ECLI:NL:RBUTR:2004:AQ6496

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
4 augustus 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
157525/HAZA 03-353
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking in het kader van een girale betaling

In deze zaak heeft de rechtbank Utrecht op 4 augustus 2004 uitspraak gedaan in een geschil tussen de Coöperatieve Rabobank Midden-Twente U.A. (hierna: de bank) en [gedaagde 1] c.s. De bank vorderde een bedrag van € 147.000,-- van [gedaagde 1] en de besloten vennootschap Espam Management B.V. (hierna: Espam), omdat zij dit bedrag onverschuldigd aan hen had betaald. De rechtbank heeft vastgesteld dat [gedaagde 1] op 11 januari 2003 een bedrag van € 147.000,-- had overgeboekt van de bankrekening van T&L Verzekeringen B.V. naar de rekening van Espam, zonder dat hij daartoe bevoegd was. De rechtbank oordeelde dat de bank niet had mogen overgaan tot deze betaling, omdat er geen rechtsgeldige betalingsopdracht was gegeven door de bevoegde persoon binnen T&L Verzekeringen B.V. Hierdoor was de bank verarmd en [gedaagde 1] c.s. ongerechtvaardigd verrijkt.

De rechtbank heeft de vordering van de bank toegewezen, omdat aan de vereisten voor toewijzing van de geldvordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking was voldaan. De rechtbank oordeelde dat de betaling niet gerechtvaardigd was, aangezien de overboeking niet was verricht ter voldoening van een erkende vordering van Espam jegens T&L Verzekeringen B.V. De rechtbank heeft [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk veroordeeld om het bedrag van € 147.000,-- aan de bank te betalen, vermeerderd met wettelijke rente, en verklaarde dat de door de bank gelegde beslagen rechtmatig waren.

De uitspraak benadrukt de juridische principes van onverschuldigde betaling en ongerechtvaardigde verrijking, en de verantwoordelijkheden van partijen in het kader van girale betalingen. De rechtbank heeft ook de proceskosten aan de zijde van de bank toegewezen, en het vonnis is uitvoerbaar bij voorraad verklaard.

Uitspraak

VONNIS
van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in de zaak van:
de coöperatie
COÖPERATIEVE RABOBANK MIDDEN-TWENTE U.A,
gevestigd te Hengelo,
e i s e r e s,
hierna te noemen: de bank,
procureur: mr. A.F. van Ingen,
- t e g e n -
1. [gedaagde],
wonende te Driebergen-Rijssenburg,
2. de besloten vennootschap
met beperkte aansprakelijkheid
ESPAM MANAGEMENT B.V.,
gevestigd en kantoorhoudende te Driebergen-Rijssenburg,
g e d a a g d e n,
hierna te noemen: [gedaagde 1] c.s.
dan wel [gedaagde 1] en Espam,
procureur: mr. G.C. van Daal.
1.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- dagvaarding d.d. 3 februari 2003, met producties;
- conclusie van antwoord, met producties;
- vonnis van deze rechtbank d.d. 2 juli 2003, waarin een comparitie van partijen is gelast;
- proces-verbaal van comparitie van partijen van 21 augustus 2003;
- conclusie van repliek, met producties;
- conclusie van dupliek.
Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.
2.
De feiten
2.1
[gedaagde 1] is directeur en enig aandeelhouder van Espam.
2.2
Op 21 september 2000 heeft [gedaagde 1] namens de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid in oprichting T.T.L. Verzekeringen Amsterdam B.V. i.o. te Hengelo (Overijssel) met de coöperatie Coöperatieve Rabobank Leerdam en Omstreken U.A. een rekening-courantovereenkomst gesloten met betrekking tot rekeningnummer 3584.60.107, verder te noemen: de bankrekening. Deze overeenkomst luidt - voor zover relevant - als volgt:
“(…)
De rekening inclusief het alsdan daarop aanwezige tegoed zal na de oprichting van genoemde vennootschap in oprichting uitsluitend ter beschikking staan van genoemde vennootschap, zodra de bank door notaris KienhuisHoving te Oldenzaal of diens plaatsvervanger schriftelijk in kennis is gesteld van de oprichting van deze vennootschap. Tot dat tijdstip kan/kunnen de oprichter(s) voor wie de bank de rekening aanhoudt over de rekening beschikken. (…)"
2.3
Bij akte d.d. 23 mei 2002 is de besloten vennootschap met beperkte aansprakelijkheid T&L Verzekeringen B.V. opgericht. Espam is aandeelhoudster van deze vennootschap.
