ECLI:NL:RBUTR:2004:AO2907

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
28 januari 2004
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
151272/HAZA 02-1803
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Civiel recht
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • G.A.M.E. van der Burg-van Geest
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroepsfout van tussenpersoon bij schade na brand en positie verzekeraar

In deze zaak, die werd behandeld door de rechtbank Utrecht op 28 januari 2004, stonden de besloten vennootschappen BeGe Beheer B.V. en ALC Onroerend Goed B.V. tegenover de naamloze vennootschap Goudse Schadeverzekeringen N.V. en Hercules Assurantiën Nederland B.V. De zaak draaide om een beroepsfout van de tussenpersoon Hercules, die betrokken was bij een gewijzigde bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering tussen BeGe, ALC en De Goudse. De verzekering was van kracht sinds 13 april 2001, maar door een betalingsprobleem met de premie ontstond er een geschil over de dekking na een brand op 1 augustus 2001, waarbij asbestdeeltjes vrijkwamen.

De rechtbank oordeelde dat De Goudse zich terecht op de schorsing van de dekking beriep, omdat de premie niet tijdig was ontvangen. BeGe en ALC hadden de premie wel aan Hercules betaald, maar de rechtbank stelde vast dat Hercules niet gemachtigd was om deze betaling namens De Goudse te incasseren. Hierdoor was de dekking van de verzekering vervallen. De Goudse had BeGe en ALC meermalen gewezen op de gevolgen van niet-tijdige betaling, wat de rechtbank als voldoende beschouwde.

Daarnaast oordeelde de rechtbank dat Hercules toerekenbaar tekort was geschoten in haar verplichtingen jegens BeGe en ALC, omdat zij de premie niet tijdig had doorbetaald aan De Goudse. De rechtbank wees de vorderingen van BeGe en ALC tegen De Goudse af, maar verklaarde Hercules aansprakelijk voor de schade die BeGe en ALC hadden geleden door de te late premiebetaling. De rechtbank veroordeelde Hercules om de kosten te vergoeden die BeGe en ALC hadden gemaakt om de aanspraken van derden af te weren, en stelde dat de vorderingen van BeGe en ALC jegens De Goudse moesten worden afgewezen.

Uitspraak

VONNIS
van de rechtbank Utrecht, enkelvoudige kamer voor de behandeling van burgerlijke zaken, in de zaak van:
1. de besloten vennootschap met
beperkte aansprakelijkheid
BEGE Beheer B.V.,
2. de besloten vennootschap met
beperkte aansprakelijkheid
ALC Onroerend Goed B.V.,
beide gevestigd te IJsselmuiden,
e i s e r e s s e n,
hierna: BeGe, respectievelijk ALC,
procureur: mr. J.P.H. Jacobs,
advocaat: mr. H.P. van der Veen te Zwolle
- t e g e n -
1. de naamloze vennootschap
Goudse Schadeverzekeringen N.V.,
voorheen Tiel Utrecht Schadeverzekering N.V.,
gevestigd te Gouda,
procureur: voorheen mr. J. Ozinga, thans mr. J.J.W. Remme,
advocaat: mr. P.C.M. de Graaf te Amsterdam,
hierna: De Goudse,
2. de besloten vennootschap met
beperkte aansprakelijkheid
Hercules Assurantiën Nederland B.V.,
gevestigd te Hoogeveen,
procureur: mr. voorheen mr. M. Nuyten, thans mr. B.F. Keulen,
advocaat; mr. W.J. Hengeveld te Amsterdam,
hierna: Hercules,
g e d a a g d e n.
1.
Het verloop van de procedure
Het verloop van de procedure blijkt uit de volgende processtukken:
- dagvaarding van 11 juli 2002, betekend aan gedaagde sub 2 met producties;
- dagvaarding van 15 juli 2002, betekend aan gedaagde sub 1 met producties;
- conclusie van antwoord van Goudse met producties;
- conclusie van antwoord van Hercules met producties;
- conclusie van repliek tevens wijziging van eis met producties;
- conclusie van dupliek van Goudse;
- conclusie van dupliek van Hercules met producties
- pleitnota van mr. Van der Veen voornoemd, advocaat van BeGe en ALC, met producties;
- pleitnota van mr. De Graaf voornoemd, advocaat van Goudse;
- pleitnota van mr. K. Baetsen, advocaat van Hercules, kantoorgenote en vervangster van mr. Hengeveld voornoemd.
