2.1 [eiser], geboren op 15 juli 1947, is op 13 januari 1975 in dienst getreden van de rechtsvoorganger van Zutrans, Mona. Zijn brutoloon bedroeg in 2001 € 2.627,50 per maand incl. 8% vakantiebijslag.
2.2 In de jaren 1975 tot 1991 is [eiser] werkzaam geweest als routeverkoper, in welke functie hij aan professionele klanten zuivelproducten verkocht en leverde.
Vanaf 1991 was [eiser] als afleveringschauffeur werkzaam. Daarbij diende hij rol-containers met zuivelproducten in en uit een vrachtauto te laden en routes te rijden. In 1995 is hij overgeplaatst naar Heiloo om voor Zutrans als chauffeur in het "wijkvervoer" werkzaam te zijn.
2.3 Op 2 november 1998 heeft [eiser] zich ziek gemeld met schouderklachten. Aanslui-tend is aan [eiser] per 1 november 1999 een WAO-uitkering toegekend naar een ar-beidsongeschiktheidsklasse van 80-100%. Per 20 november 2002 is [eiser] afgeschat naar een arbeidsongeschiktheidsklasse van 35-45%. Vanaf deze datum heeft [eiser] in aanvulling op zijn WAO-uitkering een gedeeltelijke WW-uitkering ontvangen.
2.4 Bij brief van 21 november 2001 heeft Zutrans aan de toenmalige RDA verzocht om toestemming de arbeidsovereenkomst met [eiser] wegens zijn arbeidsongeschiktheid te mogen opzeggen, welke toestemming door de CWI op 21 augustus 2002 is ver-leend.
2.5 Door opzegging zijdens Zutrans bij brief van 22 augustus 2002, is de arbeidsovereen-komst tussen partijen geëindigd per 1 december 2002.
2.6 De arbeidsdeskundige van UWV Gak, [naam], heeft op de adviesaanvraag van de CWI in het in r.o. 2.4 bedoelde kader, op 19 juli 2002 o.m. het volgende doen weten:
"(...…) 2C. Beperkingen en/of belastbaarheid (...…)
Schouderklachten + til, draagbeperkingen (...…)
5A. (..) Reïntegratie aangepast eigen werk is mislukt.
5B. Met blh. is besproken dat uit onderzoek bij wg. is gebleken dat er geen passend werkaanbod is. Blh. is gemeld voor begeleiding passend werk andere werkgever. (…...)
6. Op arbeids- en opleidingsniveau van blh. zijn er binnen het bedrijf alleen maar chauffeursfuncties. Blh. is voor deze arbeid blijvend arbeidsongeschikt. (...…)"
2.7 De huisarts van [eiser] heeft op 18 februari 2003 het volgende verklaard:
"Betrokkene heb ik op diverse data op mijn spreekuur gezien in november en december 1998, in sept. 2001, oktober 2001. Zijn klachten waren: pijn en bewegingsbeperking van de linker schouder. Het post-operatieve beloop was ongestoord. De pijnklachten bleven echter onveranderd. Een sec. opinion in het VU medisch centrum luidde: klachten op basis van degeneratieve supraspinatusaanhechting linker schouder. Expectatief beleid conform Slotervaart Zhs. De schouder was verminderd belastbaar en er waren slaapproblemen door de pijn. De diagnose werd gesteld op een supraspinatus tendinitis. Er volg-de fysiotherapie en later verwijzing naar de orthopeed i.v.m. persisterende klachten. In het Slotervaart Ziekenhuis werd een arthroscopische decompressie verricht aan het rotatie cuffsysteem en werd een for-se osteofyt aan de onderzijde van het acromioclaviculaire gewricht verwijderd. Er heeft tevens nog door mij locale infiltratie plaatsgevonden echter zonder blijvende verbetering. De oorzaak van een degenera-tieve supraspinatus pees is zeer vaak overbelasting zodat het aannemelijk is dat de werkzaamheden hier verband mee hielden. Bewijzen kan ik dat echter niet. (...)."
2.8 Dr. [naam arts], behandelend orthopeed van [eiser] verbonden aan het medisch cen-trum van de VU, heeft op 4 februari 2002 geschreven aan mr. Broos:
"In antwoord op uw schrijven d.d. 23-01-2003 betreffende een verzoek om informatie over de heer [eiser], geboren 15-07-1947, stuur ik u in de eerste plaats bijgaand een kopie van de brief naar de huisarts d.d. 20-06-2001 Patiënt bezocht op 27-03-2001, 23-04-2001 en 31-05-2001 de polikliniek orthopaedie. Patiënt heeft klachten van zijn linker schouder geuit welke passen bij subacromiaal pijnsyn-droom op basis van dystrofische calcificaties ter hoogte van de supraspinatusaanhechting. Een en ander is te duiden als een degeneratieve afwijking.