2.4
Op 11 januari 2003 heeft [gedaagde 1] door middel van een machtiging telebankieren ten laste van de bankrekening, die op dat moment op naam van T&L Verzekeringen B.V. stond, een bedrag van € 147.000,-- doen overboeken naar een bankrekening van Espam.
2.5
Op 15 januari 2003 heeft de bank een bedrag van € 147.000,-- gestort op de bankrekening met de omschrijving “storting Rabobank in afwachting van retournering onverschuldigde betaling Espam”.
2.6
Op 15 januari 2003 heeft de bank van de voorzieningenrechters van de rechtbanken Groningen en Utrecht verlof verkregen tot het leggen van conservatoir derdenbeslag ten laste van [gedaagde 1] c.s.
3.
De vordering en het verweer
3.1
De bank heeft - kort weergegeven - gevorderd dat:
a. [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk veroordeeld worden een bedrag van € 147.000,-- aan haar te betalen, te vermeerderen met wettelijke rente;
b. de rechtbank de gelegde beslagen niet onrechtmatig verklaart;
c. [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk veroordeeld worden om aan de bank de proceskosten te voldoen, te vermeerderen met de kosten van de gelegde beslagen.
3.2
[gedaagde 1] c.s. hebben geconcludeerd tot niet-ontvankelijkverklaring van de bank in haar vordering, althans tot afwijzing van deze vordering.
3.3
De overige stellingen van partijen komen in het volgende voor zoveel nodig aan de orde.
4.
De beoordeling
Onverschuldigde betaling
4.1
Ter onderbouwing van haar vorderingen heeft de bank primair aangevoerd dat zij op
11 januari 2003 een bedrag van € 147.000,-- onverschuldigd aan [gedaagde 1] en/of Espam heeft voldaan, nu aan deze betaling geen rechtsgeldige betalingsopdracht van T&L Verzekeringen B.V. ten grondslag heeft gelegen.
4.2
De heersende leer terzake van het rechtskarakter van een girale betaling houdt in dat een dergelijke betaling niet beschouwd kan worden als een betaling door de bank als derde of als vertegenwoordiger van de debiteur, maar aangemerkt dient te worden als een rechtstreekse betaling door de debiteur aan de crediteur. Met de aard van een dergelijke betaling is niet te verenigen dat de bank die een betaling aan een derde (Espam) verricht op basis van een betalingsopdracht, die niet gegeven is door de daartoe - binnen T&L Verzekeringen B.V. - bevoegde persoon, geacht moet worden zelf deze betaling aan deze derde (Espam) te hebben verricht. Dit betekent dat de door de bank op 11 januari 2003 uitgevoerde betalingsopdracht, strekkende tot betaling van een bedrag van € 147.000,-- ten laste van een bankrekening van T&L Verzekeringen B.V. en ten gunste van een bankrekening van Espam, als een betaling door T&L Verzekeringen B.V., en niet als een betaling door de bank dient te worden aangemerkt. Dientengevolge komt de bank geen beroep op onverschuldigde betaling toe.
Ongerechtvaardigde verrijking
4.3
Subsidiair heeft de bank ter onderbouwing van haar vorderingen aangevoerd dat [gedaagde 1] en Espam door de betaling van T&L Verzekeringen B.V. van het bedrag van
€ 147.000,-- op 11 januari 2003 ongerechtvaardigd zijn verrijkt ten koste van de bank, nu de bank T&L Verzekeringen B.V. voor de - in verband met deze betaling verrichte - debitering van haar rekening volledig schadeloos heeft gesteld .