Partijen hebben vervolgens vonnis gevraagd.
Waar in de stukken gesproken wordt over Tiel Utrecht verzekeringen N.V. zal de rechtbank deze in dit vonnis aanduiden als De Goudse, nu De Goudse in de rechten en verplichtingen van Tiel Utrecht Verzekeringen N.V. is getreden.
2.
De feiten
2.1.
Tussen BeGe en ALC enerzijds en De Goudse anderzijds is met ingang van 13 april 2001 een gewijzigde bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering tot stand gekomen, die voortbouwde op een reeds sinds 13 april 1973 bestaande overeenkomst. Een van de wijzigingen in de polis was dat (ook) ALC als verzekerde is toegetreden.
Bij de totstandkoming van deze gewijzigde overeenkomst heeft Hercules, een door BeGe en ALC ingeschakelde zelfstandige assurantietussenpersoon, in opdracht van BeGe en ALC bemiddeld.
Voor zover in deze procedure van belang luiden de polisvoorwaarden bij deze overeenkomst als volgt:
"(...)
Artikel 1. Begrippen
1.6.2. Schade aan zaken
Beschadiging, vernietiging en verdwijning, maar ook verontreiniging of vuil worden, van zaken van anderen dan verzekeringnemer, met inbegrip van de schade die daaruit voortvloeit.
(...)
1. 7. Milieuaantasting
Uitstoot, lozing, doorsijpelen, sluiting of ontsnapping van enige vloeibare, vaste of gasvormige stof, voorzover deze een prikkelende, verontreinigende of een besmetting dan wel bederf veroorzakende werking heeft in of op de bodem, de lucht, het oppervlaktewater, of enig(e) al dan niet ondergronds(e) water(gang).
1.8. Aanspraak
Vordering tot vergoeding van schade voortvloeiend uit een handelen of nalaten ingesteld tegen verzekerde(n).
(...)
Hoofdstuk 2
Omschrijving van de dekking
Artikel 2 Algemene omschrijving van de dekking
2.1. Verzekerd bedrag
De maatschappij vergoedt per aanspraak en per verzekeringsjaar voor alle verzekerden tezamen:
a. De schade,
b. De kosten van verweer en rechtsbijstand overeenkomstig artikel 2.1.1.
(...)
2.1.1. Kosten van verweer
De maatschappij vergoedt (...) ingeval van een gedekte schade:
- de kosten van verweer, mits dat met instemming van de maatschappij wordt gevoerd, ook in een eventuele procedure die een benadeelde tegen een verzekerde aanhangig heeft gemaakt;
(...)
Hoofdstuk 4
Betaling en terugbetaling van premie
Artikel 7. Betaling
Verzekeringnemer dient de premie, kosten en assurantiebelasting vooruit te betalen binnen 30 dagen nadat zij verschuldigd worden.
Bij niet-betaling is het volgende van toepassing.
De verzekering is niet van kracht voor aanspraken of omstandigheden die voortvloeien uit het handelen of nalaten dat plaatsvindt:
- nadat premie vervaldag indien de hierboven vermelde termijn van dertig dagen is verstreken zonder dat de premie, kosten en assurantiebelasting zijn betaald;
(...)
Nadere ingebrekestelling door de maatschappij is daarbij niet nodig. (..) de verzekering wordt weer van kracht voor aanspraken of omstandigheden die voortvloeien uit een handelen of nalaten dat plaatsvindt na de dag waarop de premie, kosten en assurantiebelasting door de maatschappij zijn ontvangen.
(...)