Het is overigens vermeldenswaardig dat bij het lichamelijk onderzoek er geen actieve functiebelemme-ring waarneembaar was. Ten aanzien van de behandeling zijn wij met patiënt een expectatief beleid overeengekomen. Op uw vraag of ik een verband aannemelijk vind tussen de werkzaamheden van cliënt en de door de cliënt geuite klachten is mijn antwoord dat de schouder belastende activiteiten van patiënt wel degelijk kunnen bijdragen aan de ernst van de klachten. In hoeverre echter erbij patiënt een moge-lijke progressie van normale degeneratieve afwijkingen op zijn leeftijd plaats heeft gevonden kan ik echter niet met zekerheid vaststellen. (...…)."
De bijlage waarnaar dr. [naam arts] verwijst houdt het volgende in:
"Op 31-05-2001 zag ik de heer [eiser], (…) in verband met onderzoek pijnklachten linker schou-der.
Anamnese:
De pijnklachten zijn onveranderd. Ik verwijs hiervoor naar mijn voorgaande correspondentie.
Aanvullend onderzoek:
Echo linker schouder: dystrofische calcificaties op basis van degeneratie supraspinatusaanhechting.
Botscan: geen afwijkingen.
Conclusie:
Klachten op basis van degeneratieve supraspinatusaanhechting linker schouder.
Beleid:
Expectatief, conform het beleid van het Slotervaart Ziekenhuis, waar patiënt eerder geopereerd is."
2.9 Het personeelsjaarverslag over 1988 van (de rechtsvoorganger van) Zutrans houdt onder meer het volgende in:
"Het sociaal medisch team heeft besloten gezamenlijk in alle distrikten een vergadering bij te wonen om duidelijk te maken wat de verschillende disciplines binnen het kader van het sociaal beleid van de on-derneming voor de medewerkers kunnen doen.
Een dynamische groep - zoals de MONA-Koeldienst - waaraan voortdurend hoge eisen worden gesteld, verdient extra zorg en aandacht. Een effektieve bijdrage vanuit de bedrijfsgezondheidszorg dit te berei-ken is het besluit meer prioriteit te geven aan het periodiek geneeskundig onderzoek, dat eveneens fre-kwenter zal plaatsvinden. In een vergevorderd stadium zijn de plannen een 'til'kursus te organiseren voor algemeen assistenten, routeverkopers en alle anderen die de miljoenen eenheden per jaar van fa-briek naar consument moeten transporteren. Het doel is de medewerkers te leren op welke wijze zij ver-antwoord met deze 'lasten' om kunnen gaan en kunnen voorkomen dat wij het 'bewegingsapparaat- te zwaar belasten.
Nog altijd is een groot probleem vervangende werkzaamheden te vinden voor (oudere) routeverkopers voor wie het werk te zwaar wordt. Dit is een punt waaraan veel aandacht besteed werd en wordt, maar waarvoor een pasklare oplossing op korte termijn nog niet in zicht is.
ARBEIDSOMSTANDIGHEDEN
Om meer inzicht te krijgen in de lichamelijke belasting van de routeverkoper is er in 1986 door de Ge-meenschappelijke Medische Dienst een onderzoek verricht. Hieruit is een rapport ontstaan: 'Fysieke belasting van routeverkoper'. Hieruit is gekonstateerd dat de huidige inrichting van de koelwagens niet ideaal is voor goede arbeidsomstandigheden. De routeverkopers moeten zware fysieke handelingen ver-richten, waardoor rugklachten kunnen ontstaan. Het viel op dat meerdere routeverkopers systematisch verkeerde handelingen en bewegingen deden, vooral bij verkopers met rugklachten.
Advies was dan ook hier iets aan te doen. In 1987 is hier een eerste aanzet aan gegeven. Er zijn als proef 2 wagens ingezet met een laadklep, één in De Meern en één in Noordoost. De resultaten van de proef zullen in 1988 nader bekeken worden. In 1987 is de mogelijkheid geboden iedere wagen te voorzien van een rolwagentje (zie ook eerder in dit verslag)-
In overleg met de bedrijfsarts wordt verder gekeken naar een instruktieprogramma over werkhouding en goed bewegen dat naar verwachting in 1988 gegeven zal worden."
2.10 [eiser] is vanaf 23 april 2003 op basis van een arbeidsovereenkomst voor de duur van één jaar als chauffeur in dienst van Klebuver, tegen een salaris van €EURO 1.370,99 bruto per maand, excl. vakantiebijslag.
2.11 [eiser] heeft (zelf) een WAO-hiaatverzekering gesloten.