4.4
Ingevolge artikel 6:212 BW is hij die ongerechtvaardigd is verrijkt ten koste van een ander, verplicht - voor zover dit redelijk is - diens schade te vergoeden tot het bedrag van die verrijking.
Verrijking [gedaagde 1] c.s.
4.5
Tussen partijen staat vast dat op 11 januari 2003 een bedrag van € 147.000,-- is overgeboekt van de bankrekening van T&L Verzekeringen B.V. naar een bankrekening van Espam. Dit bedrag is vervolgens overgeboekt naar een derdengeldrekening van een stichting, die het bedrag voor [gedaagde 1] en Espam houdt. Nu zowel [gedaagde 1] als Espam aldus gerechtigd zijn tot dit bedrag, dient geconcludeerd te worden, dat zij beide door de overboeking van de bankrekening van T&L Verzekeringen B.V. naar de bankrekening van Espam zijn verrijkt.
Verarming bank tengevolge van verrijking [gedaagde 1] c.s.
4.6
Vervolgens dient beoordeeld te worden of de bank tengevolge van deze ongerechtvaardigde verrijking van [gedaagde 1] c.s. verarmd is. Vaststaat dat de bank op 11 januari 2003 een betalingsopdracht heeft uitgevoerd, inhoudende dat een bedrag van € 147.000,-- ten laste een bankrekening van T&L Verzekeringen B.V. zou worden overgemaakt naar een bankrekening van Espam. Blijkens de als producties 2 en 16 door de bank overgelegde bankrekeningafschriften heeft de bank vervolgens op 15 januari 2003 deze bankrekening van T&L Verzekeringen B.V. voor hetzelfde bedrag gecrediteerd, zodat de conclusie gerechtvaardigd is dat de bank verarmd is. Of deze bankrekening vervolgens - zoals [gedaagde 1] c.s. hebben gesteld - door de bank is geblokkeerd, is in dit kader niet van belang.
4.7
Voorts dient de vraag te worden beantwoord of er voldoende verband bestaat tussen de verrijking van [gedaagde 1] c.s. en de verarming van de bank. De rechtbank beantwoordt deze vraag bevestigend, en wel op het grond van het volgende.
4.8
Volgens vaste jurisprudentie (Hoge Raad 26 januari 2001, NJ 2002, 118) mag een bank die een girale betaling verricht ten laste van een rekening van een rekeninghouder die daartoe geen geldige opdracht heeft gegeven, deze betaling niet ten laste van deze rekeninghouder brengen. De bank heeft het standpunt ingenomen dat in het onderhavige geval van een rechtsgeldige betalingsopdracht geen sprake was, aangezien [gedaagde 1] niet bevoegd was deze opdracht te geven. [gedaagde 1] c.s. zijn van mening dat [gedaagde 1] daartoe wel bevoegd was, en wel op grond van:
a) het recht van [gedaagde 1] als oprichter van T.T.L. Verzekeringen Amsterdam B.V. i.o. om op grond van de onder 2.2 geciteerde bepaling uit de rekening-courantovereenkomst over het tegoed van de bankrekening te beschikken;
b) het feit dat de machtiging van [gedaagde 1] om door middel van telebankieren over de bankrekening te beschikken nimmer door T&L Verzekeringen B.V. is ingetrokken.
Ad a.
4.9
De rechtbank begrijpt dat [gedaagde 1] c.s. primair het standpunt innemen dat de bankrekening niet aan T&L Verzekeringen B.V. toebehoort, maar aan T.T.L. Verzekeringen Amsterdam B.V. i.o., nu de bankrekening niet rechtsgeldig aan een rechtsvoorgangster van T&L Verzekeringen B.V. (T&L Verz. Amsterdam B.V. i.o.) is overgedragen. Volgens [gedaagde 1] c.s. is [gedaagde 1] als oprichter van T.T.L. Verzekeringen Amsterdam B.V. i.o. dan ook bevoegd gebleven om over de bankrekening te beschikken.