Rubriek A
Bijzondere polisvoorwaarden algemene aansprakelijkheid
Artikel 16. Omschrijving van de dekking
De verzekering dekt binnen deze rubriek met inachtneming van de algemene voor polisvoorwaarden de aansprakelijkheid van de verzekerden voor de schade van derden (...)
artikel 17. Aanvullende uitsluitingen
Op deze rubriek zijn de volgende uitsluitingen van toepassing.
(...)
21.2 Milieuaantasting
Niet gedekt is de aansprakelijkheid voor schade in verband met een milieuaantasting.
(...)
Rubriek D
Bijzondere polisvoorwaarden milieuaansprakelijkheid
Artikel 22. Omschrijving van de dekking
De verzekering dekt binnen deze rubriek met inachtneming van de algemene polisvoorwaarden de aansprakelijkheid van verzekerden voor schade van derden in verband met de plotselinge onzekere milieuaantasting die niet het rechtstreekse gevolg is van een langzaam (in) werkend proces, (...)
Artikel 23. Aanvullende uitsluitingen
Op deze rubriek zijn de volgende uitsluitingen van toepassing.
(...)
23.3 Aantasting van bodem en (oppervlakte) water
Niet gedekt is de aansprakelijkheid voor schade in verband met een aantasting van de bodem, het oppervlaktewater of enig(e) al dan niet ondergronds(e) water (gang).
(...)".
2.2.
Bij brief van 9 maart 2001 heeft De Goudse aan Wezenberg (lees: BeGe) een premienota voor de reeds lopende bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering gezonden ten bedrage van ƒ 17.698,04. Deze nota is aan De Goudse medio mei 2001 betaald.
2.3.
Bij brief van 1 mei 2001 heeft De Goudse aan BeGe, verzonden aan het adres van Hercules, een aanvullende premienota gezonden, dit in verband met de wijzigingen van de polis, ten bedrage van ƒ 3.734,17. Aan deze brief was een acceptgiro gehecht, waarop onder meer stond vermeld dat betaling diende te geschieden ten name van en op rekening van De Goudse.
2.4.
Bij brief van 18 mei 2001 heeft Hercules een door haar zelf opgestelde op haar naam gestelde premienota aan BeGe gezonden ten bedrage van het in punt 2.3 genoemde bedrag. Aan deze premienota was een acceptgiro gehecht, waarop onder meer stond vermeld dat betaling diende te geschieden ten name van en op rekening van Hercules.
2.5.
Bij brief van 16 mei 2001 heeft De Goudse aan BeGe, verzonden aan het adres van Hercules, een betalingsherinnering gezonden, waarin onder meer is vermeld:
"(…)
Wij delen u mee dat de achterstand in de premiebetaling gevolgen heeft voor uw polis. Wij wijzen u op de polisbepaling die aangeeft dat bij niet-tijdige betaling van de premie de dekking vervalt. De dekking begint pas weer op de dag volgende op die, waarop het verschuldigde door de maatschappij is ontvangen.
(…)".
2.6.
BeGe heeft het bedrag van ƒ 3.734,17 op 15 juni 2001 aan Hercules betaald.
2.7.
Bij brief van 13 juli 2001 heeft De Goudse aan BeGe, verzonden aan het adres van Hercules, opnieuw een betalingsherinnering gezonden, waarin onder meer is vermeld:
"(…)
Tweemaal hebben wij u verzocht de premie en kosten (…) ten bedrage van f 3.734,17 aan ons te voldoen.
Het verschuldigde bedrag is nog niet door ons ontvangen (…).
Nogmaals willen wij u wijzen op de polisbepaling inzake niet-tijdige betaling.
Overeenkomstig het bepaalde in de polis is de dekking inmiddels vervallen. Uw verplichting om de premie te betalen blijft echter bestaan.
De dekking begint weer op de dag volgende op die, waarop het verschuldigde door de maatschappij is ontvangen.
(…)".
2.8.
Hercules heeft meergenoemd bedrag op 2 augustus 2001 per telefonische overboeking aan De Goudse betaald.
2.9.
