ECLI:NL:RBUTR:2004:AO9008
Rechtbank Utrecht
- Voorlopige voorziening
- P.B.M.J. van der Beek-Gillessen
- J.D. Koteris
- Rechtspraak.nl
Domiciliebepaling en overgang van Abw naar WWB in het bestuursrecht
In deze zaak heeft de voorzieningenrechter van de Rechtbank Utrecht op 16 april 2004 uitspraak gedaan over een verzoek om een voorlopige voorziening in het kader van de bijstandsverlening. Verzoekster, die sinds geruime tijd een uitkering ontving op basis van de Algemene bijstandswet (Abw), was verhuisd naar een andere gemeente en had haar woning in Woerden verlaten. De gemeente Woerden had op 9 februari 2004 besloten om de bijstandsuitkering van verzoekster op te schorten, omdat zij niet langer woonachtig was in Woerden. Verzoekster was het niet eens met dit besluit en stelde dat zij tijdelijk elders verbleef vanwege bijzondere omstandigheden, ondersteund door een verklaring van haar huisarts.
De rechtbank overwoog dat de vraag waar iemand woonplaats heeft, moet worden beantwoord aan de hand van de feitelijke omstandigheden. De voorzieningenrechter concludeerde dat verzoekster ten tijde van de beslissing niet meer woonachtig was in Woerden en dat haar tijdelijke verblijf in de andere gemeente niet gericht was op een terugkeer naar Woerden. De rechtbank oordeelde dat de gemeente Woerden op goede gronden had geconcludeerd dat verzoekster niet langer recht had op bijstand, en dat het verzoek om een voorlopige voorziening moest worden afgewezen.
De uitspraak benadrukt de toepassing van de domiciliebepaling in de Wet werk en bijstand (WWB) en de overgang van de Abw naar de WWB, waarbij de jurisprudentie van de Abw ook van toepassing blijft op de WWB. De voorzieningenrechter wees het verzoek af, en er waren geen termen aanwezig voor een veroordeling van de gemeente in de proceskosten van verzoekster.