4.1
Dit betoog dient te worden afgewezen. Vaststaat tussen partijen dat op 21 september 2000 een rekening-courantovereenkomst is gesloten tussen T.T.L. Verzekeringen Amsterdam B.V. i.o. en Rabobank Leerdam met betrekking tot de onderhavige bankrekening. [gedaagde 1] c.s. hebben als productie 1 bij conclusie van antwoord een formulier met de naam "Wijziging rekeninghouder" overgelegd waaruit blijkt dat de naam van de rekeninghouder op 11 december 2001 is gewijzigd van "T.T.L. Verzekeringen Amsterdam B.V. i.o." naar "T&L Verz. Amsterdam B.V. i.o.". De rechtbank gaat voorbij aan de stelling van [gedaagde 1] c.s. dat deze wijziging niet rechtsgeldig is (omdat deze niet door de oude en de nieuwe rekeninghouder zou zijn ondertekend), nu zij de stelling van de bank, inhoudende dat onder dit formulier de handtekening van [gedaagde 1] prijkt (in zijn hoedanigheid van oprichter van de betreffende vennootschap), niet, althans onvoldoende gemotiveerd hebben betwist.
De omstandigheid dat - zoals [gedaagde 1] c.s. hebben gesteld - de rekening-courantovereenkomst door (de rechtsvoorgangster van) T&L Verzekeringen B.V. is gesloten met Rabobank Leerdam (en niet met Rabobank Midden-Twente) en thans niet duidelijk is of deze rekening-courantovereenkomst tussen deze banken op een rechtsgeldige wijze is overgedragen, brengt in het voorgaande geen verandering. Naar het oordeel van de rechtbank komt aan [gedaagde 1] geen beroep toe op een (eventueel) gebrek in de overneming van de rekening-courantovereenkomst door Rabobank Midden Twente, aangezien [gedaagde 1] bij deze rekening-courantovereen-komst geen partij is. Alleen T&L Verzekeringen B.V. en Rabobank Leerdam kunnen een dergelijk beroep doen.
Daarbij merkt de rechtbank op dat door het door [gedaagde 1] c.s. als productie 1 bij conclusie van antwoord overgelegde wijzigingsformulier niet alleen de naam van de rekeninghoudster is gewijzigd, maar tevens de naam van de bank die de bankrekening voor de rekeninghoudster houdt (van "Coöperatieve Rabobank Leerdam en Omstreken U.A." naar "Hengelo - Bedrijven"). [gedaagde 1] was op de hoogte van deze wijziging, althans mag geacht worden daarvan op de hoogte te zijn geweest, aangezien zijn handtekening onder het hiervoor bedoelde wijzigingsformulier staat. Ook om deze reden komt [gedaagde 1] aldus geen beroep toe op (eventuele) gebreken in de overneming van de rekening-courantovereenkomst door Rabobank Midden Twente.
4.11
Subsidiair hebben [gedaagde 1] c.s. aangevoerd dat de bevoegdheid van [gedaagde 1] om over het tegoed van de bankrekening te beschikken niet is geëindigd door de oprichting van T&L Verzekeringen B.V., nu de notaris de bank niet overeenkomstig de onder 2.2 geciteerde bepaling van de rekening-courantovereenkomst schriftelijk in kennis heeft gesteld van de oprichting van deze vennootschap. Ingevolge de rekening-courantovereenkomst kan de oprichter voor wie de bank de bankrekening aanhoudt ([gedaagde 1]), tot dat tijdstip over de bankrekening beschikken.