Op 1 augustus 2001 heeft in een bedrijfspand van ALC in IJsselmuiden brand gewoed. Als gevolg daarvan zijn asbestcementdeeltjes, afkomstig van de dakbedekking van dat pand, vrijgekomen en vervolgens neergedaald op gebouwen en op de bodem in de omgeving van het bedrijfspand.
2.10.
De gemeente heeft deels zelf en deels door bestuursdwang uit te oefenen op ter plaatse gevestigde bedrijven de asbestcementdeeltjes verwijderd dan wel doen verwijderen van de daken en de bodem.
2.11.
De gemeente, het Waterschap en diverse particulieren en bedrijven (hierna gezamenlijk: de gemeente en omwonenden) hebben BeGe en/of ALC aansprakelijk gesteld voor de met de in 2.10 vermelde activiteiten gemoeide kosten.
BeGe of ALC hebben geen aansprakelijkheid erkend. In een tegen hen aangespannen procedure tot betaling van schadevergoeding is nog geen uitspraak gedaan.
2.12.
De Goudse heeft naar aanleiding van de in punt 2.11 bedoelde aansprakelijkheidsstellingen geweigerd enige schadeuitkering te doen.
3.
De vordering en het verweer
3.1.
BeGe en ALC vorderen - kort gezegd - na wijziging van eis, waartegen door De Goudse noch Hercules op de door de wet voorgeschreven wijze bezwaar is gemaakt, zodat de rechtbank recht zal doen op de gewijzigde eis, dat de rechtbank bij uitvoerbaar bij voorraad verklaard vonnis:
primair
a. voor recht zal verklaren dat De Goudse gehouden is om onder de polis tot het polismaximum aan ALC te vergoeden alle terechte aanspraken van derden die verband houden met de brand van 1 augustus 2001, waaronder aanspraken van derden die samenhangen met het verwijderen van asresten, althans een door de rechtbank vast te stellen formulering;
b. De Goudse te veroordelen om aan ALC te betalen de kosten die zij heeft moeten maken om de al dan niet terechte aanspraken van derden af te weren, op de maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente;
subsidiair:
c. voor recht te verklaren dat Hercules gehouden is om onder de polis tot het polismaximum aan ALC te vergoeden alle terechte aanspraken van derden die verband houden met de brand van 1 augustus 2001, waaronder aanspraken van derden die samenhangen met het verwijderen van asresten, althans een door de rechtbank vast te stellen formulering;
d. Hercules te veroordelen om aan ALC te betalen de kosten die zij heeft moeten maken om de al dan niet terechte aanspraken van derden af te weren, op de maken bij staat en te vermeerderen met de wettelijke rente;
primair en subsidiair:
met veroordeling van De Goudse en Hercules in de kosten van de procedure.
3.2.
Hetgeen BeGe en ALC aan hun vorderingen ten grondslag hebben gelegd en de door De Goudse onderscheidenlijk Hercules daartegen gevoerde verweren zullen voor zoveel nodig hierna aan de orde komen.
4.
De beoordeling
De vorderingen tegen De Goudse
4.1.
BeGe en ALC leggen aan hun primaire vorderingen ten grondslag dat De Goudse door te weigeren dekking te verlenen voor de als gevolg van de brand geleden schade van de gemeente en de omwonenden, handelt in strijd met de polisvoorwaarden en dus jegens hen wanprestatie pleegt. BeGe en ALC hebben immers de premie, kosten en assurantiebelasting (hierna: premie) tijdig betaald aan Hercules, welke betaling is aan te merken als een betaling aan De Goudse, nu De Goudse de premienota aan Hercules heeft gezonden, op grond waarvan BeGe en ALC er op mochten vertrouwen dat Hercules door De Goudse was gemachtigd die premie namens De Goudse te ontvangen.
4.2.
