4. De beoordeling
4.1. Uit de vaststaande feiten en de stellingen van partijen maakt de voorzieningenrechter op, dat partijen op 26 september 2003 een overeenkomst hebben gesloten, die in de kern tot strekking heeft dat AGIS met KZN een landelijke overeenkomst zal sluiten indien KZN zal voldoen aan de in de brief van 20 augustus 2003 genoemde voorwaarden. Een van deze voorwaarden behelst dat het kraambureau van KZN te Utrecht, Kraamzorg Domstad, gedurende drie maanden aantoont in staat te zijn in de regio Utrecht per maand aan minimaal 15 verzekerden kraamzorg te leveren. In dit verband is tevens afgesproken dat AGIS Kraamzorg Domstad bij ATC aanmeldt, opdat ATC AGIS-verzekerden in Utrecht naar Kraamzorg Domstad kan doorsturen. Vast staat dat AGIS dit heeft nagelaten.
4.2. Ten verwere tegen de vordering tot nakoming van voormelde overeenkomst voert AGIS aan dat zij deze overeenkomst heeft beëindigd omdat haar vertrouwen in KZN is verdwenen. Als voornaamste oorzaak van de vertrouwensbreuk noemt AGIS dat zij vermoedt dat sprake is van een samenspel tussen KZN en Ouverture, in die zin, dat Ouverture bewust minder kraamzorg levert dan waartoe zij jegens AGIS verplicht is, zodat voor KZN voldoende vraag naar kraamzorg overblijft om een landelijke overeenkomst met AGIS te kunnen verwerven. KZN betwist dat van een dergelijk samenspel sprake is.
4.3. AGIS baseert haar vermoeden op de omstandigheden dat Ouverture niet de met AGIS afgesproken hoeveelheid kraamzorg heeft verleend, dat de directeur van KZN tevens enig aandeelhouder is van Ouverture, dat Ouverture en Kraamzorg Domstad dezelfde vestigingsmanager hebben en dat in één geval Ouverture aan ATC heeft aangegeven een vraag naar kraamzorg niet te kunnen vervullen, waarna deze zorg is verleend door Kraamzorg Domstad . Deze omstandigheden zijn naar het oordeel van de voorzieningenrechter echter onvoldoende om het door AGIS geschetste samenspel van KZN en Ouverture aannemelijk te maken en kunnen derhalve de eenzijdige beëindiging van de overeenkomst van 26 september 2003 niet rechtvaardigen.
Een rechtvaardiging daarvoor kan naar het oordeel van de voorzieningenrechter evenmin worden gevonden in het feit dat KZN in haar hiervoor onder 2.7. genoemde brief van 9 oktober 2003 aan verloskundigen te Utrecht heeft gemeld dat voortaan ook AGIS-verzekerden een beroep kunnen doen op Kraamzorg Domstad. Voorzover dit al als een onjuiste of voorbarige mededeling kan worden aangemerkt, gelet op de overeengekomen proeftermijn, valt niet in te zien dat KZN hiermee tekortschiet in de nakoming van haar afspraken met AGIS.
Op grond van het voorgaande oordeelt de voorzieningenrechter dat de eenzijdige beëindiging van de overeenkomst van 26 september 2003 door AGIS ongegrond is en AGIS derhalve in de nakoming van deze overeenkomst is tekortgeschoten.
4.4. Vervolgens is aan de orde of de op basis van dit oordeel door KZN ingestelde vordering voor toewijzing in aanmerking komt.
4.5. KZN vordert (onder b.) veroordeling van AGIS tot het sluiten van een landelijke overeenkomst met KZN. Dit deel van de vordering is niet toewijsbaar, aangezien niet in geding is dat niet is voldaan aan de voornoemde voorwaarde die daaraan in de overeenkomst van 26 september 2003 is gesteld. De omstandigheid dat AGIS ten onrechte heeft nagelaten Kraamzorg Domstad bij ATC aan te melden, kan niet tot een ander oordeel leiden, temeer nu niet vast staat of voldoende aannemelijk is geworden dat in geval AGIS dat wel had gedaan, KZN er in zou zijn geslaagd aan deze voorwaarde te voldoen. In dit verband is van belang dat partijen niet in eigen hand hebben hoeveel kraamzorg in een maand kan worden geleverd, aangezien dat mede afhankelijk is van de vraag naar kraamzorg in de betreffende periode. Om die reden ook kan de subsidiair gestelde vordering AGIS op voorhand reeds te veroordelen tot het sluiten van een landelijke overeenkomst met KZN, op een door de voorzieningenrechter in goede justitie te bepalen tijstip, voor de duur van 2004, niet worden toegewezen.
4.6. Evenmin is toewijsbaar de vordering (onder a.) AGIS te veroordelen tot het alsnog aanmelden van Kraamzorg Domstad bij ATC, teneinde vanaf 17 november 2003 per maand tenminste 15 kraamzorgaanvragen van AGIS-verzekerden door Kraamzorg Domstad te laten uitvoeren. Nog daargelaten dat de overeenkomst van 26 september 2003 geen grondslag biedt voor het opleggen van een verplichting aan AGIS om maandelijks tenminste 15 kraamzorgaanvragen door Kraamzorg Domstad te laten uitvoeren, geldt het volgende.
Als vaststaand moet worden aangenomen dat de proeftermijn van drie maanden op 17 november 2003 is aangevangen, zodat deze reeds op 17 februari 2004 zal zijn geëindigd, terwijl KZN door middel van haar vestiging Kraamzorg Domstad in deze periode tot dusver één kraamzorgaanvraag van een AGIS-verzekerde heeft uitgevoerd (in plaats van de afgesproken 15 per maand). Reeds nu kan daarom worden vastgesteld dat KZN in de proeftermijn niet aan de betreffende voorwaarde voor het verkrijgen van een landelijk contract kan voldoen. Gelet hierop valt niet in te zien dat KZN belang heeft bij toewijzing van de onderhavige vordering, op welke grond deze wordt afgewezen.
4.7. Andersluidende vorderingen dan onder 4.5. en 4.6. zijn beoordeeld, zijn door KZN terzake van het tekort schieten door AGIS in de nakoming van haar afspraken met KZN niet ingebracht.
4.8. De voorzieningenrechter ziet aanleiding om de proceskosten te compenseren, in die zin, dat iedere partij de eigen kosten draagt.