4.12
Het subsidiaire standpunt van [gedaagde 1] c.s. dient eveneens te worden afgewezen. Naar het oordeel van de rechtbank is in voldoende mate komen vast te staan dat de notaris die bij de oprichting van T&L Verzekeringen B.V. betrokken is geweest, de bank in kennis heeft gesteld van de oprichting van deze vennootschap. De bank heeft immers als productie 13 bij conclusie van repliek een brief (kennelijk uit het archief van de notaris) overgelegd waarin de notaris de bank op de hoogte brengt van de oprichting van T&L Verzekeringen B.V. Het verweer van [gedaagde 1] c.s., inhoudende dat de bank deze brief nimmer heeft ontvangen, kan niet worden aanvaard. Immers, vaststaat dat de bank na de oprichting van T&L Verzekeringen B.V. de tenaamstelling van de bankrekening heeft veranderd van "T&L Verzekeringen B.V. i.o." in "T&L Verzekeringen B.V.". In verband met de consequenties van een dergelijke naamswijziging voor de rechtspositie van de bank is het zo onwaarschijnlijk dat zij de naam van de rekeninghoudster zou hebben gewijzigd zonder dat zij voormelde brief van de notaris zou hebben ontvangen, dat moet worden aangenomen dat de bank deze brief wel heeft ontvangen.
4.13
De conclusie van het voorgaande is dat [gedaagde 1] aan zijn hoedanigheid van oprichter in de zin van de rekening-courantovereenkomst niet de bevoegdheid heeft kunnen ontlenen om op 11 januari 2003 tot de onderhavige overboeking over te gaan.
Ad b.
4.14
Zoals [gedaagde 1] c.s niet hebben weersproken, heeft de bank na het aantreden van een nieuwe bestuurder (de heer Hausel) op 7 juni 2002 alle bestaande volmachten ingetrokken, behoudens de machtiging van [gedaagde 1] om via telebankieren over deze rekening te beschikken. De omstandigheid dat alleen deze machtiging niet is ingetrokken, brengt de rechtbank tot het oordeel dat - zoals de bank ook heeft erkend - dit een gevolg is van een fout van de bank en niet van een besluit van T&L Verzekeringen B.V. om deze machtiging te handhaven. Daarbij komt dat [gedaagde 1] (namens Espam als aandeelhoudster van T&L verzekeringen B.V.) in de periode na het aantreden van de heer Hausel diverse bezwaren tegen het gevoerde beleid kenbaar heeft gemaakt, zodat het ook om die reden niet voor de hand ligt dat het bestuur van T&L Verzekeringen B.V. er uitdrukkelijk voor heeft gekozen om de machtiging telebankieren van [gedaagde 1] te handhaven.
Ook aan het handhaven van deze machtiging na het aantreden van de heer Hausel kan [gedaagde 1] derhalve niet de bevoegdheid ontlenen om betalingsopdrachten ten laste van de bankrekening te geven.
4.15
Op grond van het voorgaande komt de rechtbank tot het oordeel dat [gedaagde 1] niet bevoegd was om over de bankrekening te beschikken en dat de bank - in haar verhouding tot T&L Verzekeringen B.V. - niet tot uitvoering mocht overgaan van betalingsopdrachten die door [gedaagde 1] ten laste van deze bankrekening werden gegeven. Doordat de bank de onbevoegd gegeven overboekingopdracht op 11 januari 2003 toch heeft uitgevoerd en ten laste heeft gebracht van de bankrekening van T&L Verzekeringen B.V., was de bank - op grond van de onder 4.8 bedoelde jurisprudentie - gehouden om deze debitering ongedaan te maken, dan wel T&L Verzekeringen B.V. op een andere wijze schadeloos te stellen, hetgeen zij - zoals onder 4.6 reeds is overwogen - ook heeft gedaan.