De Goudse heeft als meest verstrekkende verweer aangevoerd dat de gevolgen van de brand, los van de vraag of die gevolgen al dan niet onder de dekking van de verzekering zouden vallen, niet gedekt zijn, omdat ten gevolge van de te late betaling van de premie de dekking door haar op goede gronden en in overeenstemming met de polisvoorwaarden ten tijde van de brand op 1 augustus 2001 was geschorst dan wel vervallen. Dat BeGe die betaling wel tijdig aan Hercules had gedaan doet daaraan niet af, omdat in de polisvoorwaarden nadrukkelijk is bedongen dat betalingen door de maatschappij zelf ontvangen moeten zijn, terwijl De Goudse nimmer de schijn heeft gewekt dat Hercules door haar gemachtigd zou zijn de premie namens haar te incasseren. De premienota stond ook op naam van BeGe, terwijl op de daaraan gehechte acceptgiro de naam en het bankrekeningnummer van De Goudse stond vermeld. De Goudse voert ook aan dat het niet aan haar kan worden tegengeworpen dat Hercules aan BeGe een door haarzelf opgestelde premienota en acceptgiro heeft toegezonden, waarop stond vermeld dat de betaling aan Hercules diende te geschieden. De Goudse betwist voorts dat Hercules de premie tijdig heeft doorbetaald en stelt dat het feit dat Hercules de premie niet tijdig aan haar heeft doorbetaald voor rekening en risico van BeGe en ALC komt.
4.3.
Het verweer van De Goudse slaagt. De Goudse heeft op geen enkele wijze aan Hercules, BeGe of ALC, te kennen gegeven dat Hercules de premie voor haar mocht incasseren. Een dergelijke machtiging kan ook niet worden afgeleid uit het feit dat de premienota en de betalingsherinneringen naar het adres van Hercules waren gezonden, nu zij ten name van BeGe waren gesteld. Bovendien staat vast dat Hercules in opdracht van BeGe en ALC met De Goudse heeft onderhandeld over het sluiten van de onderhavige bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering, uit welke omstandigheid het gebruik van het adres van Hercules als postadres kan worden verklaard.
Het kan De Goudse voorts niet worden tegengeworpen dat Hercules een nieuwe premienota op haar eigen naam heeft gesteld en als betalingsadres haar eigen banknummer heeft opgegeven. Het beroep van BeGe en ALC op art. 6:34 BW faalt derhalve op de grond dat niet De Goudse maar Hercules de schijn heeft gewekt De Goudse rechtgeldig te vertegenwoordigen.
4.4.
Het feit dat Hercules eind juli 2001 telefonisch aan De Goudse zou hebben medegedeeld dat de premie was ontvangen en zou worden doorbetaald kan - zo dit bewezen zou worden - niet tot de conclusie leiden dat Hercules tijdig heeft doorbetaald.
Een dergelijke telefonische mededeling kan op zichzelf niet als betaling worden aangemerkt, zeker niet nu Hercules wist dat De Goudse zich erop beriep dat de dekking was vervallen en dat deze weer zou aanvangen op de dag volgende op die waarop de premie door de Goudse zou zijn ontvangen.
De gevolgen van deze te late betaling moeten in de relatie tussen De Goudse enerzijds en BeGe en ALC anderzijds voor rekening van BeGe en ALC komen, nu vaststaat dat Hercules een zelfstandige assurantietussenpersoon is en dat zij is ingeschakeld door de verzekerden BeGe en ALC.
4.5.
De rechtbank voegt hier nog aan toe dat de toepassing van de beschermende bepalingen bij niet tijdige betaling van de premie, zoals die zijn neergelegd in het wetsvoorstel 2001, houdende een regeling van het nieuwe verzekeringsrecht, die te zijner tijd in Boek 7 BW zal worden opgenomen, niet aan de orde kan zijn. Niet alleen zien deze bepalingen op de bescherming van consumenten en niet van beroepsmatig verzekerden, zoals BeGe en ALC, doch ook is er geen grond om deze nog in het stadium van een voorstel verkerende bepalingen bij wege van anticipatie toe te passen.
Daarbij komt nog dat De Goudse aan BeGe door middel van aan het adres van Hercules gezonden brieven meermalen en in duidelijke bewoordingen heeft gewezen op het gevolg van niet tijdig betalen van de premie, zodat niet gezegd kan worden dat De Goudse niet aan een plicht tot waarschuwen heeft voldaan.
