ECLI:NL:RBUTR:2003:AL1834

Rechtbank Utrecht

Datum uitspraak
24 september 2003
Publicatiedatum
4 april 2013
Zaaknummer
16/210360-02
Instantie
Rechtbank Utrecht
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Vrijspraak in strafzaak betreffende levertraancapsules en de uitleg van de Wet BUDEP

In deze strafzaak, behandeld door de Rechtbank Utrecht op 24 september 2003, stond de uitleg van het woord 'blijkt' in artikel 1 lid 1 onder b van de Wet BUDEP centraal. De verdachte was aangeklaagd voor het in de handel brengen van levertraancapsules, waarvan op het etiket een afbeelding van een walvis stond afgebeeld. De rechtbank moest beoordelen of deze capsules als 'product van een beschermde diersoort' konden worden aangemerkt, zoals gedefinieerd in de wet. De raadsman van de verdachte betoogde dat de afbeelding van de walvis op de verpakking niet voldoende was om te concluderen dat het product afkomstig was van een bedreigde diersoort, vooral omdat de ingrediënten duidelijk waren vermeld en levertraan in de volksmond niet gelijkstaat aan walvisolie.

De rechtbank overwoog dat onder bepaalde omstandigheden een aanduiding op de verpakking, zoals een afbeelding, kan leiden tot de conclusie dat het product onder de wet valt, zelfs als de aanwezigheid van delen van de bedreigde diersoort niet kan worden aangetoond. In dit geval concludeerde de rechtbank dat de afbeelding op het etiket, in combinatie met de duidelijk vermelde ingrediënten, niet voldoende bewijs bood dat de capsules vervaardigd waren uit walvisachtigen. Daarom werd de verdachte vrijgesproken van de tenlastelegging.

De rechtbank oordeelde dat de potjes levertraancapsules met het betreffende etiket niet konden worden gekwalificeerd als 'een product van een beschermde diersoort' volgens de Wet BUDEP. Dit vonnis werd uitgesproken door de meervoudige economische kamer voor strafzaken van de Rechtbank Utrecht, waarbij de inhoud van de dagvaarding als bijlage was gevoegd en als zodanig werd erkend.

Uitspraak

RECHTBANK TE UTRECHT
Parketnummer: 16/210360-02
Datum uitspraak: 24 september 2003
Tegenspraak
Raadsman: mr. A.M.F. van Veghel
G/T: Nee
V O N N I S
van de rechtbank te Utrecht, meervoudige economische kamer voor strafzaken, in de zaak tegen:
Verdachte
Dit vonnis is gewezen naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting van 10 september 2003.
De tenlastelegging
Aan de verdachte is ten laste gelegd wat in de dagvaarding is omschreven. Van de dagvaarding is een kopie als bijlage I aan dit vonnis gehecht. De inhoud van deze bijlage geldt als hier ingevoegd.
Vrijspraak
Het komt in deze strafzaak aan op de uitleg van het woord "blijkt" in artikel 1 lid 1 onder b van de Wet BUDEP, waar gedefinieerd wordt wat onder de producten van bedreigde diersoorten wordt verstaan. Volgens de wettekst zijn dat onder meer alle goederen waarvan uit een (...) etiket of enige andere omstandigheid blijkt (cursivering rb) dat zij afkomstig zijn van of geheel of gedeeltelijk vervaardigd zijn uit beschermde dieren of delen daarvan.
In de onderhavige zaak gaat het om potjes (inhoudende capsules) met daarop het woord 'levertraan' en daarboven een afbeelding van een walvis. Als ingrediënten staan op het etiket genoemd: levertraan, stabilisator (gelatine, glycerine), vitaminen, water. De inhoud van de capsules is onderzocht in het Douane Laboratorium te Amsterdam en daarbij is het volgende bevonden:
"Uit vetzuur-analyse is gebleken dat het monster bestaat uit een mengsel van visolie (mogelijk codliveroil) met plantaardige olie. Dit is bevestigd met een sterol-analyse, waarin o.a. karakteristieke plant-sterolen werden aangetroffen. Er zijn geen aanwijzingen dat het monster olie bevat van potvis-achtigen. Baleinwalvisolie is in dit monster niet aantoonbaar aanwezig. Aanwezigheid van deze olie (in relatief kleine hoeveelheid) in het mengsel valt echter niet geheel uit te sluiten."
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat nu de aanwezigheid van baleinwalvisolie niet kan worden uitgesloten en een walvis is afgebeeld op het etiket, is voldaan aan het criterium dat artikel 1, lid 1 onder b van de wet BUDEP stelt, zodat de verdachte een strafbaar feit heeft gepleegd.
De raadsman bepleit de bepaling restrictief uit te leggen. Uit de enkele afbeelding van een walvis op de verpakking kan zijns inziens niet 'blijken' dat het gaat om een product van de bedreigde diersoort, in casu de walvis. Hij heeft daarbij benadrukt dat de ingrediënten van de capsules duidelijk zijn vermeld en dat levertraan ook in het dagelijks taalgebruik (onder verwijzing naar Van Dale woordenboek van de Nederlandse taal) niet staat voor walvisolie.
De rechtbank overweegt dat onder omstandigheden een aanduiding - eventueel in de vorm van een afbeelding - op de verpakking van een product ertoe kan leiden dat sprake is van een product in de zin van bovengenoemd artikel, ook indien de aanwezigheid van delen van de bedreigde diersoort in het product niet kan worden aangetoond maar evenmin kan worden uitgesloten.
In het onderhavige geval is kennelijk bij de vormgeving van het etiket aansluiting gezocht bij de associatie die onder consumenten bestaat tussen levertraan en walvis(olie). De afbeelding op het etiket is echter naar het oordeel van de rechtbank, in samenhang bezien met de op het etiket eveneens duidelijk opgegeven ingrediënten, niet van dien aard dat daarmee is gebleken dat de capsules (mede) vervaardigd zijn uit tot de walvisachtigen behorende dieren.
De potjes levertraancapsules met bedoeld etiket leveren aldus niet op "een product van een beschermde diersoort" zoals bedoeld in artikel 1 lid 1 onder b van de Wet BUDEP.
DE BESLISSING
De rechtbank beslist als volgt:
Verklaart niet bewezen dat de verdachte het ten laste gelegde feit heeft begaan en spreekt haar daarvan vrij.
Dit vonnis is gewezen door
mrs M.J. Veldhuijzen, voorzitter,
P. Krepel en P. Dondorp, rechters,
bijgestaan door mr. J. Benard, griffier en uitgesproken op de openbare terechtzitting van deze rechtbank van 24 september 2003.