Ongerechtvaardigd
4.16
Tenslotte dient beoordeeld te worden of de verrijking van [gedaagde 1] c.s. gerechtvaardigd was, dat wil zeggen of er een redelijke grond voor de verrijking aanwezig was. Ter gelegenheid van de comparitie van partijen heeft Van Bentum, adviseur en gevolmachtigde van [gedaagde 1] en Espam, namens [gedaagde 1] c.s. het volgende verklaard:
“De grondslag van de betaling van het bedrag ad € 147.000,- is drieërlei:
a) Espam vreesde voor leegmaken van T&L Verzekeringen door de heer Enthoven en heeft besloten, op basis van haar bevoegdheid daartoe, het bedrag uit de macht van T&L te halen;
b) T&L heeft door de handelwijze van haar bestuurders onrechtmatig jegens Espam als aandeelhouder gehandeld;
c) Espam heeft nog een vordering op T&L te zake van geleverde werkzaamheden.
In alle gevallen diende het bedrag ad € 147.000,- om de belangen van Espam zeker te stellen”.
Voorts hebben [gedaagde 1] c.s. in hun conclusie van antwoord aangegeven dat de onderhavige overboeking een uitvloeisel was van een conflict tussen [gedaagde 1] c.s. enerzijds en T&L Verzekeringen B.V., haar bestuurders en overige aandeelhouders anderzijds. Hieruit leidt de rechtbank af dat de overboeking niet is verricht ter voldoening van een door T&L Verzekeringen B.V. erkende vordering van Espam jegens haar, doch slechts ter zekerstelling van de belangen van Espam, en van [gedaagde 1] als directeur/enig aandeelhouder van Espam. Het recht biedt echter voldoende andere mogelijkheden om de betalingen van vorderingen zeker te stellen. Door de overboeking van voormeld bedrag te bewerkstelligen zonder dat [gedaagde 1] daartoe bevoegd was en zonder dat de verschuldigdheid van dit bedrag door T&L Verzekeringen B.V. door erkenning dan wel anderszins in rechte vaststond, hebben [gedaagde 1] c.s. zich naar het oordeel van de rechtbank schuldig gemaakt aan eigenrichting. De conclusie van het vorenstaande is dan ook dat [gedaagde 1] c.s. door de overboeking ongerechtvaardigd zijn verrijkt.
Conclusie
4.17
Uit het voorgaande volgt dat aan de vereisten voor toewijzing van de geldvordering op grond van ongerechtvaardigde verrijking is voldaan. Deze vordering zal dan ook worden toegewezen. Dit geldt - anders dan [gedaagde 1] c.s. hebben gesteld - ook voor de gevorderde wettelijke rente, nu [gedaagde 1] c.s. in ieder geval vanaf het moment van dagvaarding in verzuim zijn met de betaling aan de bank van het bedrag waarmee zij zijn verrijkt.
4.18
De rechtbank begrijpt de vordering onder 3.1 sub b aldus dat de bank een verklaring voor recht vraagt dat de beslagen rechtmatig zijn gelegd. Ook deze vordering komt - op grond van het voorgaande - voor toewijzing in aanmerking, nu meer dan summierlijk van de deugdelijkheid van het ingeroepen recht is gebleken.
4.19
[gedaagde 1] c.s. zullen, als de in het ongelijk gestelde partij, in de kosten van deze procedure worden veroordeeld.
5.
De beslissing
5.1
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, om tegen behoorlijk bewijs van kwijting aan de bank te betalen een bedrag van
€ 147.000,--, vermeerderd met de wettelijke rente vanaf 3 februari 2003 tot aan de dag van voldoening;
5.2
verklaart voor recht dat de door de bank ten laste van [gedaagde 1] c.s. gelegde beslagen rechtmatig zijn gelegd;
5.3
veroordeelt [gedaagde 1] c.s. hoofdelijk, des dat de één betalende de ander zal zijn bevrijd, in de proceskosten, waaronder de kosten van de gelegde beslagen, aan de zijde van de bank gevallen, tot aan deze uitspraak begroot op € 3.853,84 aan verschotten en
€ 4.900,-- aan salaris;
5.4
verklaart dit vonnis tot zover uitvoerbaar bij voorraad;
5.5
wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. D.C.P.M. Straver en in het openbaar uitgesproken op woensdag 4 augustus 2004.
w.g. griffier w.g. rechter