4.6.
Het voorgaande leidt tot het oordeel dat de vorderingen van BeGe en ALC jegens De Goudse moeten worden afgewezen, met veroordeling van BeGe en ALC in de kosten van de procedure voor zover deze tegen De Goudse is gericht.
Hetgeen door partijen overigens is aangevoerd behoeft derhalve geen nadere bespreking.
De vorderingen tegen Hercules
4.7.
Hercules heeft als meest verstrekkend verweer aangevoerd dat BeGe en ALC niet ontvankelijk zijn in hun vorderingen, omdat zij geen belang hebben bij de ingestelde vorderingen. Een belang kan volgens Hercules niet gelegen zijn in het feit dat BeGe
en ALC aansprakelijk zijn gesteld door derden vanwege door de brand geleden schade en zelfs niet in het feit dat uit dien hoofde een vordering tot schadevergoeding jegens hen is ingesteld, omdat deze vordering niet voor toewijzing in aanmerking komt.
4.8.
Hetgeen Hercules heeft aangevoerd kan niet tot het oordeel leiden dat BeGe en ALC niet ontvankelijk zijn. BeGe en ALC vorderen immers een verklaring voor recht, zodat hun belang reeds gegeven is indien de mogelijkheid aanwezig is dat zij schade zullen lijden. Aan dit vereiste is voldaan doordat zij tot vergoeding van de schade zijn aangesproken. Nu zij de gevorderde verklaring voor recht, zoals hiervoor in 3.1 onder c weergegeven hebben beperkt tot "terechte" aanspraken (waarmee kennelijk is bedoeld dat tegen hen een voor executie vatbare titel zal zijn afgegeven) kan ook het feit dat de vraag of zij aansprakelijk zijn in een procedure tussen andere partijen aan een andere rechter is voorgelegd aan de beoordeling van de onderhavige vordering op geen enkele wijze in de weg staan. Overigens bindt de uitspraak in die procedure ook slechts degenen die partij in die procedure zijn.
Tenslotte is het belang van BeGe en ALC bij een uitspraak in de onderhavige procedure mede gelegen in een uitspraak omtrent de kosten gemaakt in verband met de afwering van de claims van derden.
4.9.
BeGe en ALC leggen aan hun subsidiaire vordering ten grondslag dat Hercules toerekenbaar jegens hen tekort is geschoten in de nakoming van de verplichtingen die zij jegens hen had.
De vraag of deze stelling als juist moet worden aanvaard moet worden beoordeeld aan de hand van het antwoord op de vraag wat in de gegeven omstandigheden van een redelijk bekwaam en redelijk handelende assurantietussenpersoon mag worden verwacht.
4.10.
De rechtbank oordeelt dat Hercules heeft gehandeld in strijd met dit criterium. Immers, Hercules heeft niet alleen uit eigen beweging de premienota op haar naam en aan haar betaalbaar gesteld, waardoor tijdverlies is opgetreden, en de sommatiebrieven van De Goudse, waarin gewaarschuwd werd voor de gevolgen van niet tijdige betaling, niet direct aan BeGe doorgezonden, maar zij heeft het door BeGe en ALC op of vlak na 15 juni 2001 betaalde voor De Goudse bestemde bedrag van ƒ 3.734,17 niet terstond aan De Goudse doorbetaald, maar eerst op 2 augustus 2001, terwijl zij wist dat De Goudse zich op het standpunt stelde dat er geen dekking meer was en dat deze pas weer zou aanvangen de dag na ontvangst van de premiebetaling. Mitsdien moet geoordeeld worden dat - nu De Goudse zich terecht op de schorsing van de dekking heeft beroepen - de dekking van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering door toedoen van Hercules na 15 juni 2001 geschorst is gebleven, terwijl die schorsing wel tijdig opgeheven had kunnen worden. Hercules is derhalve in de nakoming van de op haar rustende verbintenis jegens BeGe en/of ALC toerekenbaar tekortgeschoten.
