officier van justitie;
- de raadsvrouwe, mr. L. Demmer (bepaaldelijk gevolmachtigd).
OVERWEGINGEN:
De officier van justitie heeft tijdig de tenuitvoerlegging bevolen van de vervangende jeugddetentie voor de duur van 15 dagen.
Op 16 juni 2004 is de kennisgeving als bedoeld in artikel 77p van het Wetboek van Strafrecht aan de veroordeelde betekend.
Het bezwaarschrift tegen deze kennisgeving is tijdig op 22 juni 2004 ingediend ter griffie van deze rechtbank.
De raadsvrouwe heeft in het bezwaarschrift aangevoerd dat op grond van artikel 77m lid 9 van het Wetboek van Strafrecht veroordeelde, nu hij de werkstraf niet kon uitvoeren in verband met het uitzitten van een vrijheidsstraf uit anderen hoofde, na het uitzitten van deze straf de gelegenheid dient te krijgen de werkstraf alsnog uit te voeren. De raadsvrouwe heeft daarbij aangegeven dat artikel 77m lid 9 zonder voorbehoud is geformuleerd.
Geen rechtsregel bepaalt dat de gehele termijn voor het uitvoeren van een werkstraf afgewacht dan wel benut dient te worden alvorens wordt beslist of een werkstraf als al dan niet mislukt moet worden beschouwd.
Ter terechtzitting is, mede gelet op de stukken, gebleken dat veroordeelde gedetineerd zat en inmiddels ook veroordeeld is –na het hem bekende vonnis van 6 januari 2004- in verband met een op 14 maart 2004 gepleegd strafbaar feit (straatroof) en dat hij, blijkens het rapport van de Raad voor de Kinderbescherming, voor deze datum al twee keer zonder duidelijke reden niet op een intake-gesprek is verschenen.
In het onderhavige geval moet op grond van de voormelde omstandigheden worden geconcludeerd dat de werkstraf mislukt is en er ook geen aanleiding voor een herkansing is.
Het bezwaarschrift van de veroordeelde dient te worden afgewezen.
De kinderrechter heeft gelet op artikel 77p van het Wetboek van Strafrecht.
BESLISSING:
De kinderrechter:
Wijst het bezwaarschrift tegen voormelde kennisgeving af.
Aldus gedaan door mr. M.L. van der Bel, bijgestaan door mr. K.F. van Dam als griffier en uitgesproken ter openbare zitting van de kinderrechter in deze rechtbank van 5 oktober 2004.