Het verweer van Hercules dat zij wel tijdig voor doorbetaling heeft zorggedragen door op 31 juli 2001 telefonisch aan een medewerker van De Goudse te melden dat de premiebetaling van BeGe door haar was ontvangen en aan De Goudse zou worden overgemaakt faalt, zoals hiervoor onder 4.4. is overwogen.
4.11.
Een en ander leidt tot de conclusie dat Hercules aansprakelijk is voor de door BeGe en ALC geleden schade doordat De Goudse ten gevolge van de te late premiebetaling geen uitkering op grond van de bedrijfsaansprakelijkheidverzekering zal doen.
4.12.
Uit hetgeen hiervoor onder 4.8 is overwogen met betrekking tot de in 3.1 onder c weergegeven vordering volgt dat in het kader van deze procedure niet onderzocht moet worden of BeGe en ALC aansprakelijk zijn voor de door de brand aan de gemeente en omwonenden berokkende schade.
Wel moet de vraag worden beantwoord of de onderhavige schade onder de dekking van de bedrijfsaansprakelijkheidsverzekering zou zijn gevallen.
4.13.
Uit hetgeen BeGe en ALC hebben gesteld moet worden opgemaakt dat de schade die zij op het oog hebben, bestaat uit de schoonmaakkosten die de gemeente en omwonenden hebben gemaakt om de met asbestcementdeeltjes vervuilde asresten afkomstig van het bedrijfsgebouw van ALC te verwijderen. Vaststaat dat die as- en asbestresten op de (aan andere bedrijven toebehorende) grond rondom het bedrijfsgebouw van ALC terecht zijn gekomen en op de daken van gebouwen van de gemeente en/of de omwonenden. De as- en asbestresten zijn niet vermengd geraakt met de grond, zodat men zich bij het schoonmaken heeft kunnen beperken tot het "stofzuigen" van de bodem en de daken om die asresten te verwijderen. Meer kostbare schoonmaakmethoden, zoals afgraven van de grond, waren niet nodig.
4.14.
Hercules heeft zich erop beroepen dat er geen dekking zou hebben bestaan omdat de opruimingskosten niet onder het in artikel 1.6.2 omschreven begrip "schade aan zaken" zouden vallen. Zij stelt dat het bij zaaksbeschadiging, waar dit artikel van de polis op ziet moet gaan om een aantasting van de stoffelijke samenstelling van het object of om aantasting van de substantie van de zaak. Ook bij vervuiling zal er volgens Hercules sprake moeten zijn van aantasting van de stoffelijke gaafheid van de zaak, doordat er iets aan de zaak hecht of kleeft. Nu de asdeeltjes door middel van "stofzuigen" zijn verwijderd is dit niet het geval geweest.
BeGe en ALC hebben dit standpunt van Hercules bestreden.
4.15.
Het standpunt van Hercules kan niet als juist worden aanvaard.
In artikel 1.6.2. van de polis, dat - zo blijkt uit het opschrift - een omschrijving van de dekking van "schade aan zaken" geeft, wordt naast de "beschadiging van zaken" als zelfstandig begrip ook vermeld de "verontreiniging of het vuil worden" van zaken.
Hieruit moet worden afgeleid dat de "verontreiniging of het vuil worden" niet valt onder zaaksbeschadiging. Met andere woorden: in de onderhavige polis is de dekking dus niet uitdrukkelijk beperkt tot schade voortvloeiend uit zaaksbeschadiging. Onder die omstandigheden kan niet de eis worden gesteld dat er sprake moet zijn van aantasting van de stoffelijke samenstelling of substantie de van de zaak.
Mitsdien kan het verweer van Hercules niet slagen.
4.16.
Hercules heeft zich er voorts op beroepen dat er geen dekking is omdat de schade valt onder milieuschade in verband met aantasting van de bodem en dat dekking daarvan is uitgesloten.
BeGe en ALC hebben ook dit bestreden.
4.17.
In artikel 21.2 van de polis is bepaald dat niet gedekt is aansprakelijkheid voor schade in verband met een milieuaantasting, die in artikel 1.7 wordt omschreven.
Hoewel het neerdwarrelen van de as(best)deeltjes wel onder die omschrijving valt in die zin dat er sprake is van loslating van een vaste stof, is het de vraag of voldaan is aan het vereiste dat die neergedaalde as(best)deeltjes een verontreinigende werking op de bodem hebben, nu zij door "stofzuigen" verwijderd konden worden.
Maar zelfs als dit zou worden aangenomen, zodat er wel van milieuaantasting in de zin van de polis sprake is, waarvoor - omdat het een plotselinge onzekere milieuaantasting betreft - op grond van het bepaalde in artikel 22 in beginsel wel dekking wordt verleend, kan niet gezegd worden dat deze milieuaantasting valt onder de uitsluiting van artikel 23.3, dat bepaalt dat niet gedekt is de aansprakelijkheid voor schade in verband met aantasting van de bodem.
Er is immers - gezien de betrekkelijk eenvoudige wijze van verwijdering - geen sprake van aantasting van de bodem.
Ook dit verweer van Hercules faalt dus.
4.18 Tenslotte heeft Hercules nog aangevoerd dat BeGe en ALC (wellicht) tegen de onderhavige schade verzekerd zijn op grond van een Milieuschadeverzekering en een verzekering tegen brandschade. Hercules heeft echter verder niet gesteld dat zulks ertoe zou leiden dat De Goudse niet verplicht zou zijn de onderhavige schade te vergoeden.
Mitsdien zal aan dit onderdeel van het verweer van Hercules worden voorbijgegaan.
4.19 Het vorenstaande voert tot de conclusie dat de hiervoor in 3.1 onder c vermelde vordering zal worden toegewezen.
Nu op grond van het bepaalde in artikel 2.1.1 van de polis in geval van gedekte schade ook de kosten van verweer onder de verzekering vallen, zal ook de in 3.1 onder d vermelde vordering worden toegewezen.
Hercules zal in de kosten van de procedure voor zover door BeGe en ALC jegens haar gemaakt worden veroordeeld.
5.
De beslissing
De rechtbank:
In het geding tussen BeGe en ALC enerzijds en De Goudse anderzijds:
5.1.
Wijst de vorderingen tegen De Goudse af;
5.2.
Veroordeelt BeGe en ALC in de proceskosten aan de zijde van De Goudse gevallen, tot op deze uitspraak begroot op € 1.560,- aan salaris en op € 193,-- aan verschotten. Verklaart deze veroordeling uitvoerbaar bij voorraad.
In het geding tussen BeGe en ALC enerzijds en Hercules anderzijds:
5.3.
Verklaart voor recht dat Hercules gehouden is om tot het in de ten name van BeGe Beheer BV gestelde polis met nummer 08505224 genoemde polismaximum aan ALC te vergoeden alle aanspraken van derden, waarvoor dezen een voor executie vatbare titel jegens ALC hebben verkregen, die verband houden met de brand die op 1 augustus 2001 in de veiling heeft gewoed, waaronder aanspraken van derden die samenhangen met het verwijderen van asresten (of deze asrechten nu asbesthoudend waren of niet);
5.4
Veroordeelt Hercules om aan ALC te betalen de kosten die zij heeft gemaakt om de al dan niet terechte aanspraken van deze derden af te weren, nader op te maken bij staat, waarbij onder deze kosten begrepen dienen te zijn de wettelijke rente vanaf de datum waarop de kosten zijn betaald tot aan de datum waarop hercules deze kosten aan ALC betaalt;
5.5
Veroordeelt Hercules in de proceskosten aan de zijde van BeGE en ALC gevallen voor zover jegens haar gemaakt, tot op heden begroot op € 780,- voor salaris van de procureur en € 161,68 voor verschotten;
5.6
Verklaart het vonnis onder 5.3 en 5.5 uitvoerbaar bij voorraad;
5.7
Wijst af het meer of anders gevorderde.
Dit vonnis is gewezen door mr. G.A.M.E van der Burg-van Geest en is in het openbaar uitgesproken op woensdag 28 januari 2004.
w.g. griffier w.g. rechter